Ella stelt handleiding ‘Intersectioneel denken’ voor

Op 1 december stelde Ella vzw haar handleiding ‘Intersectioneel denken’ voor. Volgens de ondertitel is het een ‘Handleiding voor professionelen die intersectionaliteit of kruispuntdenken in de eigen organisatie willen toepassen’.
Ella stelt handleiding ‘Intersectioneel denken’ voo
 

Op 1 december stelde Ella vzw haar handleiding ‘Intersectioneel denken’ voor. Volgens de ondertitel is het een ‘Handleiding voor professionelen die intersectionaliteit of kruispuntdenken in de eigen organisatie willen toepassen’. Een hele mond vol, maar het gaat dan ook om termen die nog niet erg ingeburgerd zijn. Ella zelf heeft vooral aandacht voor het kruispunt van gender en etniciteit, maar er zijn er natuurlijk nog heel wat andere. Een illustratie in het boekje onderscheidt ‘veertien assen van identiteitsvorming’ (ontleend aan Helma Lutz): geslacht, seksuele oriëntatie, huidskleur, klasse, nationaliteit, bezit, cultuur, maatschappelijke ontwikkeling, verblijfsstatuut, gezondheid, leeftijd, religie, en Noord-Zuid/Oost-West.

De boekvoorstelling zelf – het is een dun boekje en dus snel te lezen – gebeurde aan de hand van een korte inleiding door Sarah Scheepers, coördinator van Ella. Zij vatte kort het theoretische luik samen door uit te leggen wat intersectionaliteit of kruispuntdenken precies is. Cruciaal daarbij is dat categorisering de werkelijkheid onrecht aandoet. Daardoor loopt een categoriale werking altijd het gevaar loopt blind te zijn voor noden van mensen die zich niet in het centrum van die doelgroep bevinden, of in het ergste geval die mensen zelfs te discrimineren. Een voorbeeld uit de vrouwenbeweging is het verhaal van Sojourner Truth. In de beroemde speech ‘Ain’t I A Woman’ legde zij uit hoe ze zich als zwarte vrouw niet vertegenwoordigd voelde door de – grotendeels blanke – vrouwenbeweging.

Om een en ander wat concreter te maken, werd de inleiding gevolgd door een panelgesprekje. Onderzoekster Nella van den Brandt moest jammer genoeg verstek laten gaan. Sarah Avci van Femma Intercultureel was er wel, en Michiel Van Ackere vertegenwoordigde het kabinet van Liesbeth Homans, minister van (onder andere) Gelijke Kansen. Samen illustreerden ze het kruispuntdenken aan de hand van een concreet geval. Bij Femma Intercultureel willen ze niemand in hokjes stoppen, mensen bepalen er zelf hun labels. Van Ackere bracht daartegen in dat de opdeling in mannen en vrouwen nochtans ook een label is. Iemand uit het publiek vatte dat op als kritiek omdat mannen niet toegelaten zouden zijn, maar Van Ackere bedoelde het anders: niet iedereen past in de binaire genderopdeling. In ‘mensentaal’: er zijn mannen die zich vrouw voelen, vrouwen die zich man voelen, mensen die zich beide voelen en mensen die zich géén van beide voelen. Avci had al met zo iemand te maken gehad: er wilde iemand lid worden die zichzelf als vrouw omschrijft, maar voor de rest van de groep was ze een man, want ze had een mannelijk lichaam. De groep had aanvankelijk dan ook bezwaar tegen haar aanwezigheid, maar dat strookte niet met het uitgangspunt dat iedereen er zelf hun labels mag bepalen. Uiteindelijk werd het een aanleiding om met de hele groep eens te bespreken wat gender is, wat maakt dat je je man, vrouw of nog iets anders voelt, en wat maakt dat andere mensen je als vrouw of man zien. Kruispuntdenken in de praktijk, dus.

Van Ackere was uitgenodigd om uit te leggen hoe het beleid met dat thema aan de slag gaat. Dat hij voor het kabinet van Homans werkt, sprak niet echt in zijn voordeel. Van de aanwezigen was er waarschijnlijk niemand erg onder de indruk van Homans’ beleidsplan, en misschien waren enkelen zelfs alleen maar gekomen voor een confrontatie met de minister. Dat viel tegen, want Van Ackere komt zelf uit het middenveld, meer bepaald uit holebibeweging Wel Jong Niet Hetero. Hij kent dus wel wat van diversiteit op het vlak van gender en geaardheid, en hij benadrukte dat hij het als zijn opdracht ziet om naar zoveel mogelijk mensen uit het middenveld en op het terrein te luisteren. De veelheid aan beleidsdomeinen onder de hoede van zijn minister ziet hij zelfs als een pluspunt, aangezien de kabinetsmedewerkers een bureau delen en dus over beleidsdomeinen heen elkaar input kunnen geven. Dat net hij het kabinet vertegenwoordigde, kan dus gezien worden als een strategische zet, als een soort bliksemafleider. Anderzijds: hij was gewoon de aangewezen persoon om aanwezig te zijn bij de voorstelling van de handleiding. Hij leek ook vastbesloten om zijn minister op een degelijke manier bij te staan – al kon hij de ongerustheid zeker niet wegnemen.

Die ongerustheid heeft onder andere te maken met de categoriale opdeling van het beleidsdomein, en met de nadruk die het beleid legt op professionalisering. Dat spanningsveld komt overigens ook aan bod in hoofdstuk twee van de handleiding. De overheid wil dat haar middelen efficiënt besteed worden en dat haar investeringen opbrengen. Daarnaast maakt ze alsmaar minder middelen beschikbaar. Zo wordt er door dat subsidiebeleid een concurrentiestrijd aangewakkerd binnen het middenveld, terwijl intersectionaliteit juist samenwerking en kruisbestuiving veronderstelt, én tegelijk de mogelijkheid om met verschillende organisaties, vanuit een verschillende visie, een werking te organiseren voor (subgroepen van) dezelfde doelgroep.

De handleiding zelf schetst in een eerste hoofdstuk het theoretisch kader. In hoofdstuk twee worden voorbeelden gegeven van hoe kruispuntdenken bij verschillende organisaties nu al in praktijk gebracht wordt. Dat gebeurt aan de hand van vijf rode draden: een andere aanpak is nodig, vertrek vanuit de leefwereld van de zwaksten, creëer partnerschappen, pas intersectionaliteit toe op alle niveaus in de organisatie, en hoe ga je om met het voortdurende spanningsveld van het beleidsniveau.

Hoofdstuk drie is een checklist voor organisaties die met het thema aan de slag willen gaan. Die checklist blijft wel wat op de vlakte, maar dat is onvermijdelijk aangezien er zoveel verschillende organisatiestructuren en manieren van werken bestaan. Deze thema’s komen aan bod: missie/visie van de organisatie, de organisatiecultuur, het personeelsbeleid, het gelijkekansen- en diversiteitsbeleid van de organisatie, en communicatie en beeldvorming.

Het zou goed zijn als de handleiding nog aangevuld kan worden met voorbeelden en verhalen van organisaties die met de handleiding aan de slag gaan, en voor wie het thema nog (relatief) nieuw is. Voor de organisaties uit hoofdstuk twee is het een thema dat centraal staat in hun werking, of op z’n minst een belangrijke plaats inneemt, maar ook voor andere is intersectionaliteit een meerwaarde. Juist omdat het moeilijk kan zijn om dat naar de praktijk te vertalen, kunnen ook die verhalen – desnoods over vallen en opstaan – nuttig zijn.

 

·         Voor wie geïnteresseerd is: de handleiding is verkrijgbaar bij Ella vzw ([email protected]).

·         Meer info over intersectionaliteit vind je (onder andere) op de site van Kif Kif in het dossier ‘Gender en diversiteit’.

·         Sarah Scheepers geeft op 29 januari in Gent nog een middaglezing over de handleiding.