Materiaalmoeheid: een boek dat je strot dichtknijpt

Niet alleen in ons land ellebogen politici zich naar de headlines om met de stelligste en meest gevatte oneliner een punt te maken over migratie. Heel Europa is in hetzelfde bedje ziek. Zo ook in Tsjechië, thuisland van het veronderstelde literaire wonderkind Marek Šindelka.

Als gegoede westerling is het moeilijk om je te verplaatsen in het leed van iemand die uit een totaal andere cultuur komt, iemand met wie je niet eens de taal deelt. Dus vroeg de schrijver zich af wat ze wel gemeen hebben, en dat is het lichaam.

 

Slechts sporadisch lees je een boek dat je strot dichtknijpt tot je er fysiek ongemakkelijk van wordt. En als het gebeurt, kost het tijd om de gelezen woorden te verwerken. Je zoekt een manier om je gedachten te verzetten en gaat bijvoorbeeld naar een broeierig concert om je het zweet uit het lijf te dansen. Zo herleef je weer en kan je de zaken weer in perspectief plaatsen, want het is niet al negatief wat je pad kruist. Als je dan terug in je kleine leefwereld komt en het boek opnieuw ter hand neemt, besef je dat het nodig is dat deze verhalen verteld worden. En je probeert te duiden waarom.

Cynici zouden kunnen stellen dat de schrijver van Materiaalmoeheid zich profileert als een opportunist, maar ik durf te stellen dat Šindelka zijn boek met de nodige urgentie heeft geschreven, omdat hij met angst in de ogen aanschouwt hoe zijn Tsjechië radicaal naar rechts opschuift en tot een land verwordt waarin de debatten verzuren en de woorden als bakstenen opeengestapeld worden tot er een ondoordringbare muur ontstaat die elke tegenstem weert.

Empathie

Vanaf de openingszin zit je onmiddellijk in de actie. ‘Een rugzak plofte in de sneeuw, gevolgd door een jongen.’ Šindelka creëert een sfeer waardoor je als lezer zo dicht op de huid van de personages komt te zitten dat je een gelijkaardige ervaring krijgt als bij het kijken naar Son of Saul. Materaalmoeheid verhaalt over de vlucht van twee broers naar een beloofd land. De jongen uit de openingszin ontsnapt uit een detentiecentrum en onderneemt een barre zoektocht naar zijn broer, terwijl we van de andere het smokkelverhaal te lezen krijgen. Die laatste wringt zijn lichaam in onmogelijke bochten om onder de motorkap van een vrachtwagen ongezien grenzen te kunnen oversteken.

Het fysieke aspect, de repercussie van de reis op het lichaam van de broers gutst als een rode draad door het boek. Zelf zegt Šindelka hierover dat het als gegoede westerling natuurlijk moeilijk is om je te verplaatsen in het leed van iemand die uit een totaal andere cultuur komt, iemand met wie je niet eens de taal deelt. Dus vroeg de schrijver zich af wat ze wel gemeen hebben, en dat is het lichaam. Onrechtstreeks raakt hij hier de essentie van literatuur aan: empathie. “Dat is juist de taak van literatuur: via taal de brug naar de ander slaan, via woorden de vreemdeling dichterbij brengen.”

Ontmenselijking

Als lezer krijg je amper achtergrondinfo over de broers, maar dat is ook niet de focus van het boek. Het onderwerp is de tocht, de vlucht, het onderweg zijn en het leed dat daarmee gepaard gaat. De zinnen die de reis van de broers vertellen zijn kort, sec, en het ritme ligt hoog, terwijl daarnaast ook aandacht is voor de gedachtegang van beide, en er een meer contemplatieve toon wordt aangenomen. Al kan je die toon makkelijk veralgemenen, want dit is niet zomaar het verhaal van twee broers.

Het boek is eerder een literair verslag van wat sommige migranten en vluchtelingen meemaken. Doorheen het boek vind je amper namen terug. (‘Niemand kon zijn naam uitspreken, dus hadden ze hem die maar helemaal afgenomen.’) Personages worden herleid tot uiterlijke kenmerken: de pars pro toto als dehumanisering. Die ontmenselijking bereikt een hoogtepunt in een assemblagefabriek van auto’s. Zonder menselijke tussenkomst draait de fabriek dag en nacht. De kranen en grijparmen werken onvermoeibaar voort. Ja, ook zonder de mens houdt de wereld zich in stand.

Onvrijheid

Dat Materiaalmoeheid opent met een ontsnapping kun je op zijn zachtst gezegd paradoxaal noemen. Het boek is namelijk volgebouwd met muren, hekkens, afgesloten ruimtes en andere onoverkomelijke obstakels. De vrijheid die de eerste broer na zijn ontsnapping herwonnen lijkt te hebben, is slechts schijn. Hij blijft gevangen zitten in zijn statuut van illegale vluchteling en kan enkel opereren buiten het zicht van anderen. Constant over je schouder moeten kijken, noem ik geen vrijheid.

Bovendien ervaart hij een constante dreiging. Hij hoort geluiden in de verte die klinken “als het blaffen van een hond. Maar het is een dieper keelgeluid.” Of hij hoort een motor en vervolgens stilte. Het voortdurende onheil weegt, de valse vrijheid zullen ze hem ontnemen van zodra hij ontdekt wordt.

Dat hij en zijn broer ondanks de ellende toch de energie vinden om door te zetten linkt Šindelka aan hun oorlogservaring. ”Op de dag dat het naar beneden kwam, dat op de stad waarin hij was geboren twee vatbommen vielen, begreep hij die oersterke band, dat fanatisme waarmee het leven zich aan het lichaam vastklampt.”

Ramptoerist

De auteur is in zijn boek trouwens niet mals voor de rol van de Europese media. Hij voert twee journalisten op die als echte cowboys ronddraven en het gevaar bewust opzoeken om aan het thuisfront stoere heldenverhalen te kunnen vertellen. De journalisten gaan in op hun eerdere ervaringen en maken de vergelijking met de situatie in het land van de broers. De ferme verhalen die ze opdissen, horen hun toeschouwers schouderophalend aan.

De journalisten/toeristen kunnen elk moment de veilige haven van hun land opzoeken. Voor de mensen die er middenin zitten is er geen andere optie dan te vluchten. “Het leven was hier over. Op een zeker moment hadden de dingen in zo’n mate hun zin verloren dat die nooit meer terug zou komen.”

Maar de bewoners van een land in oorlog willen de journalisten ook geven waarvoor ze gekomen zijn, in de veronderstelling dat hun verhaal verspreid en gehoord wordt. Ze leiden de journalisten naar veilige plekken die de sporen van eerdere gevechten dragen. Daar zetten de journalisten zichzelf voor de camera en nemen selfies met ruïnes op de achtergrond die versierd zijn met bloedsporen en kogelinslagen en vragen hun begeleiders om hun wapens naar de camera te richten. Alles wordt in scène gezet om het dramatische effect te verhogen en de beeldvorming te sturen. Deze oorlogsjournalisten zijn niet meer dan sensatiegeile ramptoeristen.

Strijd

Marek Šindelka gaf aan dat hij het boek schreef om zijn stem te laten horen in het migratiedebat dat volop woedt in Tsjechië. Hij hoopte dat zijn boek de nodige impact zou hebben, maar moest enigszins teleurgesteld vastleggen dat het slechts een druppel op een hete plaat bleef. Laat ons echter hopen dat hij de moed niet laat zakken en zijn strijd rigoureus voortzet.

 

Marek Šindelka, Materiaalmoeheid, Das Mag Uitgevers, 2018