Wij zijn er

Dekolonisering begint met het besef dat we er zijn. Onze media zijn afgestemd op een voorbijgestreefd idee van de mediaconsument net zoals onze culturele sector een achterhaald idee van de cultuurconsument hanteert. Dat is de bron van veel ellende, van eenzijdige berichtgeving, onvolledige analyses en stigmatiserende beeldvorming.

Op 9 mei was er een zeer beleefd en constructief maar daarom niet minder confronterend gesprek in KVS naar aanleiding van de voorstelling Black van NTGent. Het was een eigenaardig concept omdat het geen inleiding was, maar wel vóór het begin van de voorstelling doorging. Het is in ieder geval gezond om reflectiemomenten te koppelen aan stukken die grote controverse opzoeken, voor of na het hoofdprogramma.

Black is een toneelstuk dat de confrontatie met het koloniale verleden wil aangaan en daarom heel wat ongemakkelijke momenten telt waarbij racisme, slavernij, folteringen, seksueel misbruik en verregaande vernederingen de revue passeren. Voor een beschrijving en bespreking van het stuk leest u best onze recensie daarover. Er werd ook druk geschreven over de voorstelling in andere media – Trouw, met een bijdrage van Nadia Nsayi en Don Pandzou, Etcetera, NRC, De Standaard, De Morgen, Evelyne Coussens in Ons Erfdeel, Pieter T’Jonck in Theaterkrant, Volkskrant, Mathias De Groof in rekto:verso: het stuk is onmiskenbaar spraakmakend. Het is wel opvallend dat de toonaangevende Vlaamse recensenten (De Standaard, De Morgen) laaiend enthousiast waren over het stuk, terwijl kleinere media en Nederlandse kranten veel kritischer uit de hoek kwamen.

Het is wel opvallend dat de toonaangevende Vlaamse recensenten laaiend enthousiast waren over het stuk, terwijl kleinere media en Nederlandse kranten veel kritischer uit de hoek kwamen.

Het was voor mij een eer om in dat panel te mogen zitten naast Bambi Ceuppens (antropologe, AfricaMuseum), Mathias De Groof (onderzoeker, filmmaker, UA), Nadia Nsayi (beleidsmedewerker Congo, Pax Christi), Steven Heene (dramaturg, NTGent) en moderator Omar Ba (consulent, activist). Het gesprek ging over een aantal discutabele aspecten van de voorstelling: de grens tussen het reproduceren van geweld en het aanklagen van geweld, hoe het zwarte perspectief van het Afro-Amerikaans hoofdpersonage William Henry Sheppard verwatert en uiteindelijk meer ruimte maakt voor het meerstemmige witte perspectief van de kolonisten, het menselijk leed als spektakel en andere interessante onderwerpen en analyses.

Er was gezonde onenigheid in het panel, maar we waren het eens over een ding: dit stuk was niet voor ons bedoeld (lees: het was niet bedoeld voor mensen zoals Bambi of Nadia of ik). Dat had ook Don Pandzou (De Ambrassade) als volgt verwoord in Trouw: “het is wel duidelijk gemaakt voor een wit publiek”.

Voor mij persoonlijk betekende dat dat ik het stuk moest ondergaan. Black confronteerde me niet met mijn ingebakken vooroordelen, onbewust racisme, seksualisering en infantilisering van zwarte lichamen, latent superioriteitsgevoel noch gebrek aan bewustzijn over mijn omgaan met de voormalige kolonies. Ik kreeg ook geen interessante en zelfkritische inzichten in ruil voor mijn emotionele investering in dat stuk. Ik werd niet gezien als doelpubliek maar ondertussen zat ik in de zaal. Niet alleen omdat ik er over moest schrijven, maar omdat ik oprecht geïnteresseerd was in de combinatie tussen het idee van het verdriet van België, het koloniaal verleden en een poster waarin een jongeman met zwarte huidskleur zijn middelvinger opsteekt tegen het standbeeld van Leopold II, aan het Brusselse Troonplein. Maar van dat verdriet en die middelvinger is er weinig overgebleven.

‘Waarom rekening houden met mensen die niet in de zaal zitten?’ zo klinkt de redenering.

Ik was niet de enige persoon die er weinig aan had. Niet alleen was ik niet de enige toeschouwer met migratieachtergrond: ook mensen zonder migratieachtergrond zijn die confrontatie al voorbij en willen verder. En hadden verwacht dat dit stuk, met de grote verwachtingen die de regisseur creëerde in de media, dat gesprek kon verderzetten. We waren eraan voor de moeite.

Toch zijn er argumenten voor de keuzes die ervoor zorgen dat het stuk niet voor ons was bedoeld: als je naar de zaal keek, was het publiek bijna integraal spierwit. ‘Waarom rekening houden met mensen die niet in de zaal zitten?’ zo klinkt de redenering. Als we willen dat de inhoud van het Vlaamse theater verandert, moeten we eerst en vooral in dat theater aanwezig zijn.

De redenering lijkt me enorm problematisch: Dekolonisering begint met het besef dat we er zijn. Toen Hans Vandeweghe, sportjournalist van De Morgen, zich moest verantwoorden voor zijn door en door racistische commentaar in de sportbijlage, was zijn luidste argument dat hij zich niet zou laten ontmoedigen door mensen die nooit de sportbijlage lezen. Door nieuwe lezers, zeg maar. Hans Vandeweghe wil vooral niet erkennen dat we er zijn, dat we de krant lezen en zijn racisme aan de kaak stellen. Onze media zijn afgestemd op een voorbijgestreefd idee van de mediaconsument net zoals onze culturele sector een achterhaald idee van de cultuurconsument hanteert. Dat is de bron van veel ellende, van eenzijdige berichtgeving, onvolledige analyses en stigmatiserende beeldvorming. Dat is een perverse logica, want het is niet omdat mensen niet in de zaal zijn dat we het recht hebben om ze te schofferen. Op dezelfde manier wordt in de politiek ‘rekening houden met ons als kiezers’ door velen gezien als het ‘ronselen van etnische stemmen’. 

Als er een reden is waarom onze kranten op dezelfde problematische manier blijven berichten, waarom onze films dezelfde racistische passages bevatten, waarom onze opiniemakers nog altijd dezelfde clichés herhalen, waarom onze kritiek wordt afgedaan als lange tenen, dan is dat het idee dat we niet in de zaal zitten. Dat we er niet zijn. Dat er geen rekening moet gehouden worden met ons. En juist dat sluit mensen uit: je zou het bijna een pervers verdedigingsmechanisme kunnen noemen.

En juist dat sluit mensen uit: je zou het bijna een pervers verdedigingsmechanisme kunnen noemen.

Ja, uiteraard is het de bedoeling dat wij ook in de zaal zitten, maar dan moet het aanbod rekening houden met ons. Dat is een minimale voorwaarde. Ja, het is de bedoeling dat we meedoen, dat we kranten lezen, dat we naar tv-programma’s kijken, maar dan moeten ze ons op zijn minst niet afstoten.

We zijn er. Het zijn de instanties die het nalaten om met ons rekening te houden, die het status-quo in stand houden.

Repeat after me: wij zijn er.


 

Wij zijn er.

 

 

Wij zijn er.