De nieuwe vreemdelingenwet toont onze eigen vervreemding

Pascal Debryune zag een ‘zelfgekozen onmondigheid’ in de stilte van ons middenveld op de vreemdelingenwet en roept ons vervolgens op om 'kritisch te reflecteren over onze politieke opdracht'.
De nieuwe vreemdelingenwet toont onze eigen vervreemdin

Sociale organisaties slaagden er niet in om hun politieke opdracht waar te maken

 

“‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken.
Nog even voor het slapen gaan.
Of ik van dageraad tot avond
Geen enkel hert heb zeer gedaan.

Op 9 februari keurde de Kamer een omstreden wetsontwerp van staatssecretaris voor Asiel en Migratie Theo Francken (N-VA) goed: de nieuwe vreemdelingenwet of “deportatiewet”. Buitenlanders waarvan men vermoedt dat die een gevaar vormen voor ons land kunnen worden uitgezet. Nieuw is dat ook ‘buitenlanders’ die hier zijn geboren of zich hier op jonge leeftijd vestigden, kunnen worden uitgezet.

Initieel was het wetsontwerp nog harder. Zelfs CD&V wou als meerderheidspartij een proportionaliteitstoets voor elke beslissing van uitzetting en een garantie dat personen die hier al meer dan 10 jaar wonen alleen voor “ernstige redenen” hun verblijfsrecht kunnen verliezen. CD&V dwong ook hoorrecht af. De Dienst Vreemdelingenzaken (DVZ)moet dat geven aan elkeen die dat vraagt, al is dat uit te oefenen vanuit “het thuisland” - whatever that means voor burgers die hier zijn geboren. De DVZ krijgt via de nieuwe vreemdelingenwet veel macht in handen. En dat los van de reeds bestaande Commissie van Advies voor Vreemdelingen, een wettelijk orgaan bestaande uit een rechter, advocaat en lid van een NGO, dat adviezen aflevert aan de minister of staatssecretaris over individuele vreemdelingendossiers. In die zin is de nieuwe wet vreemd. Het lijkt deel van politiek spierballengerol, vooral omdat men burgers die veroordeeld zijn voor zware criminele feiten via een proces door een rechtbank het land kan uitzetten.

Het meest hallucinante aspect van deze wet is het schenden van ‘het vermoeden van onschuld’, het basisprincipe van onze rechtstaat. Daarmee gaat deze wet in tegen onze grondwet. Er moet geen bewijs zijn of veroordeling. ‘Vermoedens’ vormen de basis van de nieuwe vreemdelingenwet. De publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad laat toe dat de Liga voor Mensenrechten een juridisch procedure bij het Grondwettelijk Hof kan starten, in de hoop de wet een halt toe te roepen.

En dit is waar deze wet ook belangrijk wordt voor sociale middenveldorganisaties zoals het opbouwwerk: het raakt immers ook burgers waarmee we dagelijks aan de slag gaan. Of anders gezegd: het is een zoveelste boodschap naar burgers met migratieroots dat gelijke rechten niet gelden voor hen. In deze is de boodschap dat het vermoeden van onschuld niet geldt voor ‘vreemdelingen,’ ook al zijn ze hier geboren. Daarmee wordt een tweederangsburgerschap gecreëerd voor burgers met migratieroots, of een etnische hiërarchie van burgerschap waarbij “allochtonen” gebombardeerd worden tot levenslange vreemdelingen die een trapje lager staan. En wat betekent dat precies, dat iemand ‘vermoedelijk een bedreiging voor onze samenleving vormt’? Kijk maar naar wat er gebeurde met een van de meest gepolitiseerde iconen: Dyab Abu Jahjah. PremierVerhofstadt hield op 26 november 2002 voor het parlement een felle toespraak waar hij meldde dat "actie tegen Dyab Abou Jahjah" op komst was. Dezelfde avond werd Abou Jahjah te Deurne aangehouden op verdenking van de vorming van een privémilitie.  Je bent hier net als andere burgers geboren, je ging naar school en werkte, maar in the end heb je niet dezelfde rechten als andere burgers. Want het vermoeden dat je een gevaar voor de samenleving en de nationale veiligheid vormt, is een reden het intrekken van een verblijfsvergunning, voor uitzetting en deportatie.

De nieuwe vreemdelingenwet moet samen gezien worden met een batterij van nieuwe wetten zoals de 'vreemdelingenretributie' die de kosten voor papieren opdrijft en de verstrenging van gezinshereniging. Daarnaast worden steeds meer woordelijke verdachtmakingen geuit over minderheden, die hen parkeren in de hoek van de ongewensten: “We moeten kinderbijslag beperken voor vluchtelingen om de sociale zekerheid te redden”, “Al die economen die zeggen dat migratie een zegen is voor de samenleving, de economie en de sociale zekerheid: flauwekul. Als burgemeester van Antwerpen kijk ik naar de cijfers en weet ik genoeg” (Bart De Wever),de economische meerwaarde van Marokkaanse, Congolese en Algerijnse migranten zou betwijfelbaar zijn (Francken), of “Vooral Berbers. Dat zijn zeer gesloten gemeenschappen, met een wantrouwen tegenover de overheid.' 'Onze afwijzing komt ergens vandaan” (Bart De Wever).

En hier is ‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken. Want al predikt het sociale middenveld dat het hun politieke missie is om de om grondrechten te verdedigen met en voor kwetsbare doelgroepen, wat vooral opviel in deze is de ongemakkelijke stilte… of meer zelfs, ‘de zelfgekozen onmondigheid’ om dit feitelijk te doen, om de stem te verheffen en acties te ontwikkelen. Of meer zelfs, waar gaven wij mensen met migratieroots die we tot onze achterban rekenen, een stem en gezicht in deze? Was er dan geen middenveldstem te horen? Ja, nadien, aangespoord door De Wereld Morgen, toen de stemming over de vreemdelingenwet al was voltrokken. Saskia van Nieuwenhove signaleerde als eerste over deze wet en de problemen ervan. Ook VZW Orbit, journalist Joël De Ceulaer (De Morgen) en Denktank Minerva gaven signalen hierover. Maar het gaat over uitzonderingen: sociale organisaties slaagden er niet in om hun politieke opdracht waar te maken. De civiele samenleving slaagde er niet in om te mobiliseren tegen deze vreemdelingenwet en om de impact op onze burgers met migratieroots publiek te maken.

Dat de transformatie van onze organisaties en praktijk in een superdiverse samenleving ons zoekend maakt is ergens begrijpelijk. Dat we in eigen rangen moeten evolueren richting meer diversiteit zodat we een spiegel van die superdiverse stad worden, kan je nog een ‘proces’ noemen. Maar duidt de politieke onmondigheid in dit dossier niet op een gebrek aan empathie om effectief in de leefwereld van ‘de ander’ gaan staan? Zijn we net daardoor niet onvoldoende waakzaam wanneer ‘hun’ grondrechten worden geschonden? Falen we daarom niet om vanuit die leefwereld van burgers met migratieroots, grondrechten te verdedigen en meer gelijkheid te bewerkstelligen?

Deze vreemdelingenwet terugdraaien kan alleen door juridische procedures bij het Grondwettelijk Hof. In de tussentijd kan dit tekortschieten ons beter aanzetten om kritisch te reflecteren over onze politieke opdracht. Zou wat zelfreflexiviteit ons in deze niet goed doen? Waarin zit die vervreemding van de leefwereld van onze eigen deelnemers met migratieroots precies? Kunnen we die ‘andere’ leefwereld wel voldoende verbeelden? Want eens die andere leefwereld voldoende zichtbaar wordt voor sociaal werkers, kunnen we ons kompas daar op afstemmen. Onze politieke opdracht ligt precies daar waar we de alledaagse leefwereld verknopen met de realisatie van grondrechten. “‘t is goed in ‘t eigen hert te kijken. Nog even voor het slapen gaan. Of ik van dageraad tot avond. Geen enkel hert heb zeer gedaan.”

Pascal Debruyne is voorzitter Samenlevingsopbouw, Gent.