[Recensie] Een boek over moslimfeministen van Ghalija Djelloul

Moslimfeministen in België: wie zijn ze, vanwaar komen ze en wat doen ze? Een boekbespreking van ‘Parcours de féministes musulmanes belges: De l’engagement dans l’islam aux droits des femmes’.
[Recensie] Een boek over moslimfeministen van Ghalija D

Ghalija Djelloul merkt een tegenstelling op tussen de fundamenten van het moslimfeminisme en het gebruikte discours van de vrouwen.

 

Moslimfeministen in België: wie zijn ze, vanwaar komen ze en wat doen ze? Een boekbespreking van ‘Parcours de féministes musulmanes belges: De l’engagement dans l’islam aux droits des femmes’.

Djelloul, G. (2013). Parcours de féministes musulmanes belges: De l’engagement dans l’islam aux droits des femmes. Editions L’Harmattan.

Feministische vrouwen met een sluier op, we kennen ze in Vlaanderen van BOEH! (Baas Over Eigen Hoofd), maar de beeldvorming neigt vaak naar het stereotype. Onterecht, zo blijkt uit het boek ‘parcours de féministes musulmanes belges’ van Ghaliya Djelloul. Ghaliya is van afkomst Algerijnse en werkt als onderzoekster aan de UCL. Dit relatief dunne boekje (130 p.), of eerder onderzoeksverslag, beschrijft de resultaten van een kwalitatieve studie naar de levensloop van feministische moslimvrouwen in Franstalig België.

Na een korte inleiding over het doel van de studie geeft de auteur een beschrijving van de verschillende geïnterviewde vrouwen (8 in totaal, waarvan één bekeerlinge). Aangezien de verhalen eerst zonder veel analyse worden gebracht, krijgt de lezer veel ruimte om zelf vragen en hypothesen te ontwikkelen zoals: ‘doen deze vrouwen het vooral voor de vrouwenrechten, of toch vooral voor de islam?’. Pas in het laatste hoofdstuk analyseert de auteur zelf de levensverhalen en legt ze enkele interessante paradoxen en spanningen bloot.

Zo merkt ze een tegenstelling op tussen de fundamenten van het moslimfeminisme en het gebruikte discours van de vrouwen.

Enerzijds zien we dat alle vrouwen zich actief inzetten voor de verdediging van de islam en zich expliciet afzetten tegen de ‘westerse emancipatiemodellen’. Allen hebben ze dan ook negatieve of gemengde ervaringen met westerse vrouwenorganisaties die hen zeer bemoederend benaderen.

Anderzijds merkt de auteur wel op dat het activisme van de vrouwen in belangrijke mate te danken is aan hun schoolervaringen en het belang dat daar gehecht wordt aan het gelijkheidsprincipe tussen man en vrouw. Het discours rond het gelijkheidsprincipe wordt echter als 'te westers' ervaren in de moslimgemeenschap waardoor de vrouwen teruggrijpen naar islam-gerelateerde argumentaties om hun rechten af te dwingen.

Sommigen doen dit door te stellen dat de gelijkheid tussen man en vrouw één van de basiswaarden is van de islam.

Anderen stellen dat volgens de islam man en vrouw fundamenteel anders zijn, met andere taken, rechten en plichten; en proberen in die context de positie van de vrouw te optimaliseren.

Allen refereren naar de fundamenten van de islam en dan vooral het leven van (de vrouwen van) de profeet Mohammed. Autonomie op financieel vlak wordt afgedwongen door te verwijzen naar Khadija (zijn eerste vrouw), voor de intellectuele autonomie kijken ze naar Aicha (zijn jongste vrouw) en voor de politieke autonomie kijkt men naar Fatima en Fatima-Zohra (dochter en kleindochter).

De auteur stelt het als volgt

‘ces femmes sont profondément nourries par le cadre normatif des droits de l’homme qui, pourtant, restent à leurs yeux trop imprégnés par un enjeu de domination culturelle (droits de l’homme occidentaux vs islam rétrograde) pour qu’elles ne puissent s’y référer. Elles vont donc, au contraire, procéder à une inversion du stigmate et à un discours du type islam is beautiful”(p 99).

Deze spanning uit zich ook in de selectieve referenties naar de islam. Als het bijvoorbeeld op het erfenisrecht aankomt, laten de moslimfeministen maar wat graag de richtlijnen van de koran achter zich en beroepen ze zich op het geldende Belgische recht.

Een ander belangrijk wederkerend thema is het dragen van de hoofddoek. Op één vrouw na dragen alle vrouwen een hoofddoek. Het dragen ervan was een duidelijk breukmoment in hun levensloop, vaak minder door de persoonlijke beslissing dan door de reacties van binnen en buiten de moslimgemeenschap.

Zo leren we van Leila dat het opzetten van de hoofddoek een impulsieve (en typische puberale?) beslissing was over klederdracht, ze had gewoon zin om dat textiel eens op te zetten. Door de positieve en negatieve reacties die ze daarop kreeg, kreeg het doekje echter een heel andere betekenis.

Naima, die haar hoofddoek pas later opzette (22 j.), merkte op dat haar contacten met mensen van buiten haar gemeenschap sterk verminderden in dezelfde periode en dat ze last kreeg van discriminatie, wat haar identiteit als ‘moslim militant’ versterkte.

Het meeste last kregen de vrouwen die zich expliciet inzetten voor een verdediging van de islam tegenover de buitenwereld. Hun strijd voor het recht op het dragen van een hoofddoek in bijvoorbeeld de ‘mainstream’ feministische beweging was bijna traumatiserend te noemen.

De vraag die elke lezer zicht uiteindelijk stelt is: zijn deze moslimfeministen in staat om de moslimgemeenschap in België fundamenteel te veranderen, kunnen ze de machocultuur en de heersende normen in vraag stellen?

De auteur van het boek geeft een genuanceerd antwoord. Zonder twijfel dragen ze positief bij door de vrouwen te organiseren, hun zichtbaarheid te vergroten en publiek het woord te nemen. Door het gebruik van islamreferenties dwingen ze gehoor af, maar die strategie heeft ook zijn grenzen.

Deze moslimfeministen brengen het gelijkheidsidee of gelijkwaardigheidsidee binnen in het religieuze kader, maar het religieuze kader definieert man en vrouw als fundamenteel verschillend met eigen rechten en plichten. Hun strategie draagt dus ongetwijfeld bij tot een betere positie van de vrouw in de moslimgemeenschappen in België, maar zal uiteindelijk op zijn eigen grenzen stoten.

Naast de hier besproken thema’s biedt het boek nog veel meer inzichten over de gebruikte argumentatie van de moslimfeministen, de rol van cultuur tegenover religie en het belang van de schoolervaringen in het parcours van de vrouwen.

Toch blijven heel wat vragen ook onbeantwoord en heeft de lezer soms het gevoel dat er meer in het onderzoek zat dan de analyses in de laatste hoofdstukken.

Waarom loopt de relatie met de ‘blanke vrouwenorganisaties’ spaak? Wat als deze vrouwen tegen de grenzen van hun discours aanlopen? Hoe zien deze verschillende moslimfeministen elkaar? Wat met de solidariteit en hoe worden hun acties en hun engagement ontvangen in de moslimgemeenschappen in België.

Het boek biedt dus veel stof tot nadenken en is een absolute aanrader voor iedereen die een genuanceerde visie wil ontwikkelen op de hedendaagse westerse islam en de plaats van de vrouw daarin.

 

>>> Stan De Spiegelaere is onderzoeker aan het HIVA (KU Leuven) en actief bij Poliargus

>>>> Onderzoekster Ghalija Djelloul geeft een 'after-work Lezing' op 20 november in Brussel, voor meer info, klik hier

>>>>> Het boek is verkrijgbaar via deze website