Patser: ergens tussen Scarface en Les Barons

Over Patser zou je zowel een lovende recensie kunnen schrijven over een gepolijste film met spanning, geslaagde humor en een vleugje ernst, als een bezorgde brief over de staat van onze cinema, wat beeldvorming van minderheden betreft.
Patser: ergens tussen Scarface en Les Barons

Het resultaat schreeuwt creatieve vrijheid en plezier om cinema te maken

 

Het is niet elke dag, zelfs niet elk jaar, dat er zo veel belangstelling is voor een Vlaamse film: los van wat men van hun oeuvre vindt, geven Bilall Fallah en Adil El Arbi elke dag een masterclass in hoe je een film moet verkopen. De hype, de verwachtingen, de trailers (!): noem hen gerust the hardest working people in the industry, wat Vlaamse cinema betreft.

De hype, de verwachtingen, de trailers… daarmee begint het, for better or worse. De teaser van Black liet al perfect zien hoe problematisch die film zou worden. De teaser van Patser anticipeert op dezelfde manier op een aanstekelijk spektakel en massa’s negatieve beeldvorming. En de film is (ook) wat de trailer verkoopt, maar het zou simplistisch zijn om het daarbij te houden, want Patser is (ook) veel meer en verdient breder te worden bekeken.

Over Patser zou je zowel een lovende recensie kunnen schrijven over een gepolijste film met spanning, geslaagde humor en een vleugje ernst, als een bezorgde brief over de staat van onze cinema, wat beeldvorming van minderheden betreft. Wat volgt is een poging om beide teksten neer te schrijven.

Genre-overschrijdend

Patser is het verhaal van Adamo. Marokkaanse vader, Italiaanse moeder - “half ghorro, half spaghettivreter”, in zijn eigen woorden - en daarmee is de beschuldiging van whitewashing (na de keuze voor Matteo Simoni om een drarrie te vertolken) meteen van de baan. Die dubbele achtergrond is namelijk plausibel. Punt.

Maar het ontstaan van die samenwerking is in ieder geval complexer dan dat. El Arbi schreef de eerste versie van Patser naar eigen zeggen als een monoloog, met Simoni toen al in zijn achterhoofd. Flarden uit die monoloog hoor je nog in de voice-over, want wat we te zien krijgen is het relaas van Adamo, zijn versie van de feiten. De feiten, dat is het beruchte verhaal van de Turtles, een bende uit het Antwerpse die in 2012 een lading cocaïne hadden gestolen van zware gangsters, wat tot een afrekening van internationale proporties leidde.

Maar verwacht vooral geen reconstructie van de gebeurtenissen. De scenaristen gaan losjes om met de waarheid en injecteren een stevige (en dankbare!) dosis humor in de script. Het resultaat is genre-overschrijdend: actie, komedie, liefde, drama en zelfs bijtende maatschappijkritiek, vakkundig aan elkaar gebreid. Verrassend nuchter, gezien hoe flamboyant de film bij momenten wordt. Met beide voeten op de grond, laat u niet misleiden door de hippe uitstraling van de makers.

De fouten van Black

Adamo heeft drie vrienden: Volt (de ADHD’er van de bende, een geknipte rol voor de energieke Saïd Boumazoughe, ook omdat hij voor weinig evidente verrassingen moet zorgen), Badia a.k.a. Tong Po (een veelzijdige Nora Gharib – laten we dankbaar zijn dat ze het niet tot K3’er schopte) en Junes (gespeeld door Junes Lazaar, die moeiteloos de overdrive van zijn gezellen en paar decibels lager weet te zetten wanneer nodig). Samen vormen ze een lui maar ambitieus kwartet. Gevaarlijke combinatie.

Hiermee beginnen de gevaren: clichés zijn de bakstenen waarmee de film in elkaar wordt gemetst. De andere kant van het wij-zij denken (deze jongeren van allochtone origine keken in hun kindertijd neer op hun brave klasgenootjes van autochtone origine, tot het punt dat flink studeren bijna een schande werd), ‘de goeie’ als uitzondering (de eenzame streber die het toch niet zo ver schopt als duidelijk had gemoeten, ewa ja), de drugshandel als een ‘Marokkaans familiebedrijf’ (zoals onlangs versterkt door een bedenkelijke Pano-reportage)… noem maar op.

De trailer liegt dus niet: Patser is een festijn van clichés en negatieve beeldvorming. Wel in alle denkbare richtingen en gelukkig ook zonder de pretentie om realistisch over te komen – wat juist het probleem van Black was. Patser is een persiflage. Bij momenten overstijgen de personages de karikatuur en dat is mooi meegenomen, maar de uitstraling van de film blijft die van een actiekomedie.

Op vele vlakken hebben de makers met Patser de fouten van Black vermeden. Deze keer is het onderscheid tussen ‘zwart’ en ‘Maghrebijns’ niet zo binair en de film neemt de tijd om meer dan twee personages af te beelden als mensen. ‘Vermeden’ weliswaar vanuit een Vlaams perspectief, want Vlaamse minderheden lijken knuffeldiertjes in vergelijking met de echt zware jongens, de Nederlanders. En we kijken er vaak overheen, maar Nederlanders krijgen het ook hard te verduren met foute beeldvorming in onze films: geseksualiseerd, luidruchtig, brutaal, zonder scrupules… Hoe Patser bij de noorderburen zal worden onthaald is geen irrelevante vraag. Zeker door de traditioneel veel sterker vertegenwoordigde Nederlandse minderheden.

Operatie Patser

De film is opvallend hard voor de Antwerpse politiek en ordehandhaving. Patser brengt ook de drugsgebruiker nadrukkelijk in beeld als een schakel in de ketting van de drugshandel, wat vandaag de dag eerder ongewoon blijft. Seksisme is ook een onvermijdelijke commonplace, niet alleen in de personages, maar ook in een intrinsieke machofilm die onmogelijk zou kunnen slagen voor de Bechdel-test. En dat ondanks Badia, een vrouwelijk personage dat even strijdlustig als zelfstandig is.

Men zou in ruil voor de platitudes kunnen hopen dat de beweegredenen van de patser duidelijk zouden kunnen worden. ‘Van waar die drang om op te scheppen, soms zelfs wanneer je niets hebt om over op te scheppen?’, bijvoorbeeld, een universeel en menselijk gegeven. Maar hier gaat het echter over kleine en grote delinquenten, die toevallig ook patsers zijn. Het probleem is dat de associatie tussen patsers (van allochtone origine) en criminaliteit - dezelfde kwalijke associatie die ‘Operatie Patser’ destijds mogelijk maakte – niet wordt tegengesproken noch weggelachen. Het is in zulke details dat er een verschil zit tussen problematische en minder problematische humor.

Dit maakt de link met Les Barons bijzonder relevant. Regisseur Nabil Ben Yadir fungeerde namelijk als co-producent/co-scenarist van Patser, en speelde er zelfs een hilarisch bijrolletje in. Dat Patser af en toe aan Les Barons doet denken is dus geen toeval. Want de ‘Barons’ waren gewoon patsers, die geen criminelen waren. Beide films vallen niet te vergelijken, maar laat ons ten minste zeggen dat Patser ons actief uitnodigt om Les Barons te herwaarderen.

Hoofdzonden

Patser staat vol met verwijzingen naar de recente filmgeschiedenis. Taxi Driver, La Haine, Kickboxer en andere hedendaagse klassiekers krijgen een stevige knipoog. Velen denken spontaan ook aan Trainspotting, Cidade de Deus of Lock, Stock & Two Smoking Barrels. Maar de film bevindt zich vooral ergens tussen Scarface en Les Barons, sterk beïnvloed door The Wolf of Wall Street. En ook dat is van groot belang.

Net zoals The Wolf of Wall Street, is Scarface een verhaal van hebzucht. Tony Montana belichaamt de buitensporige dark side van de American Dream even veel als Jordan Belfort. Ze zijn allebei ‘ondernemers’ - Adamo is dat ook. Ze zijn ook een product van het systeem: hun succes was onmogelijk geweest zonder de medeplichtigheid van een hele structuur. Wat Scarface zo brutaal maakt, is dat Tony Montana juist dat is wat Amerika verkoopt: “True capitalist if ever I met one” in de woorden van Elvira Montana, echtgenote van. In die zin zijn deze patsers niks anders dan de uitwassen van de consumptiemaatschappij. Normen en waarden, gij weet.

Patser is gestructureerd rond de 7 hoofdzonden, die meteen de titels vormen voor de zeven hoofdstukken van de film. En dat komt niet eens geforceerd over: het scenario zit strak in elkaar. Het valt wel op dat dergelijk sterke visuele vertellers een druk scenario verfilmen met non-stop dialoog en voice-over tijdens de luie momenten.

Visueel is de film verbluffend. Een rijke neon light-esthetiek krijgt nog versterking met creatief gebruik van grafische elementen. Ze trekken die visuele lijn door naar de echte wereld met de posters en zelfs een graffiti-campagne. Dat en een dansbare soundtrack mikken beslist op een breed, jong publiek, op ongeziene schaal, met zelfs een Patser-intermezzo tijdens een optreden van Dimitri Vegas & Like Mike, die ook kleine rollen spelen in de film. “Next level shit”, om VRT-filmjournalist Ward Verrijcken te citeren.

De ware revelatie

Patser is ambitieuzer dan de meeste Vlaamse films en cast en crew lijken heel zeker van hun kunnen. En terecht: het resultaat schreeuwt creatieve vrijheid en plezier om cinema te maken. Op het eerste gezicht oppervlakkig, de film is toch gelaagd en verbergt interessante gedachten in terugkerende keuzes – de symbolische fascinatie met de verlaten kerk verdient van naderbij te worden gezien, bijvoorbeeld. Het gaat hier absoluut niet over een activistische film en toch is er een nostalgische eerlijkheid in de blik en de flashbacks van Adamo, die meer nuance brengt over dat ‘slachtofferschap’ waar minderheden zich volgens de mainstream-verbeelding in wentelen, dan de meeste studies en opiniestukken samen. Een soort compassie, maar dan zonder paternalisme.

De Nederlandse icoon Ali B laat zich volledig gaan in zijn provocerende rol als übergangster. Werner Kolf toont zich tegelijkertijd als een karakteracteur, terwijl talenten van eigen bodem als Nabil Mallat en Jeroen Perceval (naast de centrale personages, uiteraard) voortreffelijk spelen. Maar de ware revelatie van de film is Nouredinne Farihi. Het is echt zonde dat een acteur met zoveel klasse zo weinig heeft gespeeld in Vlaamse producties.

In feite werkt Patser voor de zoveelste keer als etalage van divers talent. De vraag is uiteraard of onze filmsector bereid is om daar plaats voor te maken of nog altijd zal blijven herhalen dat ‘ze’ nergens te vinden zijn.

Patser, een film van Bilall Fallah en Adil El Arbi, vanaf 24 januari in de bioscoop.