Asterix aan de Schelde, een reportage uit Borgerhout

Net als Rudi Rotthier in 2000, trok Thomas Blommaert een tijdlang Borgerhout in. Rotthier beschrijft in Hotel Fabiola het Borgerhout dat we kennen als de bakermat van het Vlaams Blok. Blommaert schetst de situatie waarbij politiek gezien de meerderheid in Antwerpen de minderheid is in Borgerhout, en omgekeerd. In gesprekken met allerlei gekende en minder gekende sleutelfiguren, gaat hij op zoek naar verklaringen voor de gedaanteverwisseling die de wijk onderging.

Thomas Blommaert rijgt op een vlotte manier een reeks anekdotes aan mekaar over “Borgerhout, de linkse enclave op de rechteroever waar de N-VA van Bart De Wever niet aan de macht is”. Net als Rudi Rotthier in 2000, trok Thomas Blommaert een tijdlang Borgerhout in. Rotthier beschrijft in Hotel Fabiola het Borgerhout dat we kennen als de bakermat van het Vlaams Blok. Blommaert schetst de situatie waarbij politiek gezien de meerderheid in Antwerpen de minderheid is in Borgerhout, en omgekeerd. In gesprekken met allerlei gekende en minder gekende sleutelfiguren, gaat hij op zoek naar verklaringen voor de gedaanteverwisseling die de wijk onderging. “En dan waait de gedachte binnen dat een nieuw voordorp over het oude is geschoven, deels met dezelfde statige herenhuizen en fabriekspanden, maar vooral met andere bewoners, andere kleuren en geuren, en een totaal andere sfeer.”

Blommaert merkt op dat eigenlijk niemand wist wat precies Borgerhout in de armen van roodgroenrood had geduwd. Een deel van de verklaring legt hij bij de fel veranderde bevolkingssamenstelling : “Een derde van de Borgerhoutenaars heeft buitenlandse roots, één derde is hipster, positivo. Die twee vinden mekaar in de partijen die in Borgerhout aan de macht zijn”. Hij noemt het “de merkwaardige mix van bakfietsers en pleintjesvoetballers”. Blommaert zegt over het laatste derde, meestal de oudere autochtone bewoners, die Vlaams Belang of N-VA stemmen: “Zij noemen de roodgroenrode coalitie het beste bewijs dat het Vlaams Belang gelijk heeft gekregen: het Vlaams Belang mikt niet langer op de steden.”

Blommaert vliegt er in met de titel van zijn eerste hoofdstuk : “waar de minderheid de meerderheid is, en de meerderheid de minderheid”. Hij benoemt het fenomeen van superdiversiteit of minority majority cities, niet letterlijk:  steden waar de demografische verhoudingen van die aard zijn dat er geen meerderheidsgroepen meer zijn, waar minderheden in de meerderheid zijn. Een realiteit waar Antwerpen flink naar op weg is, en het district Borgerhout al lang is aangekomen. Toch beschrijft hij het proces dat het district en zijn bevolking in enkele decennia onderging in verhalen van mensen, wat leest als een sneltrein.

Vlotjes neemt hij de draad op met het Borgerhout uit de periode toen het Vlaams Blok er nog 35 % van de stemmen haalde.  Anekdotisch gaat hij in op de tweespalt bij de witte bewoners: de jeugdherinneringen van Bekende Vlamingen als Johan Petit die eieren naar z’n kop kreeg op de Turnhoutsebaan, en “de grellige racistische praat” op diens familiefeesten. En anderzijds de hoofdrolspelers uit Vlaamse pioniers van het migrantenwerk, de documentaire van Mohamed Ihkan: Mama Melodia, pastoor Toon Nauwelaerts.

Uit de getuigenissen haalt hij de kenmerken van de diepgaande verandering van de wijk: de matrassenverhuur uit de jaren na de migratieakkoorden met Turkije en Marokko om goedkope arbeidskrachten te laten overkomen, de acht enige straten waar toen nog geen Marokkanen woonden, Jeugdhuis De Cluys als enige plek waar Marokkaanse kinderen welkom waren, de ‘vervelling’ van witte scholen naar concentratieschol.

Een verklaring en een zeker begrip voor de grote aanhang bij het Vlaams Belang vindt Blommaert in “verandering en verlies en hoe daarmee omgaan: de laatste halve eeuw een rode draad in Borgerhout”. De witte arbeiderswijk die in ijltempo een gekleurde arbeiderswijk werd. Wie dat kon hield het voor bekeken en verhuisde naar de rand, terwijl de kinderen naar school werden gestuurd in Borsbeek. De achterblijvers die niet weg konden, waren meestal te arm.

Het effect van racisme op de “sandwichkinderen” van de gastarbeiders beschrijft Blommaert ahv getuigenissen van Borgerhoutse auteurs als Rachida Lamrabet en Jamila Channouf. De segregatie tussen witte en gekleurde buurtbewoners wordt treffend beschreven ahv een foto van een buurtfeest op het Terloplein van eind jaren 90. Witte oudere mensen zitten te eten omringd door herashekken, waarachter kwaad kijkende, gekleurde jongeren staan.

De dramatische moord op Mohamed Achrak tijdens de ramadan, in 2002, duidt de auteur correct aan als kantelmoment. Het moment waarop de jonge generatie het racisme niet langer pikt, zoals de eerste generatie dat wel lijdzaam onderging. Dyab Abou Jahjah geeft de AEL-generatie een gezicht en een forum. Lang nadat Abou Jahjah en Ahmed Azzuz zijn vrijgesproken van de beschuldigingen dat ze hebben opgeroepen tot relen, staat de AEL-generatie op met de duidelijke boodschap “wij zijn hier en wij blijven hier”. En het statement van de ook uit Borgerhout afkomstige en invloedrijke sociologe Nadia Fadil : “Ze [de generatie] blijft hier, niet enkel om geïntegreerd te worden, maar ook om anderen te integreren in onze multiculturele realiteit”.

De kern van het boek gaat in op drie politieke experimenten:

  1. sinds 2012 de eerste coalitie ooit, tussen sociaal democraten, groenen en marxisten;
  2. de bestuurlijke ontmaagding van PVDA;
  3. de strijd tussen het linkse district en de troepen van Bart De Wever.

Vervolgens beschrijft Blommaert in vogelvlucht de opeenvolgende clashes tussen district en stadsbestuur. Maar ook het verzet van onderuit van geëngageerde bewoners uit verschillende hoeken. De dragers van het verzet hebben verschillende achtergronden: jongeren met migratieroots, antiracististen, linkse activisten, progressieve middenklassers. Ze hebben elk hun basis in een amalgaam van organisaties, moskeeën, middenveld, politieke partijen enzovoort.

Voor Borgerhoutenaars is de opsomming een welkome opfrissing. Als je er middenin zit, vergeet je op de duur hoe intensief en systematisch de krachtmeting is. Wat uit de opsomming duidelijk blijkt, is dat de confrontaties tussen het Schoon Verdiep en het district te maken hebben met ofwel de cluster racisme-diversiteit-samenleven, ofwel met fysieke leefbaarheid-openbaar domein-verkeersveiligheid-milieu. Tevens de kern van het bestuursakkoord. Een bestuursakkoord dat links kan genoemd worden, maar toch ook weer niet zo extreem is. 

De krachtmeting begon al amper twee weken na de installatie van de roodgroenrode coalitie. Nav een vermeende sms-oproep voor een betoging tegen de Mohamed-cartoons van Charlie Hebdo, kondigde Bart De Wever een samenscholingsverbod aan, zonder enige vorm van overleg met het districtsbestuur. Inderdaad, een vermeende sms-oproep. Blommaert citeert Mohamed El Khalfioui, Borgerhoutenaar en vandaag coördinator van Kif Kif, over de fantoombetoging. Met enkele activisten werden in de eigen netwerken navraag gedaan naar de sms. Mocht die breed gecirculeerd hebben, dan had iedereen het wel geweten. Niet dus. Gevolg: het district riep samen met moskeeën en jongerenorganisaties op “om niet op de provocatie in te gaan”.

De volgende aanvaring tussen district en stadsbestuur na de fantoombetoging kwam er toen N-VA schepen voor stadsontwikkeling Rob Van de Velde de plannen om het Moorkensplein in hartje Borgerhout uit te breiden met een park, boudweg inruilde voor een ondergrondse parkeergarage. Er was de toestemming van Bart De Wever voor een betoging van het fascistische N-SA op 1 mei in Borgerhout. Met geëngageerde bewoners werd het 1 mei buurtfeest georganiseerd op het Moorkensplein. In de speakerscorner verwezen Borgerhoutenaren als Yassine Channouf, Mohamed Benhaddou, Nabila Fadil en vele anderen naar hun ouders of grootouders, de eerste generatie gastarbeiders die hier in Antwerpen de metrotunnels hebben gegraven, of zich kapot werkten bij Umicore om hun kinderen betere kansen te geven. In de toespraak op het podium trok Maryam H’Madoun een rode lijn tegen racisme en sociale ongelijkheid. De burgemeester trok de toestemming voor de betoging van N-SA uiteindelijk in.

De Turnhoutsebaan en fietsers, zijn nog steeds het mikpunt van de N-VA voorrang voor koning auto. Dat bleek duidelijk bij de bezetting van de handelsstraat door 1.500 fietsers, gesteund door Ademloos, Ringland, de fietsersbond enz. Tot vandaag is het beleid er op gericht fietsers te pesten met boetes wegens afslaan en het rode licht negeren, tegen de richting in rijden enz. Openbaar vervoer, of liever het gebrek er aan, is nog zo’n punt van confrontatie: de verminderde dienstverlening van tram 24, en de weigering van schepen Koen Kennis om de metrostations onder de Turnhoutsebaan in gebruik te nemen, zijn een bron van ergernis die opgepikt wordt door de linkse coalitiepartners.

Maar het is vooral het haaks op elkaar staande beleid van stad en district tov jongeren en kinderen met migratieroots dat met de regelmaat van de klok het nationale nieuws haalt. Patserbeleid, samenscholingsverbod, en vorig jaar de opstootjes waarbij politie belaagd werd en eieren naar het hoofd zou hebben gekregen. ‘Zou’, want de feiten worden in Borgerhout op scepticisme onthaald. Zowel bij mensen met migratieroots, cfr het filmpje dat Assia Missaoui maakte over een incident op de Turnhoutsebaan, als bij witte omstaanders.

Feit is dat provocerende vergelijkingen van de burgemeester over gelijkenissen tussen de “profielen van de terroristen van Barcelona en mannen die op de Turnhoutsebaan rondlopen”, als stigmatiserend worden ervaren en geduid door het districtsbestuur. De oproep van Bart De Wever aan de Borgerhoutenaren om een duidelijk signaal te geven, kwam als een boemerang terug in de vorm van een betoging tegen polarisering.

Tov de identiteitscontroles, camera’s en de wekelijkse helikopter boven onze hoofden, staat het beleid van de linkse coalitie met de ‘pleinpatrons’: de samenwerking tussen jongerenorganisaties KRAS, JES en het project Samen op Straat van Samenlevingsopbouw, en het district. Daarbij worden jongeren gemobiliseerd als vrijwilliger op de pleintjes en bij evenementen. Zij riepen in de zomer van 2017 een buurtvergadering bijeen voor een gesprek met de burgemeester, politie en andere actoren om oplossingen te zoeken voor de gespannen relatie tussen jongeren en politie. Bart De Wevers stoel bleef leeg, met als gevolg dat het bezoek van de koning enkele weken geleden aan Samen op Straat een hart onder de riem van vele Borgerhoutenaren stak.

Het heeft veel van een propagandaoorlog om de perceptie. N-VA heeft er blijkbaar alle belang bij om Borgerhout in de media af te schilderen als een nest waar de linkse multiculti’s het bedje spreiden voor de criminaliteit, in de vorm no go zones waar drugbendes straatoorlogen voeren, of de informele economie die de Turnhoutsebaan zou overnemen.

Naast de politieke hoofdrolspelers Stephanie Van Houtven, Zohra Othman en Marij Preneel, beschrijft Blommaert in het laatste hoofdstuk enkele invloedrijke spelers en hun impact op sfeer, samenleven, en de verschuiving van rechts naar links in Borgerhout. Hij portretteert een aantal gekende protagonisten, maar vernoemt in het verhaal ook een hele reeks van geëngageerde Borgerhoutenaren die dagelijks aan de wijk timmeren.

Zo is er Joost Sierens, voorzitter van BOHO 2140,  de handelaarsvereniging van de Turnhoutsebaan die het goed kan vinden met ondervoorzitter Rafik Rahou. De Turnhoutsebaan is al lang niet meer de winkelstraat van de witte middenstand van destijds. Ten tijde van het vorige bestuur kreeg het zelfs een negatieve reputatie met zijn ‘imagoverlagende’ winkels als de Krak, zijn overaanbod van pitabars, kappers en theehuizen. Vandaag zien we inderdaad meer ‘kwaliteitszaken’ verschijnen. BOHO 2140 is ook de stuwende kracht achter BorgerRio, de jaarlijkse kleurrijke stoet en braderij die alle leeftijden, kleuren en klassen van Borgerhout op de been brengt.

Of Paul Schyvens en de krachttoer om met geëngageerde vrijwilligers de verloederde zaal Roma om te toveren tot een progressieve sociaal artistieke cultuurtempel in hartje Borgerhout. Met een programmatie die mikt op diversiteit, en ruimte biedt aan vakbonden en Hart Boven Hard, Ieders Stem telt, Ringland, het Amazigh-festival, of het kerstmaal van Al Ikram. Een beleid waarmee de Roma nogal eens in botsing komt met het Schoon Verdiep. Ook Nordin Cherkaoui, de trekker van Al Ikram, wordt in het boek in de bloemetjes gezet.

Zonder de term minority majority city te gebruiken, heeft Thomas Blommaert wel de impact van demografische verandering op de machtsverhoudingen geschetst. Hipsters, bakfietsers en de verschillende generaties bewoners met migratieroots hebben de balans doen overhellen naar de progressieve coalitie in het district. Thomas Blommaert zegt daarmee niet dat we zijn aanbeland bij een harmonieus samenleven in Borgerhout

De verhoudingen tussen de bevolkingsgroepen zijn inderdaad wel gewijzigd. Maar de werelden tussen witte en gekleurde bewoners, jongeren en oudere bewoners veelal uit de lagere sociale klassen, blijven grotendeels gescheiden. In kringen van progressieve middenklassers wordt hier en daar geopperd dat de redding van Borgerhout aan hen te danken is. In diezelfde kringen wordt ook geregeld geklaagd over mensen van kleur die naar hun zin te weinig participeren aan straatfeesten, de jaarlijkse lentepoets of oudercomités. Een hardnekkige overtuiging, ook bij progressief links, legt de verantwoordelijkheid voor gebrek aan contact of samenwerking eerder bij mensen met een migratieachtergrond.

Dat het water diep is, blijkt duidelijk uit de terughoudendheid van ook progressieve en geëngageerde witte bewoners, om hun kinderen in te schrijven in de zogenaamde concentratiescholen. Omwille van ‘te weinig evenwicht’. Liever sturen ze hun kinderen naar de overkant van de Plantin Moretuslei in Zurenborg, een wijk met een goede reputatie. Wat het belang van verkeersveilige oversteekplaatsen verklaart.

Meer geschoolde ouders met migratieroots volgen overigens vaak dezelfde strategie; ook zij hebben weinig vertrouwen in de kwaliteit van scholen met een hoge concentratie aan kinderen uit kwetsbare milieus, ook al zijn de leerkrachten doorgaans erg gemotiveerd. Frappant is dan de vaststelling dat minder geschoolde ouders uit migratie, die werkloos zijn of laagbetaalde jobs hebben, dezelfde bekommernis delen. Ook zij twijfelen aan de kwaliteit van het onderwijs in concentratiescholen, omdat “de Belgen hun kinderen niet bij ons inschrijven”. Een strategie om uit de generatiearmoede te geraken, is proberen gezinnen toch minstens één van hun kinderen in te schrijven in scholen met een betere reputatie. Scholen waarvoor ouders uit de middenklasse bereid zijn te kamperen.

Niemand kan echter met de vinger naar ouders wijzen omdat ze het beste voorhebben met hun kinderen. Zeker niet als we vaststellen dat behalve de poetsvrouwen, het personeelskorps in het onderwijs weinig divers is. Zeker niet als we nog steeds moeten vaststellen dat uitsluitingsmechanismen ongelijkheid reproduceren. 

 

'Asterix aan de Schelde' is verschenen bij uitgeverij EPO.