Toen de Arabieren nog dansten

Jawad Rhalib is een maatschappelijk bewuste maker met oog voor onderdrukking. Deze film kan dus niets anders zijn dan een eerlijke cri de coeur. Maar When Arabs Danced voelt te veel als een afrekening, en dat verzwakt de geloofwaardigheid van de film op een dramatische manier.

We weten dat mensen, vooral vrouwen, gestraft worden in sommige islamitische en ultraconservatieve contexten omdat ze gedanst hebben. Wat we verwachten van een documentaire die daarover gaat, over die wurgende beperking van artistieke vrijheid in religieus conservatieve, vooral islamitische contexten, is vooral diepgang. Naast een genuanceerde, eerlijke aanklacht, hopen we te begrijpen hoe zoiets mogelijk kan zijn. Dat is de enige manier om een constructieve dialoog te voeren.

Dat is allesbehalve evident, en de ervaren filmmaker Jawad Rhalib doet met When Arabs Danced een poging om deze uiterst gevoelige kwestie aan te kaarten. Een dappere onderneming, gezien er kritiek wordt gegeven over mensen en structuren die verondersteld worden niet goed om te gaan met kritiek.

In de huidige context ligt voor een film zoals When Arabs Danced echter een even grote uitdaging in een moeilijke evenwichtsoefening: hoe kan je een dergelijke aanklacht formuleren zonder bij te dragen tot een islamofobe agenda?

Die vraag kent geen eenduidig antwoord. Er bestaan geen formules om dat goed te doen. Maar als je een film begint met een beeld van schotelantennes en een ultraconservatieve stem op de achtergrond die de vrijheid van mensen wil inperken in de naam van religie, weet je al dat de professionele islamofoben van deze wereld klaar zullen staan om je film te misbruiken.

Zoektocht naar bevestiging

Het concept is eenvoudig: Rhalib verzamelde getuigenissen van o.a. Marokkaanse, Egyptische en Iraanse artiesten die in hun landen van herkomst geconfronteerd worden met een verstikkende controle op hun kunst. Dat levert dappere getuigenissen op. Dansen als een vorm van verzet: zo schoon dat men het moeilijk zou hebben om zich een mooiere vorm van verzet in te beelden. En nog: Dansen als uitdrukking van spiritualiteit, als uiting van culturele trots. Hoe iemand daar een probleem mee kan hebben is een raadsel.

De zoektocht van Rhalib levert ook prachtige beelden. Beelden van heroïsche sensualiteit. Het zijn beelden die we in het algemeen niet zien: de ‘Arabische’ wereld is in onze ogen een wereld van conflict, niet van dansen. En dat biedt ons een broodnodige nuance over die context: there’s more than meets the eye.

Maar tegelijk wringt het. Wat moet lijken op spontane groepsgesprekken zonder duidelijke interviewer, komt duidelijk over als sterk aangestuurd. Niet dat de artiesten die aan het woord komen niet oprecht zijn. Hun persoonlijke getuigenissen zijn moedig en raken diep. Maar het is eerder zo dat Rhalib hen niet echt om diepgang vraagt. Hij lijkt louter bevestiging te zoeken tussen lotgenoten. Vragen die dieper ingaan op de culturele context van de Arabische wereld en hoe het komt dat het fundamentalisme aan macht heeft kunnen winnen komen niet aan bod.

De kijker wordt geconfronteerd met een strak zwart-wit beeld van de geschiedenis en de huidige context van de regio. En laat nu net de Arabische wereld (en in het verlengde daarvan, het hele Midden-Oosten) heel veel dingen zijn, zwart-wit is het allesbehalve.

Nostalgie naar een problematisch verleden

When Arabs Danced zet beelden van een vrolijk en vreedzaam 'verwesterde' 'Arabische wereld' (van de Maghreb tot en met Perzië, vermoedelijk, onder één label) op melige, nostalgische pianomuziek. Daardoor straalt de documentaire vanaf het begin een duidelijke eenzijdigheid uit en een vrij onkritische houding tegenover de ontwikkelingen die geleid hebben tot de volksrevoluties met religieus conservatisme als antwoord.

De geschiedenis begint voor Rhalib met de opkomst van de fundamentalist, van de conservatief, van de islamistische kaping van de revolutie, van de opgedrongen sluier en de manicheïstische opdeling van de wereld in halal en haram. Daarvoor was er niks, behalve harmonie en een geromantiseerd beeld van vrede en vrijheid.

Maar hoe kan je spreken over een reactie zonder te refereren naar naar dat waarop er gereageerd wordt? Als je verhaal begint met de Cubaanse machtsgreep door militairen die mensen hebben ontdaan van hun eigendom en veel hebben vernield, gaat het over brutaliteit zonder meer. Enkel als je meegeeft dat Cuba voordien zo goed als een bordeel was voor de Verenigde Staten, kan je beginnen begrijpen vanwaar die reactie. Als je verhaal begint met de Belgen die Congo moesten ontvluchten op risico van eigen leven, en het falen van een Afrikaanse staat, zonder de decennialange uitbuiting, vernedering, moorden en verkrachtingen die daar een aanleiding voor waren, is je verhaal onvolledig.

Op dezelfde manier kan je niet spreken over de conservatieve reactie van strenge religiositeit zonder te spreken over imperialistisch bewind, oriëntalisme, het implementeren van Westerse concepten zonder de nodige gevoeligheid... Dan gaat alle nuance verloren. De documentaire leert ons niet vanwaar het verbod komt. We krijgen één kant van het verhaal, enkel die van de slachtoffers (en het is terecht hen slachtoffers te noemen) van een verbod op en de inperking van de vrijheid. Maar wat zijn we met solidariteit zonder kennis? De enige manier om tot een oplossing te komen is begrijpen vanwaar iets komt, hoe de ander denkt. Maar de ander wordt gereduceerd tot de brutale onderdrukker, de achterlijke tiran.

Nostalgie koesteren voor het Egypte van de jaren 50, dat toen onder leiding van Jamal Abdel Nasser zich onafhankelijk maakte van Brits bewind, is mooi maar het dan verfraaien tot een periode waarin vrouwen van volle vrijheid genoten is problematisch. Er wordt in When Arabs Danced verwezen naar vrouwen die vooral actief waren in de wereld van de showbizz en filmindustrie. Uiteraard droegen ze geen hoofddoek en mochten ze sensueel dansen voor een gemengd publiek, maar betekent dit dat ze dan ook fundamentele vrijheid genoten?

De maatschappij waarvan we in When Arabs Danced mooie beelden van voorgeschoteld krijgen, was er in werkelijkheid een die vervuld was van seksisme. Het is natuurlijk ieders persoonlijke keuze om vrouwen als Marilyn Monroe of de Iraanse zangeres en actrice Googoosh als feministische iconen te zien of eerder als producten van een kapitalistische industrie, maar een documentairemaker kan niet voorbijgaan aan het feit dat er onder de schone schijn van westerse kleding en geföhnde kapsels nog altijd diepe patriarchale structuren lagen. Het is dan ook naïef aan te nemen dat de vrouwen die toen van het dansen hun beroep maakten nooit maatschappelijk benadeeld werden. Wat het fundamentalisme bereikt heeft, is dat nog harder benadrukken, maar de wortels van deze culturele problematiek liggen veel dieper. Natuurlijk is dit iets wat tijd zou moeten hebben gekregen om zich te ontwikkelen. Het is aan elke generatie om een betere maatschappij te eisen dan hun voorgangers.

Wat het fundamentalisme gedaan heeft, is het enorm moeilijk maken voor nieuwe generaties om dit te verwezenlijken. Maar het is niet progressief om dan te hunkeren naar een terugkeer van een periode die aan de oppervlakte wat meer vrijheid verschafte maar daar waar het werkelijk essentieel is, eveneens tekortschoot. Deze nostalgie draagt bij tot een enigma, want: waarom dan die revoluties? Als het allemaal zo geweldig was, waarom werd een revolutie ondersteund door een groot deel van de bevolking? Vanwaar de onvrede?

(Angst voor) recuperatie

Jawad Rhalib, zelf zoon van een danseres, heeft alle recht van spreken. Zijn klacht is legitiem: het conservatisme heeft danseressen als courtisanes behandeld. Hij was daar zelf ook slachtoffer van, toen hij in zijn wijk gepest werd omwille van het beroep van zijn moeder.

Als gevolg van de pesterijen wilde hij naar eigen zeggen ook een sluier wikkelen over zijn eigen moeder. In zijn impuls schuilt een deel van het verhaal van de onderdrukker. Maar we gaan als kijker niet dieper in de analyse van zijn eigen onderdrukkend impuls. En de motieven van zijn pesters blijven ook verborgen achter de labels conservatisme en fundamentalisme.

Als Belgisch-Marokkaanse filmmaker, is het logisch dat Rhalib ook in gesprek gaat met Belgische artiesten met vooral Marokkaanse, Tunesische en Iraanse achtergrond. Acteur Mourade Zeguendi, theatermaker Chokri Ben Chikha (tijdens de bewerking van Houellebecq’s Soumission, nota bene), actrice/theatermaakster Sachli Gholamalizad (wiens beelden van Iran en van haar voorstellingen (Not) my paradise en A reason to talk, uitvoerig gebruikt worden) en actrice Hiam Abbas (bekend van het schitterende Insyriated) maar onder andere ook Brusselse buikdanseres Farah Bakkali en drag performer Ladiva Live.

Het doet vanzelfsprekend wenkbrauwen fronsen dat de Iraanse, Marokkaanse en Egyptische contexten in verband worden gebracht met de Belgische, via een zeer korte en verder onverklaarde Frankrijk-passage van een paar minuten. In de andere contexten wordt er terecht gevreesd voor een aantal zorgwekkende fenomenen en evoluties, het zijn tenslotte autoritaire regimes, die je onmogelijk kan extrapoleren naar onze context. De Belgische getuigen worden gereduceerd tot hun anders zijn, hun dansen wordt enkel gepercipieerd als het rebelse dansen van gevluchte Arabieren, niet als het normaal dansen van de Europeanen die ze ook zijn.

De artiesten in de film die hier leven en werken koesteren toch een angst. Waarom? Omdat ze regelmatig naar hun land van herkomst reizen? Uit schrik voor ‘de gemeenschap’? In het eerste geval gaat het over internationale politiek en dus over diplomatie. In het tweede geval gaat het over ons en dan moeten we daarover spreken. We moeten daarover spreken want als we dat niet doen, zijn er genoeg individuen die het gesprek zonder ons willen voeren, omwille van verschillende agenda’s.

“Het is heel moeilijk om in deze tijd het woord te nemen in de Arabische wereld”, luidt het en ja, dat klopt. Dat is een ramp en dat moet ernstig worden geanalyseerd. En dat heeft te maken met geschiedenis, met interne en externe factoren. In When Arabs Danced zien we enkel de interne factoren. De geschiedenis bestaat niet en dit mini-universum bestaat in een vacuüm.

Ladiva Live nuanceert het idee van de intolerantie en geeft mee te zijn opgegroeid in een familie waar het religieuze engagement ruimte maakte voor tolerantie en aanvaarding van ieders identiteit. “Maar we horen ze niet” vraagt Rhalib. Na een lange aarzeling luidt het antwoord: “Parce qu'ils ont peur”. Daar moeten we over spreken, over die angst. Maar zijn er niet evenveel mensen die vooral bang zijn van de recuperatie van hun kritiek voor een islamofoob discours? Is de algemene demonisering van de islamitische wereld niet juist een van de redenen waarom “Arabs” zwijgen? Maar daarover wordt met geen woord gerept in de hele film. En juist daardoor bestaat het gevaar dat de film gerecupereerd kan worden en de dialoog verhinderd.

A reason to talk

When Arabs Danced is een vlot opgebouwd documentaire met overtuigend gebruik van muziek en correct gefotografeerd, zelfs in moeilijke lichtomstandigheden. Puur verteltechnisch vraag je je soms wel af over wie de film gaat, wie is het hoofdpersonage. En het antwoord is in dit geval niet evident. Mensen komen en gaan, zeggen iets en verdwijnen. We blijven aan de oppervlakte en leren weinig van hen kennen. Zo weinig dat de diepgang van het hele document op het spel staat. Het blijft vaak hangen bij de anekdotiek. Er lijkt geen hoofdpersonage te bestaan, tot je beseft dat Rhalib een inleiding ingesproken heeft en een ook een slotcommentaar toegevoegd heeft. Hij is het hoofdpersonage. Maar hij blijft volledig afwezig, verborgen achter de camera en achter de anderen.

Nu, het zou oneerlijk zijn om Jawad Rhalib af te schilderen als een tendentieuze filmmaker. Het gaat over een geëngageerde cineast die zowel documentaire als fictie op zijn conto heeft staan. Met El Ejido, La Loi du Profit, kaartte hij de erbarmelijke omstandigheden aan waarin migranten werken in de buurt van Almería in Zuid-Spanje. Een pijnlijk verslag van openlijk racisme en moderne slavernij. Les Damnés de la Mer (duidelijke knipoog naar Frantz Fanon) was een verontrustend portret van verarmde vissersgemeenschappen in Marokko, slachtoffers van de grootschalige industriële visserij door internationale bedrijven. Daarna maakte hij nog een documentaire over de Marokkaanse Lente (Le Chant des Tortues) maar ook even geëngageerde fictiefilms.

Rhalib is een maatschappelijk bewuste maker met oog voor onderdrukking. Deze film kan dus niets anders zijn dan een eerlijke cri de coeur. Maar When Arabs Danced voelt te veel als een afrekening, en dat verzwakt de geloofwaardigheid van de film op een dramatische manier. Toch is het de moeite om de film te bekijken, al is het maar om de simpele reden dat erover gepraat moet worden.

De integrale overname van Khruangbins schitterende videoclip voor ‘Maria También’ (https://www.youtube.com/watch?v=7hlGqj3ImQI) is misschien niet zo een goede zet: het dreigt het beste stuk van de hele film te worden.

 

When Arabs Danced, een film van Jawad Rhalib, vanaf 16.01 in de bioscoop.