Zonder zelfkritiek is elke manier van leven superieur

Gwendolyn Rutten somt de verwezenlijkingen van ”onze manier van leven” op, maar negeert tegelijkertijd de negatieve aspecten daarvan. Daar ligt juist de arrogantie van dergelijke stelling.

Op 30.03 schreef auteur en filosofe Tinneke Beeckman in De Standaard over de “wrede loterij” van het lot der mensheid. Ze vertrekt vanuit het idee dat het maar een kwestie van toeval is dat je ‘hier’ en niet ‘daar’ geboren bent. Een idee dat voor velen een gastvrijere houding impliceert tegenover zij die minder geluk hebben gehad, want louter toeval kan ons geen recht toekennen om anderen uit te sluiten en hen het recht niet ontzeggen op een voorspoedige toekomst.

Maar vervolgens ontkracht ze de logica van die gastvrijere houding. Eerst en vooral met de vaststelling dat we niet iedereen kunnen opvangen. Die vaststelling berust op de veronderstelling dat iedereen naar hier wil komen, wat op zich moeilijk te bewijzen valt en daardoor meer lijkt op vooringenomenheid. Ten tweede, en veel belangrijker, met een aantal argumenten die volgens haar wijzen op het idee dat die loterij toch niet zo willekeurig is. Dat de toebedeling van loterijbiljetten niet zo toevallig is.

Beeckman wijst, oh verrassing, op de eigen verantwoordelijkheid. Joan Baez citerend, stelt ze dat je bij elke persoon de sporen van zijn mislukking kan vinden (”Dan kan ik je een jonge man aanwijzen, en al de redenen waarom het zo gelopen is”) en vervolgens trekt ze haar denkoefening door naar onze voorvaderen: “Vooral de vorige generaties hebben het aantal winnende biljetten enorm vermeerderd, dat wordt makkelijk over het hoofd gezien”. Dat men verantwoordelijkheid draagt voor zijn eigen beslissingen is één ding, die redenering uitbreiden tot de voorouders een ander.

Ze wijst op de bijdrage, de verdienstelijke strijd van de voorouders om te helpen verklaren dat we vandaag de loterij gewonnen hebben. Het zijn tenslotte zij die een sociaal vangnet hebben opgezet of het fascisme hebben bestreden. Vervolgens wijst ze op de arrogantie om God te willen spelen door “de teerlingen voor de hele mensheid opnieuw te werpen” en, bijvoorbeeld, “de grenzen voor iedereen [te] openen”.

Rutten

Nu, in een andere lijn van gedachten sprak Gwendolyn Rutten onlangs over de superioriteit van onze manier van leven. Ze deed het al meer dan eens, die zoektocht naar aandacht. Zelf noemde ze dat “Twitter doen ontploffen” of “een stoute uitspraak doen”, toen ze sprak over hoe er op zich niks mis was met ongelijkheid, een boutade op zoek naar mediaruimte om te verduidelijken wat ze daarmee bedoelde.

Wat ze deze keer bedoelde, was alleszins een referentie naar de verworvenheden van de liberale democratie: vrijheid van meningsuiting, gelijke rechten voor holebi’s, het recht om te trouwen met wie je wil, om te scheiden, om een zwangerschap stop te zetten, om euthanasie te plegen. Onze vrijheid! Vrijheid die vandaag bedreigd wordt, zowel door een teveel aan regels als, oh verassing, religieus conservatisme.

Maarten Boudry verdedigde snel de jongste boutade van Rutten. Hij voegde zelfs toe dat wie die superioriteit van onze manier van leven niet erkent, mag gerust “ophoepelen”. Tegelijkertijd deed een jonge filosoof het ware werk: Othman El Hammouchi fileerde de contradicties en tekortkomingen van Ruttens electorale pamflet in een artikel in Knack.

Onder andere wijst El Hammouchi in zijn artikel op de dubieuze constructie van die “ons” waar Rutten naar refereert, zeker in het kader van uitspraken over religieuze groepen. Hij wijst op het feit dat we soms vrijheden moeten inperken om te zorgen voor het algemene belang. Op de stoere houding waarmee Rutten alle financieringskanalen van de islam wil droogleggen, terwijl moslims ook belastingen betalen in dit land. Op de vanzelfsprekendheid dat ze onmogelijk alle “manieren van leven” kent of kan vergelijken, zelfs binnen ons land of het Westen of wat ze ook bedoelt met die “ons”. Zijn besluit: een dergelijke uitspraak komt over als “nutteloos en provocerend”.

Naast El Hammouchi gingen ook Steven Vromman en Veerle Wauters in op hoe schadelijk onze superieure manier van leven is voor onze planeet en over “de keerzijde” van die superioriteit. Kortom: ze wijzen allebei op de “collateral damage” van onze superieure vrijheden, zowel hier als elders.

Gebrek aan (historische) zelfkritiek

Daar ligt juist het probleem met de stelling van Rutten: ze somt de verwezenlijkingen van ”onze manier van leven” op, maar negeert tegelijkertijd de negatieve aspecten daarvan. Net zoals Tinneke Beeckman haar voorouders bedankt voor de vele lotjes die ze kochten zodat zij de loterij zou winnen, maar vergeet te vermelden dat diezelfde voorouders ook de tickets van anderen vernietigd hebben, of is dat niet wat de koloniale ondernemingen en eeuwen van onderdrukking, imperialisme en globaal racisme hebben gerealiseerd?

Daar ligt juist de arrogantie van dergelijke stelling: in het alleen kijken naar het mooie in zichzelf zonder de lelijke kanten te vermelden. Zonder zelfkritiek mag iedereen zichzelf superieur wanen. Zonder historische zelfkritiek hebben onze voorouders alleen maar hard en eerlijk gewerkt en geen andere landen leeggeplunderd. Zonder historische zelfkritiek is er geen ruimte voor historische verantwoordelijkheid, enkel voor een historische rechtvaardiging voor ons egoïsme of onze beperkte inspanningen om anderen te helpen.

Maar erger nog is het dat het niet blijft bij zelfophemeling: mensen reduceren tegelijkertijd de andere tot dat wat hen in hun ogen inferieur maakt. En die oneerlijkheid is de wankele intellectuele basis van het superioriteitsgevoel dat keer op keer de lelijkste bladzijden in onze geschiedenis heeft gerechtvaardigd.