“Ik wil een middenveld dat zijn tanden laat zien.” In gesprek met Meyrem Almaci

In haar nieuwe boek 'Respect is de nieuwe punk' bekritiseert Meyrem Almaci de huidige politiek cultuur van polariseren, provoceren en chargeren met steeds een vijandbeeld voor ogen. Maar is polarisatie wel zo problematisch? Is het niet eigen aan een democratie?
“Ik wil een middenveld dat zijn tanden laat zien.”

Ik ben sterk voorstander van activisme dat de overheid een geweten schopt. Maar dat houdt wel meer in dan een petitie tekenen op internet.

 

Voor ze de politiek in trok, studeerde Meyrem Almaci Vergelijkende Cultuurwetenschappen en werkte ze enkele jaren als onderzoekster. In 2007 werd ze kamerlid in het federaal parlement waar ze zich vooral bezig houdt met dossiers als fiscaliteit, begroting en economie. In 2014 werd ze voorzitter van Groen. Omwille van haar achtergrond mengt Meyrem zich daarenboven al eens in de maatschappelijke debatten rond racisme en discriminatie. Met andere woorden, van bankencrisissen tot mensenrechten, discussies die de gemoederen in onze samenleving soms fel verhitten zijn voor haar dagelijkse kost.

De verschillende facetten van haar politieke persoonlijkheid worden samengebald in haar nieuwe boek Respect is de nieuwe punk: durven opstaan in turbulente tijden. In het boek bekritiseert ze de huidige politiek cultuur van polariseren, provoceren en chargeren met steeds een vijandbeeld voor ogen. Maar is polarisatie wel zo problematisch? Is het niet eigen aan een democratie? Gedreven door dergelijke vragen klopte ik bij haar aan voor onze Kif Kif reeks rond de grenzen van vrije meningsuiting en activisme waarin we dergelijke onderwerpen bespreken met enkele opiniemakers, activisten, politici en mediamakers uit verschillende ideologische hoeken.

**Deze tekst is een bewerkte versie van enkele delen uit het gesprek. Het volledige gesprek kan je hier als podcast downloaden.**

Gezien het feit dat sommigen nog steeds de mond worden gesnoerd wanneer ze een scherpe mening verkondigen die wat haaks staat op het dominante discours, zouden we niet beter oproepen om juist méér polarisatie toe te laten in plaats van op te roepen minder te polariseren?

De vraag is natuurlijk hoe je polarisatie definieert.Polarisatie als doel om mensen tegen elkaar op te zetten, vind ik problematisch. Polarisatie als middel tot debat niet. Wanneer je polarisatie gebruikt om iets inhoudelijk scherp te stellen en daar een debat over te hebben om als samenleving verder te geraken, dan moet dat kunnen. Bijvoorbeeld als je als vrouw zegt: “Ik heb vanalles meegemaakt met mannen op straat!” Op zo’n moment polariseer je door je scherp tegen mannen af te zetten – of toch tegen een bepaalde groep mannen – en gebruik je je eigen verhaal om een probleem aan te kaarten. Maar het doel is wel om er voor te zorgen dat het debat op gang komt, dat seksuele intimidatie afneemt en dat je als samenleving harmonieuzer kan samenleven. Als polarisatie op zich een doel wordt om in de maatschappij blokken te creëren, dan heb je een fundamenteel probleem. Dan begint een sfeer te ontstaan waar de macht van de sterkste geldt, waar men enkel de eigen groep vertrouwt, waar men de ‘anderen’ wantrouwt, waar men sommigen als tweederangsburgers wegzet en waarbij er willekeur ontstaat. Dan komt de gelijkwaardigheid in het gedrang.

Velen willen dergelijke problematische maatschappelijke dynamieken overstijgen en roepen op tot een ‘nieuw wij’. Ook binnen groene kringen kan je zo’n retoriek geregeld horen. Daar valt uiteraard veel voor te zeggen. Maar daar valt ook wel wat op aan te merken. Toen ik er met Dominique Willaert over sprak, stelde hij nogal gevat: “Dit is de nieuwe ‘tsjeverij’: het oude parochiale verlangen naar een soort homogene, gepacificeerde samenleving.” Volgens hem zal er in onze superdiverse samenleving altijd een ‘tegenover’ zijn. We zitten nu eenmaal met een hele hoop ‘wijtjes’ en ‘zijtjes’. Vanuit die optiek kan een doorgedreven oproep tot een ‘nieuw wij’ al gauw klinken als: “Je polariseert te veel, hou je maar wat kalmer en denk wat meer in wij-termen.”

Ik heb natuurlijk niets tegen een intellectuele scherpte in het debat. Als samenleving geraken we niet vooruit als we ons niet kunnen uitspreken over dingen die ons storen aan elkaar of in de uitbouw van de maatschappij. Ookminderheidsgroepen hebben dat  nodig om emancipatorische kracht te kunnen ontwikkelen. Ik geloof ook niet in een melting pot theorie. Het is van belang dat mensen zich kunnen associëren met een groter geheel, maar ze moeten zich ook bij bepaalde groepen thuis kunnen voelen. Je moet dus opletten met het verabsoluteren van de grenzen tussen groepen. Er moet voldoende beweging kunnen zijn over die grenzen heen. Dat zal misschiennooit de grote massa zijn, maar er moet wel genoeg openheid zijn om die beweging toe te laten.

Met mijn achtergrond had ik perfect in de groep kunnen blijven waarin ik gesocialiseerd ben en die collectivistisch en groepsgebonden was. Maar ik kan tegelijkertijd trots zijn op mijn Turkse roots en een positieve meerwaarde betekenen voor de bredere samenleving die meer individualistisch is. Op dit moment zitten we echter met een soort sfeer waarin trots zijn op wie je bent bijna betekent dat je je moet afzetten tegen de rest van de samenleving.  Een heel mooi voorbeeld is de manier waarop sommigen Vlaamse vlaggen uithangen op 11 juli maar dan op 21 juli tweeten: “Die Belgische feestdag kan mij gestolen worden.” Dan vraag ik mij af: waarom heb je dat nodig? Waarom moet je je identiteit beleven door je af te zetten tegen mensen voor wie beide identiteiten perfect samen gaan?

Als je spreekt over de wijze waarop elk individu in verbondenheid met grotere gehelen een meerlagige identiteit mag en kan uitbouwen, dan komen we al snel uit op jouw persoonlijke levensverhaal. Dat liep voor jezelf immers niet altijd van een leien dakje. Je hebt heel wat tegen de stroom moeten invaren, zowel binnen je eigen ‘rootsgemeenschap’ als binnen de bredere Vlaamse samenleving. Hoe ben je zelf omgegaan met de vormen van intimidatie die je doorheen je leven aan verschillende kanten hebt ervaren? En kan die persoonlijke ervaring iets leren over de wijze waarop we als middenveld met de hedendaagse gepolariseerde debatten kunnen omgaan?

De manier waarop ik in mijn jeugd met intimidatie omging is nog steeds dezelfde vandaag – niet omdat ik die aanpak zo leuk vond, maar wel omdat ze heeft gewerkt. En dat was inderdaad in meerdere contexten. Zo ging het er bijvoorbeeld thuis ooit hevig aan toe omdat ik als Turkse meisje uitging en er Turkse jongens waren die roddels over mij begonnen te verspreiden – ze vonden het nu eenmaal niet tof dat ik zag wat zij allemaal uitspookten. Aan de andere kant heb ik in mijn jeugd zeker ook racisme meegemaakt. Soms was dat zelfs fysiek agressief zoals, bijvoorbeeld, in het geval van sommige extreem rechtse zatlappen die kwamen roepen dat ik niet op een fuif moest zijn en dat ik moest terugkeren naar mijn land. De eerste keer dat ik zoiets tegenkwam, ging ik gewoon naar huis. Ik koos voor veiligheid. Maar toch bleef ik uitgaan en uiteindelijk waren het mijn vrienden die gingen reageren: “Wat denken jullie wel? Maak dat je zelf weg bent!”

Wat voor mij dus werkte, was het feit dat intimidatie en racisme soms bijzonder expliciet kunnen worden. Anderen, die niet rechtstreeks aangesproken waren, schrokken daar zo hard van dat ze het vervolgens voor mij opnamen.

Mijn strategie is daarom altijd geweest: geef ze niet hun zin. Ga niet in debat. Toch niet als het te extreem is en redelijk debat niet meer mogelijk is. Trek je in zo’n gevallen eerst terug en zorg vervolgens voor een groep medestanders die dat probleemgedrag mee aankaart. Het kan natuurlijk heel moeilijk zijn om niet te reageren wanneer je zwaar onder de gordel aangevallen wordt, maar uiteindelijk leveren ze daarmee zelf het bewijs waar het reële probleem zit. Laat de bagger dus maar bovenkomen en laat het daar maar staan in zijn pijnlijke duidelijkheid. Zo wordt het ontmaskerd.

Aan de andere kant sta je ook wel gekend als iemand die heel fel in debat kan gaan en die zelden een blad voor de mond neemt.

Ik ga inderdaad dikwijls frontaal in op sommige zaken. Maar ik maak daar wel gerichte keuzes in. Niet de hele tijd door, maar op het juiste moment en doelgericht. Naar aanleiding van vrouwendag schreef ik bijvoorbeeld een opiniestuk voor de krant met als titel: Confessies van een ‘racistische kuthoer’.  Iemand had me via sociale media immers het bericht gestuurd: “U eigen nog ni opgehangen? Of is da koord weer afgebroken omdage zonen dikke walvis zijt door van ons belastinggeld heel den dag te vreten, racistische kuthoer?” Ik krijg continu zo’n berichten. Maar ik reageer daar niet elke keer opnieuw op en ik ga ook niet steeds publiekelijk op die specifieke personen reageren. Maar omwille van de actualiteit op die ene dag kon ik dat soort berichten wel eens openlijk en in het algemeen aanklagen. Dat deed ik daarenboven op een ander medium dan het medium waarop ik de boodschap zelf had gekregen.

Met zo’n boodschappen worden de intimidatie, het racisme en de misogynie inderdaad heel expliciet en ontmaskert het zichzelf wanneer het publiek wordt. Dan vind je veel medestanders om het aan te klagen. Maar vaak gaat het om problematische uitspraken of daden die veel minder opzichtig zijn. Wat doe je in die gevallen? Ik herinner me bijvoorbeeld een debat in Antwerpen tussen de verschillende lijssttrekkers naar aanleiding van de vorige gemeenteraadsverkiezingen. Je bekritiseerde toen een racistische uitspraak van Filip De Winter. Bart De Wever antwoordde dat je maar eens moest ophouden met altijd die ‘moral high ground’ in te nemen. Dat is natuurlijk een inconsistente uitspraak aangezien hij zelf meteen ook een moral high ground inneemt wanneer hij zoiets zegt. Maar los daarvan is het vooral een problematische uitspraak omdat het kritiek op racisme wegwuift als arrogantie en omdat het impliceert dat je racisme maar moet aanvaarden omdat de zogeheten ‘onderbuik’ van Vlaanderen daar nu eenmaal mee zit. Maar niet iedereen beseft dat, waardoor je minder snel medestanders zal vinden om het op dat moment voor je op te nemen.

Dat is inderdaad problematisch. Dat was waarschijnlijk net nadat De Winter de uitspraak deed dat mijn ouders maar wat meer dankbaarheid hadden mogen tonen voor wat dit land allemaal voor hen had gedaan. Dat ben ik nooit vergeten. Ik schrok toen immers vooral van het feit dat noch de moderator, noch de andere panelleden reageerden op zo’n persoonlijke aanval met duidelijke racistische ondertonen.

Ook de Wever’s uitspraak was een vorm van op de man spelen. Hij doet het misschien op een slimmere manier, maar het blijft een vorm van populisme. Tegen mensen die vol zitten met angsten, vooroordelen of, ja, soms flagrante vreemdelingenhaat,  zegt hij immers dat ze zichzelf niet in vraag moeten stellen. ‘Wij’ hebben geen probleem, maar ‘die anderen’ zijn gewoon wat overgevoelig. Terwijl ‘wij’ zo hard staan te ploeteren, schelden ‘zij’ ons ook nog eens uit voor racist. Dat is natuurlijk een vorm van verdeel-en-heers politiek.

De wij-zij-retoriek van sommige politici zit natuurlijk sterk vervat in de maatschappelijke debatten rond identiteit. Maar is dit debat wel het juiste debat? Is het ten diepste geen debat dat de werkelijke problemen overschaduwd? Kijk naar Trump en zijn entourage. Die hanteren een gelijkaardige tactiek. Door Trump elke dag een polariserende uitspraak te laten doen, wordt de aandacht afgeleid van het reële politieke beleid.

Net zoals: “Kijk daar! Een Boerkini!’ wanneer duidelijk wordt hoe groot het gat in de begroting is.

Inderdaad. We hebben geen enkele Boerkini aan de Vlaamse kust gezien, maar daar focussen we op in plaats van ons bezig te houden met die begroting of met de groeiende kloof tussen arm en rijk, enz.

Je slaat de nagel op de kop. Identiteitspolitiek drijft mensen uiteen en is vaak een vermomming voor problemen op sociaal-economisch vlak. Ik beschrijf dat ook in mijn boek: waarom hebben mensen op Trump gestemd? Waarom hebben mensen voor Brexit gestemd? Er zijn onderzoeken van het World Economic Forum die stellen dat er duidelijke economische oorzaken zijn aangezien de bal aan het rollen ging na de financiële crisis. Daarnaast zijn er ook onderzoeken van bijvoorbeeld Kaufmanndie vaststellen dat men relatief goed kon voorspellen of iemand voor Brexit stemde, simpelweg op basis van het feit dat hij of zij de doodstraf aanvaardbaar vindt. Dat bleek accurater dan voorspellingen op basis van opleidingsniveau, gender, enz. In Amerika gebeurde een gelijkaardig onderzoek. Op basis van de manier waarop iemand naar de opvoeding van kinderen kijkt en vindt dat ze vooral moeten gehoorzamen of net hun eigen keuzes moeten kunnen maken, kon men in grote mate voorspellen of iemand voor of tegen Trump zou stemmen. Uit zo’n onderzoeken blijkt dus dat er vooral sprake is van een verschil tussen een ‘open’ en ‘gesloten’ levenshouding en dat het dus niet zozeer om economie draait. Maar als ik die onderzoeken samenleg dan kom ik tot de volgende conclusie: het politieke identiteitsdebat steekt de kop wanneer mensen socio-economisch onder druk worden gezet doordat hun facturen te hoog zijn en hun job in gevaar komt. Kijk maar naar de migratiegeschiedenis in België. Er is een wereld van verschil in de wijze waarop men naar migranten keek voor en na de oliecrisissen van de jaren zeventig.

Heb je het dan niet over een klassiek zondebokmechanisme? Wanneer mensen het moeilijker krijgen dan gaan ze schoppen op diegenen die nog wat lager op de ladder staan.

Ja en nee. Het gaat ook over een existentiële schrik en onzekerheid. Mensen zijn dieren die graag orde willen in de chaos. Als ze het gevoel hebben dat de wereld chaotisch is, dan houden ze nog meer vast aan wat ze kennen. Dat is universeel. Dat geldt voor migranten die naar hier zijn gekomen en vasthielden aan wat ze kenden én dat geldt voor mensen zich vasthielden aan wat ze kenden toen ze die migranten zagen komen. Op zo’n moment is het nodig dat je de gesloten vuisten, die krampachtig het gekende in de hand willen houden, terug kan openen zodat je een meer ontspannen samenleving krijgt. Maar op dit moment wordt de identiteitspolitiek misbruikt om nog verder te culturaliseren, om de achterliggende socio-economische oorzaken niet aan te pakken en om mensen die al in overlevingsmodus zitten verder tegen elkaar op te zetten. Op zo’n moment komt het zondebokmechanisme wel om de hoek kijken.

Maar wil dat dan niet zeggen dat we beter zouden ophouden met het identiteitsdebat telkens opnieuw te voeren? Dat is meteen ook een vraag naar hoe je naar het werk van Kif Kif kijkt. Zouden we ons niet beter op economische thema’s richten in plaats van telkens mee te gaan in de typische discussies rond racisme en identiteit?

Integendeel. We moeten twee dingen doen. Aan de ene kant, moeten we de feiten van de fictie blijven scheiden. We moeten racisme keihard blijven aanklagen, want het is en blijft een niet tolereerbare schending van menselijke waardigheid.

Aan de andere kant, mogen we niet meewarig doen over het onderbuikgevoel dat bij sommigen leeft omwille van de onzekerheden waarmee ze zich geconfronteerd zien. Het zijn turbulente tijden. We leven misschien wel in de beste tijden ooit, maar we zijn toch allemaal onzeker omdat we vrezendat we achteruit zullen gaan. Die vrees is ook terecht als je de globale uitdagingen bekijkt. Om het zondebokmechanisme tegen te gaan moet je dus voor een beleid zorgen dat voor voldoende bandbreedte, veiligheid en voldoende levenskwaliteit zorgt.

Racistische discours moet je dus blijvend met stevige argumenten ontrafelen, ontkrachten en ontmaskeren, maar je moet tegelijkertijd ook de andere gevoeligheden van mensen beantwoorden. Je kunt niet zomaar zeggen: “Je bent fout.” Je moet ook een emotioneel en inhoudelijk antwoord blijven bieden.

Je pleit dus voor een evenwicht tussen een grondige analytische aanpak gebaseerd op feiten en het uitdragen van een wervend emotioneel verhaal. Maar in de publieke debatten vormt het emotionele uiteindelijk de absolute boventoon. Dat valt ergens ook te begrijpen. Mensen worden om de oren geslagen met allerhande feiten en cijfers. Uiteindelijk weten ze niet meer welke feiten ze kunnen vertrouwen waardoor ze vooral naar de emotionele kracht van een bepaald discours gaan luisteren.

Ook dat is een onderdeel van het huidige populisme. Doen alsof de waarheid niet bestaat omdat iedereen alles kan bewijzen met zijn eigen statistieken zorgt er uiteindelijk alleen maar voor dat grondig debat onmogelijk wordt. Maar de slang zal in zijn eigen staart bijten. Want als je blijft beweren dat alles goed gaat, terwijl de feiten het keer op keer tegenspreken dan wordt je uiteindelijk met de gevolgen daarvan geconfronteerd. Als je bijvoorbeeld klimaatverandering blijft ontkennen, zal je uiteindelijk zoveel moeten betalen om de gevolgen van overstromingen en natuurrampen op te lossen dat de mensen en de economieer beginnen onder te lijden. Je ziet dan ook dat de steun voor Trump afkalft. Hij vertelde iets dat bij sommigen emotioneel goed pakte, maar op lange termijn is zijn beleid onhoudbaar. Ik geloof daarom dat er een evenwichtsmoment zal ontstaan waarop mensen zullen zeggen: “OK, dat werkt dus niet.” Maar dan moet er wel een constructief alternatief klaarstaan.

Dat brengt ons tot de nood aan stevig activisme. Want hebben we wel genoeg tijd om op dat evenwichtsherstel te wachten? Klimaatsverandering is een goed voorbeeld. Hebben we wel genoeg tijd nu iemand als Rex Tillerson, de voormalige CEO van ExxonMobil, de buitenlandminister is in de VS?

Neen. We moeten keihard actie voeren. Ik ben dan ook een sterk voorstander van activisme dat de overheid een geweten schopt. Maar dat houdt wel meer in dan een petitie tekenen op internet. Dat betekent: je organiseren en je verdiepen in datgene waarin de regering zich niet wil verdiepen, zoals bijvoorbeeld de Klimaatzaak of Straten-Generaal dat deden.

Een mooie oproep, maar is het ook niet zo dat de huidige politiek het activisme van het middenveld zo veel mogelijk tracht te negeren of zelfs te ondermijnen.

Ja, sommigen willen het kapot. Vertelt het middenveld iets wat haaks staat op wat sommigen graag horen, dan vallen rechtse populisten die frontaal aan. Neem nu een onafhankelijke instelling als UNIA. Wanneer die een inconvenient truth vertelt, dan gaan ze brullen dat UNIA een deel is van ‘de elite’ en daarom tegen hen is. Bij andere middenveldorganisaties gebeurt hetzelfde. Ze gaan dan dreigen met het afnemen van subsidies en proberen er zo voor te zorgen dat die organisaties zich koest houden.

Het frappantste is nog wanneer ze middenveldorganisaties gaan verwijten: “jullie doen aan politiek.” We doen toch allemaal elke dag aan politiek! Wat mij betreft moeten nog meer mensen explicieter aan politiek doen. Wat is daar in godsnaam mis mee? Het hele verhaal van ‘schoenmaker blijf bij je leest, enkel politici mogen aan politiek doen’, dat is gewoon klinkklare onzin. Ik wil net een middenveld dat zich niet laat doen en zijn tanden laat zien wanneer dat nodig is.

En hoe doe je dat, die tanden laten zien?

Dat gaat over heel concrete dingen: over mensen die nu reeds een coöperatieve oprichten, die een buurtboerderij oprichten of die zelfsturende zorgteams uitwerken. Maar evengoed over een drukkingsgroep als Ringland die politici oproept om de Antwerpse ring te overkappen,over gevestigde armoedeorganisaties of over vakbonden die blijven hameren op de stijgende ongelijkheid.

Ik moet op dat vlak vaak dikwijls aan een nummer van Ben Harper denken waarin hij zingt: “There must be more good than bad, otherwise we’d be gone already.” (“Er moet wel meer goed zijn dan kwaad, want anders waren we al lang verdwenen.”) Dat is ook één van de dingen die mijn vader altijd zei: doorheen al het slechte gebeurt ook een enorme hoeveelheid goede dingen. Alleen worden die dikwijls niet gezien of gewaardeerd.

Je kan inderdaad hele mooie initiatieven aanwijzen en die bieden ook effectief hoop. Maar de structuur veranderen is toch nog iets anders, niet?

Het gaat natuurlijk om een combinatie: het zijn de initiatieven van onderuit die druk uitoefenen op het systeem. En je ziet wel degelijk dat die druk ook werkt. Als je merkt dat het World Economic Forum iemand uitnodigt om te komen praten over basisinkomen en dat men er begint te praten over inkomensongelijkheid, dan wordt duidelijk dat dergelijke grote instellingen kritisch beginnen worden en dat ze beginnen inzien dat het allemaal te ver is doorgeslagen. Wellicht uit schrik voor hun eigen positie, maar toch.

De recepten waarmee de traditionele partijen ons een eeuw hebben bezig gehouden, die werken niet meer, die botsen op hun grenzen. Het neoliberale verhaal van oneindig groeien en consumeren geeft geen zin aan het leven van mensen en overvraagt de planeet. We zitten dus echt op een kantelpunt in de geschiedenis en de vraag is hoe je het in de juiste richting doet kantelen. Ik predik niet de blinde revolutie maar ik predik wel een doelgericht partnerschap tussen de burgers, de activisten, het middenveld, de academici en de overheid.

 

***

Deze tekst is een bewerkte versie van enkele delen uit het gesprek met Meyrem. Wie graag wil weten wat ze nog te vertellen had over politici die twitter gebruiken om hun onderbuikgevoelens te ventileren, over wat volgens haar de rol van media zou moeten zijn in onze samenleving en over de reden waarom sommige collega politici belangrijke vragen niet durven stellen in een onderzoekscommissie rond de wantoestanden in het bankwezen kan daarom de podcast van het volledige gesprek beluisteren. Die podcast kan je hieronder downloaden.

*

De boekvoorstelling van ‘Respect is de nieuwe punk’vindt plaats op 10 november om 19u30 in Jeugdhuis Den Biel, Sint-Gillis-Waas. Inschrijven kan via deze link

 



Bijlage Grootte
koffie_met_kifkif-meyrem_almaci.mp3 45.11 MB