Coöperatieven: als middel in de orde van veelzijdige chaos.

Te Borgerhout kennen wij ze wel, de coöperatieve: jong-volwassenen die gezamenlijk een dikke BMW aankopen om daarna tegengehouden te worden door de politie om hun symbool van vrijheid te verklaren. Het hier besproken boek gaat over ‘De nieuwe coöperatieve’ en is geschreven door Walter Lotens.
Coöperatieven: als middel in de orde van veelzijdige c
 

Te Borgerhout kennen wij ze wel, de coöperatieve: jong-volwassenen die gezamenlijk een dikke BMW of Mercedes aankopen om daarna tegengehouden te worden door de politie om hun symbool van vrijheid te verklaren. Het hier besproken boek gaat over ‘De nieuwe coöperatieve’ en is geschreven door dhr. Walter Lotens, eveneens Borgerhoutenaar en wereldreiziger maar het zou me verbazen mocht hij in een grote auto rondtoeren.

Het boek is opgedeeld in negen hoofdstukken en kijkt naar het verleden, het heden en de toekomst. In elk hoofdstuk zijn ‘Stopplaatsen’ opgenomen: stukjes tekst in een grijze achtergrond die niet zijn geschreven door de auteur zelf maar wel door hem werden gekozen en soms ingekort. Later meer daarover.

Coöperatieven, de 21e eeuw Rochdale pioniers

Een sluitende definitie van een coöperatieve bestaat niet door de diversiteit van visies daarrond. Een gezamenlijk vrijwillig samenwerkingsverband dat specifieke doelen stelt is de meest neutrale. Wanneer er een moraal aan gekoppeld wordt komen er ruimere definities aan te pas.

De centrale lijn in het boek zijn de idealen volgens een groep van wevers te Rochdale (Manchester , UK) die zich organiseerden rond 1844 om weerstand te bieden tegen inclusie van ambachtslui door de nieuwe opkomende industrie. Deze Rochdale principes duiken vaak op doorheen het boek. De Rochdale basisvoorwaarde is een open en vrijwillige toetreding met een democratische controle, dit volgens het ‘one member one vote’ principe. Echte wederkerigheid of reciprociteit is een andere waarde in het echte coöperatief ondernemen, een dosis altruïsme is daarvoor een vereiste. De Italiaanse econoom met Belgische banden Riccardo Petrella heeft het in die zin over handelen ten gunste van anderen zonder daarvoor iets in de plaats te vragen of verlangen. De kosten mogen echter niet te veel oplopen zoals we een paar bladzijden verder lezen in het pasantes verhaal (vrijwillige organisators van feesten) in de Aymara- en Quechuacultuur.

De founding fathers van de coöperatieve zoals we ze nu kennen zijn Robert Owen (1771-1858) en David Dale (1739-1806). De eerste fase in de industriële revolutie en de enclosure beweging in Groot-Brittanië hebben hier alles mee te maken.

Zowel liberalen als marxisten zien voordelen in de coöperatieve bedrijfsvorm. Liberalen zagen na 1850 coöperatieven als een geschikt instrument om sociale orde te verzekeren door het inspelen op het individuele eigenbelang van de arbeiders. Bedrijven zoals BASF geven daarom vandaag de dag sporadisch een kans aan haar medewerkers om tegen een gunstige prijs bedrijfseigen aandelen in te kopen. Marx dacht echter dat coöperatieven zouden afglijden naar een klassenstrijd door haar hybride karakter. Lotens gaat hier jammer genoeg niet diep genoeg op in. De vraag -wat met- elkaar concurrerende coöperatieven laat hij grotendeels onbeantwoord evenals de vraag -wat als- coöperatieve tegengestelde belangen nastreven. De concurrentiepositie is geen belangrijke parameter voor Lotens (p. 62). Waarschijnlijk is Lotens’ geloof in de Rochdale principes hier een afdoende reden toe en ziet hij coöperatieve die met deze principes werken als een gemeenschap eerder als individuele entiteiten. Desalniettemin stelt de auteur zich de juiste vragen: kan coöperatief werken niet leiden tot coöptalisme: kapitalisme met coop-franje (p.65)? Zijn de imperatieven gesteld door de globalisering nog wel compatibel met de coöperatieve dynamiek van een democratische organisatie (Citaat uit Stopplaats 16 over een productiecoöperatieve te Imola. J. Restakis (2010), ‘Humanizing the Economy: Co-operatives in the Age of Capital’, p.65-68, Canada, New Society Publishers)?

4 Benaderingen

De 4 modellen die George Melnyk zag in 1985 in het coöperatief ondernemen zijn de liberaal-democratische, de communistische, de socialistische en de communalistische traditie. Lotens legt het zwaartepunt in zijn boek onverkort op de liberaal-democratische traditie en benoemt de andere drie eerder als zijnde ‘contrapunten’ en worden aldus maar kort aangeraakt. De derde weg, zoals op de kaft van het boek te zien in de vorm van een derde bol, is de liberaal-democratische: in evenwicht of samenwerking met de vrije markt + wat zou moeten zijn (de utopie). Dit derde model houdt het midden tussen individualisme en collectivisme model; met als participatie zijn vorm en wordt door de schrijver de concrete utopie genoemd. De analyse en reflexies over utopieën aan het begin van het boek zijn genuanceerd en ten zeerste aan te raden aan de geïnteresseerde lezer.

Corpus

De hoofstukken 4, 5 6 en 7 belichten één of meer coöperatieve overal ten velde in Europa en tenslotte in de Verenigde Staten. In België komen de in 1929 opgerichtte ACW aan bod, De Vooruit te Gent, De Roma te Borgerhout, het Brusselse Maison du Peuple, de Boerenbond naar Duits model van ene Ferdinand Raiffeisen en de spaarbanken na 1945 aan bod. Misschien zijn coöperatieven wel ouder dan in het boek gesteld want zij doen me sterk denken aan de middeleeuwse gilden die ook bij de Romeinen haar voorloper had: de collegia. Enige nostalgie naar de afgelopen 40 jaren waarin sommige coöperatieven werden opgericht is de auteur niet vreemd daar hij deze mensen vaak persoonlijk kent.

Lotens heeft een sluikend oog voor de juridische verschijningsvormen van coöperatieve: cv, cvba, cvoa, cvba-so, nvso. Zij worden allen gecatalogeerd onder de noemer sociale economie: de Verenigingen, de Coöperaties, de Stichtingen en de Mutualiteiten. Door de pragmatische attitude staat het boek niet te lang stil bij de jurisdictie en kijkt naar de wijze in het ondernemen zelf en zijn uiteindelijke uitkomst.

Coöperatieven behoeven geen vakbond door zijn non-stelling arbeid vs. kapitaal. De landen zonder sterk uitgebouwde vakbond krijgen een prominente plaats in het boek maar ook Italië bijvoorbeeld. De coöperatieve in Emilia Romagna rond Bologna waren noodzakelijk om aan waterbeheer te doen in de streek. Fattoria is het gemeenschappelijk gebruikmaken van landbouwwerktuigen, wijnpersen en wijnvaten. Auitarella is de uitwisseling van arbeid tussen families.

De spaarcyclus zoals het microkrediet in Manica (p.189) geeft weer dat bij hoge rentevoeten de cyclus van afbetaling kleiner wordt, tot één maand toe. De cyclus wordt dan afgesloten*. Het historische Italiaanse Tontine systeem werkt dan weer zonder rente maar op vertrouwen. Zij bestaat nog altijd in Afrika, Latijns-Amerika, Japan, China. Wanneer een samenleving de overgang maakt van een agrarisch naar een monetair systeem (p.193).

Bescherming tegen bouwpromotoren in Brazilië

De provincie Ceará kende een eerste recentelijke visserscoöperatie rond 1991. Zij konden zich op deze manier verdedigen ten landclaims door bouwpromotoren. Naar hun voorbeeld kwamen rond 1994 52 families in de kustgemeente Cascavel op tegen de vernietiging van mangroven in hun gebied. Dit leidde tot samenwerkingen met toerisme, universiteiten, de katholieke kerk en ngo’s. In 1997 werden de inheemse vissers officiële eigenaar van die kusttstrook. Deze zijn voorbeelden van ‘un million de révolutions tranquilles’ die de Franse journaliste Bénédicte Manier beschijft (p.171). Veel meer voorbeelden in Ecuador, Bolivia en Argentinië (waar IMF recepten plunderingen van de commons bleken, p.224) kan u in het boek lezen.

Stopplaatsen

Het boek heeft een hoog tempo waarbij de stopplaatsen zouden moeten dienen als rustpunten. Doch zij zetten aan tot opzoeking en afleiding. Lotens laat de stopplaatsen in zijn boek te open zonder er verder op in te gaan. Ze zijn bijgevolg te vrijblijvend en werken soms eerder gestelde punten in het boek tegen. Het boek eindigt zelfs met een stopplaats en dat is bizar (hoe goed deze laatste stopplaats ook is). De lichte overdaad aan de zogenoemde stopplaatsen geven je het gevoel te conditioneren, zelfs te verhaasten en dat gegeven doet afbreuk aan de vele nuances in dit overigens heel rijke boek. De veelheid van kleinheid die de auteur in het nawoord als verantwoording aan de stopplaatsen geeft werkt eerder vermoeiend en mocht meer geïntegreerd worden in het boek zelf. De aanvulling wordt in deze vorm eerder een opvulling. Vooral stopplaats 19 over de Amerikaanse coöperatieven in het verzekerings- en kredietwezen had recht op een uitweiding. Door Obamacare (de Patient Protection and Affordable Care Act of PPACA) ondergaat het verzekeringswezen in de Verenigde Staten ook onder zijn coöperatieve ingrijpende veranderingen. De minste alludering daarop zou het boek zonder de minste twijfel ten goede zijn gekomen.

Zoeken naar transitie op een derde weg

Het boek leest als een aanklacht tegen een allesbeheersende vorm van inclusie in functie van economische en monetaire termen en het al te éénzijdige ‘voor wat hoort wat’-principe tegen het sociale bestel. Niet toevallig druist deze zienswijze in tegen het Rochdale principe van reciprociteit.

De coöperatie komt naar voor als oplossing in het formeren van een federatief geheel met eigen initiatieven van onderuit (p.155). Enkele hulpmiddelen of voorwaarden zoals aangehaald in het boek voor zulk federatief geheel zoals bijvoorbeeld de oprichting van een publiek-privaatrechtelijk planningsbureau zijn bijzonder interessant. Maar hoe houdt deze derde pijler zich recht als de andere verrot zijn? Humanisering van de economie zal een zware opdracht worden in de te complexe systemen zoals ze vandaag bestaan. Kleinschaligheid en reciprociteit kan in deze complexe systemen verstikt worden zonder de nodig overkoepelende bescherming. Dirk Barrez (een wapenbroeder van Lotens) denkt bij een humanisering van de economie bijvoorbeeld aan een terugkeer naar de familiale landbouw in plaats van een agro-industrie uit zowel ecologische als productieve overwegingen. Barrez denkt dus niet aan de collective-farm door Stalin opgeworpen op het 14e partijcongres in december 1927 noch aan een verdere liberalisering van de primaire sector die onvermijdelijk leidt tot een agro-industrie in handen van enkelen. Denkt Barrez aan familiale coöperatieve (samenwerkingsverbanden)? Zal een coöperatieve de nodige bescherming kunnen bieden tegen bijvoorbeeld de zadenlobby van een multinational zoals Monsanto? Vragen die niet losgelaten mogen worden.

Kunnen ‘Un million de révolutions tranquilles’ soelaas bieden? Lotens heeft op het einde in zijn boek kritiek op die transitiebewegingen die te neutraal- en te vrijblijvend blijven. Dat is een verdienste maar het gedeelte Wetgeving, Internationaal Recht en bijvoorbeeld de broodnodige oprichting van een nieuw Internationaal Gerechtshof voor Corporaties laat hij zelf onaangeroerd, wellicht doordat hij vermeend dat deze zaken niet van onderuit kunnen komen. De goede coöperatieve wordt door de Internationale Coöperatieve alliantie (ICA) bewaakt zoals een keuringsmechanisme zoals de UCI (Internationale wielerunie) of een ratingbureau zoals Moody’s. Bemerk mijn sceptisme hieromtrent.

Transitie naar sociaal-ecologisch samenleven is zijdelings buiten het marktcircuit; coöperaties bevinden zich binnen de vrije markt maar niet met alleen maar winstmaximalisatie als doel. Allebei kunnen zij gevormd worden door een verschillende morele insteek: micropolitiek, herovering van de commons, als strategie om het huidige economische systeem te bestendigen dan wel te breken. De wij-economie is divers en hier liggen haar sterktes maar tegelijkertijd ook haar zwakten. De zwakten kunnen gecompenseerd worden als er onderling aaneengegroeide communicatiekanalen open blijven staan: lateraal mutualiseren van communicatie, de commons, het gemeengoed zoals de lucht, de zee, zuiver water, publieke ruimten, wetenschappelijk onderzoek, zaaigoed, kennis en waarden. Universele menselijke waarden.

Het boek gaat bijgevolg over meer dan coöperatieve, over transitie, niet op een zweverige manier maar met engagement en een gezond doch eng pragmatisme. Het gaat onder meer over doordachte consumptie en ruime participatie. Districten van solidaire economie, het delen van risico’s in de voedselproductie. CSA: Community Supported Agriculture. Rechtstreeks contact tussen plaatselijke producenten en consumenten. Michel Bauwens krijgt in het boek aandacht over de transitie van ‘economies of scale’ naar ‘economies of scope’ waarbij minder materie en energie verbruikt wordt. Dit geeft efficiëntiewinsten. Ook de pluralistische Bitcoin (een mondiale munt ontstaan) komt ter sprake als zijweg in een monetaire systeem dat grandioos faalt.

*Dit is uitermate belangrijk omdat men dan niet kan wegzakken in een cumulatieve rente zoals het vrije westen vandaag. Cumulatieve rente is een val en om deze reden werd volgens de Joodse traditie schuld om de 7 jaar kwijtgescholden: proclamaties van algemene schuldkwijtschelding. Schuldopbouw door cumulatieve rente is een grote fout in ons hedendaags monetair systeem.

Johan Costermans
Student Communicatiewetenschappen