When you're strange

O. blogt over de film 'The Invader' van Nicolas Provost. 'Aan de ene kant heb je een regisseur die de clichés van migratie wil vermijden en aan de andere kant zie je dat de twee grootste clichés over migratie samen zitten in de premisse van zijn film.'
Door: O. - 27/01/2012 - 10:21
When you're strange

People are strange
When you’re a stranger

The Doors.

The hammer of the Gods
Will drive our ships
To new land

Led Zeppelin

 

Het is een tijdje geleden, maar in een interview dat verschenen is in de Metro van 22 november zegt Nicolas Provost over zijn film The Invader: “Wanneer Amadou in Europa aankomt, is zijn eerste doel een vrouw. Liefde is ook het enige dat hij zelf te bieden heeft, want voor de rest heeft hij niets”. Een paragraaf later zegt hij dat hij “niet het zoveelste sentimentele portret van migratie wou maken”. Ik dacht op dat moment dat ik zelden zo’n contradictie had gelezen: aan de ene kant heb je een regisseur die de clichés van migratie wil vermijden en aan de andere kant zie je dat de twee grootste clichés over migratie samen zitten in de premisse van zijn film. Ik ben de zaal binnengekomen met ‘gemengde verwachtingen’, iets wat ik niet zo vaak meemaak. The Invader is, in ieder geval, zo’n scherpe film dat mijn verwarde mood snel onbelangrijk is geworden.

The Invader heeft een fascinerend hoofdpersonage en de vertolking van Issaka Sawadogo is van een onwaarschijnlijke sterkte. En het verhaal, hoe eenvoudig ook, vertelt zo veel over de broosheid van een migrant dat Provost de lat heel hoog legt qua inlevingsvermogen met zijn onderwerp.

Amadou, een aangespoelde migrant, moet ineens vluchten van zijn misdadige ‘werkgevers’ en eindigt op straat. Hij heeft niets en niemand. Hij kan niets doen. Hij is het gevolg van de castratie die gebeurt als je iemand “illegaal” verklaart: een mateloze eenzaamheid, een mateloze onmacht. We hebben allemaal eenzaamheid en onmacht ooit meegemaakt en we hebben dat ook opgelost met hulp van familie of vrienden of instellingen. Maar Amadou kan niet geholpen worden en hij heeft geen vergunning om zichzelf te redden. Amadou zwerft door de straten van Brussel en het is waarschijnlijk de beste illustratie die ik ooit gezien heb van dat nummer van The Doors. Faces look ugly / when you’re alone. Een dag lijkt een week te duren. Angst en woede nemen plats van elke vorm van redenering.

Women seem wicked / when you’re unwanted. Wat doet een illegaal met zijn liefde, met zijn seksuele verlangen? Hoe kijkt een illegale man naar een vrouw en hoe kijkt een vrouw naar hem? Onvermijdelijk wordt een blanke vrouw, Agnes, zijn obscur objet du désir. En Amadou is geen zieligaard, hij krijgt wat hij wil. En hij voelt zich ineens opnieuw dapper en sterk. Sterker dan ooit, in zijn eigen woorden. De kracht van het scenario ligt in de contradicties van een personage die al te menselijk kan zijn: een migrant kan voor The Doors zo broos zijn, maar tegelijkertijd leeft in elke migrant een kleine Conquistador, volgens Led Zeppelin.

Amadou vindt een vrouw en zijn leven lijkt te veranderen, het lijkt het begin van zijn verlossing. Maar migreren is veel complexer dan dat. Migreren brengt zo’n complexe mengeling van gevoelens met zich mee dat de beschrijving ervan bijna een absurde onderneming wordt. Provost slaagt er toch in om in de huid van een migrant te kruipen op zo’n manier dat het me niet zou verbazen dat het moeilijk is om de film te beschrijven. Eigenlijk spreekt de film op een bepaald moment zijn auteur tegen: het probleem is niet dat Amadou niets te bieden heeft. Hij probeert op een bepaald moment zijn eigen situatie te begrijpen en zegt wanhopig tegen zichzelf “ik heb toch zo veel te bieden”. Het probleem is dat hij dat aan niemand kan bieden. Hij zou Agnes kunnen bevredigen, maar er is geen plaats voor hem in haar leven. Hij kan hard werken, maar hij heeft daar geen toestemming voor. Als Agnes hem vraagt of hij werk zoekt, zegt hij dat hij massa’s werk heeft, dat hij alleen op zoek is naar contacten. Maar dat is niet zo gemakkelijk in een samenleving die zo hermetisch is en vooral zo anders als die van zijn land van herkomst.

Soms moet ik terug denken aan de momenten dat ik in tranen uitbarstte tijdens mijn eigen migratieproces. En als ik denk aan waar ik nu zou kunnen zijn als ik niet geholpen werd door mijn vrienden en door de structuur die mijn job aan mijn dagen gegeven heeft, word ik bang van hoeveel agressiviteit je in jouw ziel kan bewaren als je alleen bent. Daarom vind ik het zo begrijpelijk dat Amadou, in de context van het genre, zo’n gevaarlijke man wordt.

In het midden van zijn confronterende downward spiral, ver voorbij de angst, komt Amadou aan in een receptie met rijke blanke bankier-achtige mensen. En hij gaat van groep tot groep en knikt geïnteresseerd hoewel het duidelijk is dat hij niet volgt. Hij zou zo graag de Zelig van Woody Allen worden. Hij zou zo graag zich mimetiseren, een dikke blanke Belg worden, om niet op te vallen, om normaal te zijn, om een plek in de wereld te vinden. Maar dat is onmogelijk. En frustrerend.

In het interview met de Metro vertelt Provost dat deze film even goed een racistisch verhaal had kunnen worden. En het zou me niet verbazen dat racisten er een argument in zouden kunnen vinden voor hun ziekte. Migranten zijn toch gevaarlijk, zouden zij kunnen zeggen. Migratie moeten we doen stoppen, zouden zij kunnen zeggen. Maar neen, niet migratie, maar eenzaamheid en onmacht kunnen een mens gevaarlijk maken. En die eenzaamheid en die onmacht waar migranten zo vaak slachtoffers van zijn, moeten we doen stoppen.

 

-------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Orlando Verde is geboren in Venezuela in 1977, maar woont in Antwerpen sinds 2001. Hij is informaticus van opleiding en schrijft en maakt films af en toe. Eigenlijk vertelt hij vooral graag verhaaltjes.
Eerdere publicaties:

'Wassalonpolitiek'

'Het niveau van het discours'

'Het land van de Minderheden'

'De Decaf Era'

'De Jacht'

'De Ogen van Oedipus'

'The Eighthies'