‘De bedoeling is dat we een oplossing vinden!’

Twintig Kielse jongens die tezamen met politieagenten en ambtenaren van Stad Antwerpen ‘1-2-3 thank you!’ roepen, compleet met bijbehorende gebaren. Je ziet het niet elke dag, maar het kán en gebeurde tijdens het debat ‘Wij(k) in verandering’, georganiseerd in de Antwerpse zone 2020.
‘De bedoeling is dat we een oplossing vinden!’

Discrimineert de politie op straat? Zijn jeugdhuizen belangrijker voor veiligheid op straat en goede relaties in de wijk dan politie? Zijn jongeren die hangen bedreigend en moeten ze aangepakt worden?

 

Twintig Kielse jongens die tezamen met politieagenten en ambtenaren van Stad Antwerpen ‘1-2-3 thank you!’ roepen, compleet met bijbehorende gebaren. Je ziet het niet elke dag, maar het kán. Het gebeurde tijdens het debat ‘Wij(k) in verandering’, op 22 januari 2013 georganiseerd in ontmoetingsruimte Nova in de Antwerpse zone 2020.

Antwerpse jongeren hebben geen al te beste reputatie. Althans, zo lijkt het als je er de berichtgeving in verschillende Vlaamse media op naslaat. Een zoekactie in het digitale mediaplatform Mediargus met als trefwoorden ‘jongeren’ en ‘Antwerpen’ levert – alleen al voor de voorbije maand januari – weinig fraais op. Naast enkele berichten over jonge profwielrenners, een jeugdwerking voor gamers en de creatieve wedstrijd Kunstenbende, komen vooral ‘problemen’ aan bod: overmatig druggebruik, de grote werkloosheid onder jongeren in Borgerhout, de facebookpagina ‘Antwerpse hoeren’, het patserproject van procureur Dams, het verband tussen hiphop en criminaliteit, GAS-boetes (al dan niet naar aanleiding van een sneeuwballengevecht) en een omstreden samenscholingsverbod… Vooral de moeilijke combinatie van Antwerpse jongeren van niet-Vlaamse origine en de arm der wet springt in het oog. In hoeverre die relatie is gebaseerd op feiten, intuïties of vooroordelen, is lang niet duidelijk. Met name de jongeren zelf blijven in deze kwestie vaak zonder stem.

Een aantal jongeren uit de Antwerpse wijk Kiel ging daar tegenin tijdens het debat in Nova, georganiseerd door Kras Jeugdwerk en Idea, in samenwerking met Uit de Marge Antwerpen en mede mogelijk gemaakt door Youth in Action. Aanwezig waren, naast een twintigtal jongens uit de buurt van om en bij de zestien jaar (‘De jongste is die met zijn chocomelk!’), vertegenwoordigers van de Lokale Politie Antwerpen, het Vlaams Straathoekwerk Overleg en Stad Antwerpen (met Dienst Samenleven, Buurtregie en Jeugdinterventie). Een reeks vragen opgesteld door de jongeren vormden het vertrekpunt voor het groepsgesprek: ‘Discrimineert de politie op straat? Zijn jeugdhuizen belangrijker voor veiligheid op straat en goede relaties in de wijk dan politie? Zijn jongeren die hangen bedreigend en moeten ze aangepakt worden?’

Gedurende ruim twee en een half uur kregen de aanwezigen de kans hun blik op de thema’s te verduidelijken en zich open te stellen voor commentaar. Het resultaat was een bovenal constructieve avond met heel wat humor en gezelligheid, maar ook met enkele bitse momenten, uitingen van een diepgeworteld wederzijds wantrouwen, en een occasionele salto – om te tonen wat freerunning is.

Hieronder een beschouwend verslag van de avond, aan de hand van de voornaamste thema’s:

Veiligheid

Het eerste deel van de avond werd gewijd aan de rol van enerzijds jeugdhuizen en anderzijds politie in een wijk. Wie creëert veiligheid en zorgt voor goede relaties? Een onterechte tegenstelling, gaven verschillende deelnemers aan. Waar het jeugdhuis in de eerste plaats een plek is voor jongeren om zichzelf te vormen, is het de ‘business’ van de politie om de veiligheid te garanderen. De politie is de enige instelling in België om tussen te komen bij ‘grote problemen’, benadrukte de aanwezige commissaris, ‘in een rechtsstaat is dat nu eenmaal soms nodig.’

Maar ook voor kleine problemen kan je bij de politie terecht. De wijkagenten verschijnen zoveel mogelijk te voet of op de fiets in het straatbeeld, om aanspreekbaar te zijn. In tegenstelling tot de interventieploegen worden zij niet weggeroepen voor belangrijkere zaken wanneer je hen aanspreekt – een verzuchting van een van de jongens. Alleen lijken maar weinig mensen dat te beseffen, zo geeft de wijkagent toe: ‘Kom toch naar ons met uw problemen!’

Hij herhaalt dat de politie meerdere keren per maand gespreksmomenten organiseert met de buurtbewoners, maar dat hij de aanwezige jongeren – en bij uitbreiding iedereen met een migratieachtergrond – daar nooit ziet. ‘Wij wisten niet dat er zoiets bestaat’, werpt een jongen op, ‘anders zouden we zeker gaan. Daarom hebben we toch dit debat georganiseerd!’

Het illustreert meteen dat de kloof tussen politie en jongeren niet zozeer te maken heeft met slechte bedoelingen dan wel met een mank lopende communicatie. Maar hoe verhelp je dat probleem? Het is niet evident voor een jongere om met zijn verhaal naar de politie te stappen, als hij het gevoel heeft dat de hele instelling tegen hem is.

De jongeren die aan het woord kwamen, verkozen immers eensluidend de jeugdhuizen boven de politie. Maar uit hun antwoorden sprak vooral een grote nood aan begrip. Ze appreciëren jeugdhuizen omdat die ‘luisteren naar je verhaal’, je er ‘een gesprek aangaat’, ‘jezelf kan zijn’ en ‘de dialoog er verdergaat’. Eén jongen vond nog een extra troef: ‘Jeugdhuizen zijn belangrijk, omdat we dan niet rondhangen op straat. (Hij richt zich tot de politiemannen.) Dan is er minder werk voor jullie.’

Hangjongeren

Tot er expliciet bij het thema wordt stilgestaan, blijft rondhangen op straat per definitie iets negatiefs. Iets wat de politie kan bestraffen. De vertegenwoordigers van Stad Antwerpen en de politiemannen benadrukken dat hangen enkel problematisch is als je een stuk publieke ruimte toe-eigent en voorbijgangers provoceert. Maar de jongeren voelen die nuance niet zo aan. Niet alleen hebben ze het gevoel dat de buitenwereld hen hoe dan ook als ‘criminelen’ bekijkt (‘Ze denken dat we er staan om iets te plannen, maar we staan er gewoon.’), ook zien ze niet hoe zijzelf dat imago kunnen verhelpen: ‘Een oude vrouw die langskomt, ziet ons als een bedreiging. Maar wat kunnen wij doen om haar op haar gemak te stellen?’

Een enkeling oppert om boetes uit te delen aan mensen die op basis van een vooroordeel de politie opbellen, maar dat idee wordt in de kiem gesmoord. De vraag of de politie een rol kan spelen in de beeldvorming van de jongeren in de wijk, is op zich nochtans niet dwaas. De wijkagent wijst opnieuw op het verschil tussen de interventieploegen en de wijkteams. De eerste groep agenten heeft enkel tijd om identiteitskaarten te controleren, de tweede zou buurtbewoners ook ‘feedback’ kunnen geven: ‘Kijk, mevrouw, het zijn jongeren van de wijk. Ze hebben niets gedaan – of ze hebben wel iets gedaan, natuurlijk.’

De jongeren op hun beurt zijn het beu om te pas en te onpas hun ID-kaarten te moeten bovenhalen. En dat ze ook nog eens beboet kunnen worden voor te ‘hangen’, lijkt hen helemaal onrechtvaardig. Eén jongen geeft aan dat al drie keer te hebben meegemaakt. ‘Kunnen jullie daar in België een boete voor krijgen?’ De toon van de Nederlandse moderator is vol ongeloof. Tijd om de puntjes op de i te zetten.

Dat gebeurt aan de hand van artikel 84 uit de code van gemeentelijke politiereglementen, ‘Openbare vergaderingen, samenscholingen en manifestaties in openlucht en/of op de openbare weg’. De medewerker van Jeugdinterventie preciseert dat er in 2012, in het gebied dat valt onder postcode 2020, slechts zes boetes zijn uitgeschreven op basis van deze regel. Ook de commissaris benadrukt dat het gaat om een ‘uitzonderingsregime’, dat de burgemeester kan opleggen als ‘allerlaatste middel’, ‘als vrije meningsuiting in conflict komt met de openbare orde, als er winkelruiten sneuvelen, als het volledig uit de hand loopt, als er bussen worden gesloopt en noem maar op.’

Maar hoe valt de discrepantie tussen wat de jongens aanvoelen als een gangbare praktijk en wat voor de politie een uitzonderingsregel is, dan te verklaren? Een pasklaar antwoord is er niet.

Rechten en plichten

Ook uit deze discussie spreekt vooral de grote nood van de jongeren aan erkenning. Niet alleen mentaal (‘wij willen dat er naar ons geluisterd wordt’), maar ook fysiek. De reden voor hun (al dan niet strafbaar) hanggedrag, leggen de jongeren bij een gebrek aan ruimte. Een gebrek aan voetbalterreinen, een gebrek aan indoorhallen om ook in de winter te blijven freerunnen. Het jeugdhuis alleen is daar te klein voor. ‘Wij willen dat de Stad ons plaats geeft.’

De medewerker van Dienst Samenleven vindt dat al te baldadig: ‘Eigenlijk zijn jullie goed geïntegreerd. Jullie zijn echte Vlamingen: jullie leggen het probleem altijd buiten jullie zelf.’ Hij roept op tot meer zelfredzaamheid bij de jongeren. In plaats van te wachten op de politie of de Stad, zouden ze zichzelf moeten ondersteunen: ‘Respect begint bij jullie zelf.’

De directeur van de stedelijke jeugddienst sluit zich daarbij aan – zij het vanuit een meer pragmatische visie: ‘Er is geen budget tot in de hemel om professionele jeugdwerkers te betalen. Daarom vind ik het belangrijk dat de jongeren zelf zo hard hebben meegewerkt aan deze avond. Jongeren moeten zelf initiatief durven te nemen.’ Voor initiatieven die van de jongeren zelf vertrekken, voegt hij toe, is er wel geld beschikbaar.

Dat geld komt uit een pot voor projectsubsidies. Jongeren (tot 26 jaar) kunnen er beroep op doen om ‘een tijdelijke activiteit’ te organiseren, zoals een festival, een skatehappening of een naaiatelier. Natuurlijk is het belangrijk dat het bestaan van deze pot bekend is, maar een structurele oplossing is het niet. Je zal er geen zaal mee vinden waar je wekelijks kan gaan trainen. Je kan je dus afvragen of het wel relevant is de jongeren het gevoel te geven dat ze ‘gewoon’ niet genoeg hun best doen, als de aangeprate oplossing enkel tot ontgoocheling kan leiden.

Wat natuurlijk niet betekent dat de Stad geen enkele moeite zou willen doen om deze jongeren te helpen. Zo vertelde de wijkagent dat hij, samen met de medewerker van Buurtregie, op vraag van een aantal jongeren uit de wijk heeft geijverd voor een nieuw voetbalterrein. Bij het begin van het nieuwe schooljaar zal dat terrein er effectief zijn.

Discriminatie

Geen gebrek aan goede wil, dus. Als er iets is wat de debatavond aantoonde, was het wel dat ieder individu er met een constructieve houding naartoe was gekomen. Maar het wederzijdse wantrouwen, of de ‘vijandsbeelden’ zoals een van de jongeren het zei, verdwijnt niet van de ene dag op de andere. Het courantste beeld dat leeft bij de jongeren, is dat van de Antwerpse politie als een racistisch bastion. Een beeld dat overigens in 2011 nog werd gestaafd door een intern racisme-onderzoek bij de lokale politie van Antwerpen. De jongeren in de zaal hebben het gevoel dat de politiemannen hen viseren en hen regelmatig grof aanspreken (bv. met ‘maka(a)k’).

De aanwezige agenten gebruiken een ‘emotioneel’ argument om dat te weerleggen: hun menselijkheid. Zij krijgen immers heel wat negativiteit over zich heen tijdens een doordeweekse werkdag. Niet elke agent is daar even goed tegen bestand, aldus de commissaris, ‘vergeet nooit dat wij ook maar mensen zijn.’ ‘Respect moet van twee kanten komen’, voegt de wijkagent toe. ‘Wij reageren op de manier waarop er tegen ons gereageerd wordt.’

Vanzelfsprekend is het een kwaliteit om als politieman in bepaalde situaties je menselijke zijde te kunnen laten primeren op rigide reglementen. Maar de redenering veralgemenen is gevaarlijk. De vertrekpositie van beide partijen is immers niet gelijk. De arm van de wet staat in de maatschappelijke hiërarchie nog steeds boven de overtreder van de wet. De commissaris wees zelf gedurende de avond verschillende keren op zijn legitimiteit als dienaar van de ‘rechtsstaat’. Iemand in die functie kan, hoe verleidelijk dat ook moge zijn, niet simpelweg een ‘maar hij is begonnen’-principe hanteren.

Wat betreft racisme staat de commissaris op zijn strepen: ‘Je gaat me vanavond niet horen zeggen dat discriminatie van de politie niet bestaat. Het bestaat waarschijnlijk wel. Maar als ik iemand betrap op niet-gerechtvaardigde discriminatie, tolereer ik dat op geen enkele manier.’ Een enigszins dubbelzinnige boodschap. Welke discriminatie is dan wel rechtvaardig? (Aangenomen dat hij het in deze context niet heeft over positieve discriminatie.)

Het is wat flauw om iemand op basis van live uitspraken af te rekenen op zijn woorden. Maar het voorbeeld illustreert mooi dat niet alleen de boodschap belangrijk is, maar ook de manier waarop je die communiceert. Het debat bleef te vaak steken in een wij-zij-discours. Zoals wanneer de wijkagent aangeeft dat hangjongeren niet per se een niet-Vlaamse origine hebben: ‘Hangjongeren kunnen ook autochtoon zijn. Ik heb gewerkt aan de overkant van het water, daar wonen alleen maar Belgen.’

‘Oplossingen’

Ergens halverwege de avond onderbreekt een van de jongeren de moderator: ‘Mevrouw, we kunnen blijven discussiëren, maar de bedoeling is dat we een oplossing vinden!’ Dat was voor een eerste debatavond wel erg optimistisch. Maar ook niet meteen haalbare voorstellen openen de weg naar meer discussie.

De jeugdwerkers inzetten als bemiddelaars zou een oplossing kunnen zijn voor sommige problemen. Daar is iedereen het over eens. Zij kunnen getuigenissen van jongeren naar de politie brengen. Op voorwaarde dat er naar hen wel wordt geluisterd – iets waar sommige jeugdwerkers met een migratieachtergrond aan durven te twijfelen. Jeugdwerkers zouden, aldus een van de jongeren, de politie ook kunnen uitnodigen om een soort vorming te geven in het jeugdhuis, en inzicht te bieden in welke procedures wanneer gevolgd moeten worden.

‘Ik heb een oplossing,’ riep een enthousiaste jongen uit. ‘Jeugdhuizen moeten langer open zijn en de jeugdwerkers moeten voltijds betaald worden, zodat de jongeren minder gaan hangen!’ Zijn voorstel wordt op applaus onthaald, maar de directeur van de jeugddienst kijkt bezorgd. ‘Mensen in dienst nemen vraagt gewoon heel veel geld’ en Antwerpen krijgt al ‘veruit het grootste budget vanuit Vlaanderen om met jongeren aan de slag te gaan.’

De meest creatieve ‘oplossing’ kwam van een jeugdwerker. Hij stelt voor om van hangjongeren (terug) een toeristische attractie te maken: ‘Vroeger was ik zelf een hangjongere, misschien meer dan vijftien jaar aan een stuk. Wij hadden twee plaatsen om te zitten: het jeugdhuis en de Lambermontplaats. We hebben nooit boetes gekregen, we stonden zelfs in de reisgidsen. Als de toeristenbus langskwam, wisten de toeristen dat ze niet bang moesten zijn, dat wij daar gewoon zaten.’

Een van de leden van de Antwerpse hiphopgroep NoMoBS sloot het debat af met de meest realistische oplossing: ‘De enige manier om twee werelden die met elkaar botsen te verzoenen, is in dialoog gaan. De dialoog is het belangrijkst.’ Daar was dit debat alleszins een goede eerste stap voor. En nu maar hopen dat de volgende stappen (en een occasionele salto) snel mogen volgen.