Aisha Fatima Al-Hurra, de laatste koningin van Granada, vocht tot de laatste snik. Maar het was tevergeefs want in 1492 moest haar zoon Boabdil (Abu Abdillah) de sleutels van de stad afgeven aan Ferdinand en Isabella.
Dat geschiedenis niet altijd saai hoeft te zijn bewijst Lucas Catherine met zijn nieuwste boek “Een Arabische zomer: Twintig vrouwen in Al Andalus”. Catherine is natuurlijk niet aan zijn proefstuk toe. Met boeken als “Morisco’s. Een vergeten etnische zuivering in Andaloesië” en “Van Morendoders tot botsende beschaving. De duizendjarige oorlog tegen de islam” konden we al uitgebreid kennismaken met de geschiedenis van een vergeten Spanje. Toch is “Een Arabische zomer” zeker geen herhaling. Deze keer zien we Andalusië vanuit het oogpunt van de vrouwen. En vergis je niet, het waren zeker niet allemaal brave vrouwen met een doelloos leven!
Catherine neemt ons mee door de geschiedenis van Al Andalus aan de hand van verhalen over twintig vranke vrouwen. Maar voor hij daar aan begint, stelt hij enkele visies voor van waaruit de geschiedenis van Andalusië bekeken kan worden. Zo komen de Spaanse en enkele Europese visies ter sprake, zoals de renaissance en de oriëntalistische en Brusselse visie.
Veel mensen weten weinig of niets over de tijd waarin Andalusisch Spanje islamitisch was. Het enige dat we ons misschien nog herinneren van de geschiedenislessen is dat in de 15e eeuw de katholieken Zuid-Spanje hebben veroverd van de Moren, de zogenaamde reconquista en dat het sinds dan behoort tot het Spaanse katholieke rijk. Over de vele bijdragen, de rijkheid en de prachtige beschaving wordt niet veel verteld. Als we de verschillende visies over Al Andalus bekijken, kunnen we beter begrijpen waarom. De Spanjaarden bijvoorbeeld schijnen het Arabisch verleden van Al Andalus niet te hebben verwerkt, zoals men kan zien in de meeste geschiedenisboeken. Er wordt maar weinig informatie aan besteed en het liefst zou men van de Romeinse tijd meteen naar de 15e eeuw springen. In de rest van Europa overheerste in de 19e eeuw een romantisch beeld van Andalusië. Het hoorde niet echt tot Europa, maar tot het Oosten, de oriënt, dat door de eerste luxetoeristen bezocht kon worden.
Enkele vrouwen in Al Andalus
Aan de hand van gedichten en een korte kennismaking met twintig Andalusische vrouwen, stelt Catherine ons een andere visie van Al Andalus voor, eentje waarin de vrouw het - soms meer dan de man - voor het zeggen had en zonder wie Al Andalus misschien niet geweest zou zijn wat het was.
Zo hebben we Bint Alyan, vóór de verovering van Spanje Musa bin Nusayr, een adellijke prinses aan het hof van de Visigotische troonpretendent Roderik. Het is haar vader die een pact sluit met Musa, nadat hij te horen kreeg dat zijn geliefde dochter verkracht werd door Roderik. Uit wraak wilde hij dat zijn koninkrijk door de Arabieren overgenomen zou worden. Het plan lukte natuurlijk en sindsdien heersten de Arabieren die het land beschaafd maakten en de bakermat vormden voor de Verlichting.
Rah Al Nafzawiya, een berbervrouw uit Tunesië, trouwde met de laatste Ummayadische kalief Mu’awiya bin Hisham. Na de machtsomwenteling moordden de Abbasieden alle Ummayaden uit. De enige die kon ontsnappen was Abdurrahman, de zoon van Mu’awiya en Rah. Hij zocht een nieuwe thuis in Noord-Afrika en bracht na een tijd Andalusië onder zijn gezag.
Madinat Az-Zahra: een stad die tot de verbeelding sprak en sommige bezoekers liet flauwvallen omwille van haar schoonheid en nu tot enkele ruïnes is gereduceerd, werd gebouwd om de liefde van kalief Abdurrahmaan III voor zijn vrouw Zahra te betuigen.
Een andere sterke en vastberaden dame is Aisha Fatima Al-Hurra, de laatste koningin van Granada, die vocht tot de laatste snik. Maar het was tevergeefs want in 1492 moest haar zoon Boabdil (Abu Abdillah) de sleutels van de stad afgeven aan Ferdinand en Isabella.
Intermezzo
Wat het boek zo afwisselend en boeiend maakt is dat de auteur niet alleen twintig portretten na mekaar voorstelt, hij onderbreekt ze soms door ons nuttige informatie te verschaffen over belangrijke items. Zo bespreekt hij de culturele en politieke belangen van aanzienlijke steden zoals Cordoba, Sevilla en Granada. Ook heeft hij het over de duif, een belangrijk Arabisch symbool voor liefde en vruchtbaarheid (vandaar dat men het trouwens in de Europese cultuur over tortelduifjes heeft). Die korte pauzes zijn belangrijk, omdat we zo meer informatie krijgen over de leefwereld van de Andalusiërs, hoe zij die organiseerden en waar zij belang aan hechtten.
Poëzie
De auteur schenkt veel aandacht aan poëzie en brengt enkele belangrijke dichteressen ter sprake. Wallada, de vrouw die het meest tot de verbeelding spreekt en een van de belangrijkste Arabische dichteressen is,komt natuurlijk aan bod. Haar legendarische liefde voor minister Ibn Zaydun (ook een belangrijke dichter) eindigt niet zo rooskleurig. Hij bedroog haar namelijk waarop zij hem verlaat. Toch staat er nog steeds een standbeeld voor hen in hun geboortestad Cordóba: twee handen die elkaar strelen met daaronder gedichten.
Wallada:
Je bent de liefde in mijn ogen
Mijn alles, overal en altijd
Je staat gegrift in mijn pupillen
Mijn liefde zal het nooit begeven
De portretten van de twintig vrouwen worden op een vrij chronologische volgorde voorgesteld: ze worden vergezeld door “achtergrondinformatie”: oorlogen, liefdesverhalen, cultuur, kortom de algemene geschiedenis van Andalusië. Het enige dat ik in dit boek miste was nòg meer informatie over die vranke vrouwen. De auteur maakte ons in het begin al duidelijk dat er niet veel gegevens voorhanden waren, over die vrouwen, maar het was soms teleurstellend om zó weinig te kunnen lezen. In ieder geval, al bij al een dikke aanrader!