Malistan groeide op in Afghanistan, een land dat nog steeds in de greep is van de taliban. De taliban zorgden ervoor dat Malistan een heel andere jeugd beleefde dan zijn Belgische leeftijdsgenoten. Noodgedwongen vluchtte hij alleen en liet alles achter om elders zijn geluk te beproeven. Hij leefde als nomade en als kindarbeider, maar vooral als tiener zonder thuis. Drie jaar later en 7.000 kilometer verder belandde hij na vele omzwervingen in België. Malistan is nu zeventien en woont al twee jaar hier. Hij gaat naar school, spreekt een aardig woordje Nederlands en gaat elke zondag naar de Chiro.
Waar komt hij vandaan? Wat maakte hij mee? Hoe kwam hij in België terecht? En hoe ziet zijn leven er hier uit? Lees hier het verhaal van Malistan, een jongen die zijn lot in eigen handen nam. En dat alles met een glimlach.
Driehonderd appelbomen en een kudde schapen
“Mijn naam is Malistan. Ik ben geboren in Kaboel. Ik groeide op in een klein dorpje enkele kilometers verwijderd van de stad. Samen met mijn ouders, mijn broers en mijn zussen leefde ik er in een klein huisje. We moesten met dertien een kamer delen, maar dat is in Afghanistan niet zo uitzonderlijk.”
Samen met zijn zes broers en zes zussen groeide Malistan op in de buurt van Kaboel, de hoofdstad van Afghanistan. Hoewel ze het niet breed hadden, houdt Malistan niet enkel nare herinneringen over aan zijn tijd in Afghanistan.
“Ik herinner me ook de leukere momenten: spelletjes spelen met mijn broers en zussen, buiten vuurtjes stoken met mijn beste vriend, …”
“Mijn vader had een driehonderdtal appelbomen en een aantal schapen. Op die manier zorgde hij voor brood op de plank. Mijn moeder zorgde voor de kinderen en deed de huishoudelijke taken, wat naar islamitische norm de normale gang van zaken is. Ik hielp mijn vader en speelde met mijn broers en zussen. Sportclubs en jeugdbewegingen kenden ze niet in Afghanistan. Zelfs naar school gaan was niet echt mogelijk. ”
Tot op heden woedt er in Afghanistan een hevige strijd tussen de overheid en islamitische extremisten als Daesh en de taliban. Naarmate Malistan opgroeide, wisten de taliban steeds meer terrein te veroveren. Dat ging vaak gepaard met gewetenloze terreur. De angst die nog steeds onder de bevolking heerst, ondervond Malistan aan den lijve.
“Ik ben in Afghanistan nooit naar school gegaan, niemand in ons gezin trouwens. Waar ik vandaan kom is dat ook niet zo evident. Er zijn niet zo veel scholen en de mensen vrezen de taliban. Ik heb in Afghanistan dus nooit leren lezen of schrijven, wat ik achteraf bekeken heel jammer vind. In België heb ik die kans wel gekregen en daar ben ik blij om.”
“Toen ik een jaar of acht was, overleed mijn vader. Hij werd vermoord, dat weet ik zeker. Maar hoe, waarom en door wie, weet niemand. Ik herinner me dat mijn vader net vertrokken was met de brommer toen ik plots geweerschoten hoorde, vrijwel zeker afkomstig van Kalasjnikovs. Ik ben toen onmiddellijk in de richting van de schoten gelopen, maar zag mijn vader niet. Pas toen ik enkele minuten later van een klif naar beneden keek, zag ik hem twintig meter lager liggen. Vandaag denk ik nog altijd dat de taliban hierachter zaten. Ik zou niet weten wie zoiets anders zou doen.”
Gevlucht voor de taliban
Malistan was het meest getalenteerde kind in huis. Dat werd ook door de taliban opgemerkt, die hem wilden rekruteren. Dat was echter niet volgens moeders plan. Zij wist maar al te goed hoe gevaarlijk dit was en wilde niet dat haar zoon in extremistische handen viel.
“Ik was de slimste van de zes broers en dat deed de ronde. De taliban kwamen dit uiteindelijk via de buren te weten en wilden dat ik voor hen kwam werken. Ik was twaalf jaar, dus ik wist niet goed wat ik moest doen. Het leek me gevaarlijk en niet echt leuk. Het was immers oorlog en ik vond het idee om met een Kalasjnikov in mijn handen te staan maar eng. Uit angst heb ik toch toegestemd, omdat ik vreesde dat ze mij of mijn familie iets zouden aandoen, als ik zou weigeren. Achteraf heeft mijn moeder me verboden om voor hen te werken en me aangeraden om andere, veiligere oorden op te zoeken, wat ik uiteindelijk ook gedaan heb.”
Zo geschiedde: wanneer de taliban hem thuis kwamen opzoeken, was er van Malistan geen spoor meer. De nacht voordat de taliban zouden langskomen, nam hij de bus naar een andere stad. Hij moest zijn moeder, zijn familie en zijn vrienden thuis achterlaten. Hier begint de reis van Malistan.
Woestijn in Iran, sneeuw in Turkije
“Als ik hier in België kinderen van dertien jaar zie, besef ik dat ik het niet gemakkelijk heb gehad op die leeftijd. Ik ben bijvoorbeeld vlak na mijn vertrek helemaal van Afghanistan naar Iran gewandeld. We gingen in een groep van ongeveer vijftig mensen op pad. Onderweg hielden mannen met Kalasjnikovs ons tegen en ik kon zien dat ze niet bij de politie hoorden. Plots drukten ze hun geweren tegen onze hoofden en vroegen ze of we geld bij hadden. Sommige mensen van onze groep konden vluchten, maar van een stuk of vijftien, waaronder ikzelf, namen ze kleren, geld en gsm’s af. Daarna bleef ik alleen achter. In de verste verte was er geen mens te bespeuren, alleen maar bergen en woestijn.”
Na enkele uren wandelen in de woestijn, kwam Malistan toch een huisje tegen. Het werd bewoond door “een lieve mevrouw” die zich over Malistan ontfermde.
“Gelukkig spreek ik ook een beetje Perzisch en kon ik alles uitleggen aan die vriendelijke dame. Zij was natuurlijk erg geschrokken toen ik vertelde dat ik uit Kaboel was gevlucht voor de taliban en dat ik ondertussen overvallen was geweest door gewapende mannen. Ze bood me een slaapplaats aan en liet me ook naar huis bellen, want ik wist niet wat ik moest doen. Al wenend belde ik mijn moeder op. Dat was heel moeilijk.”
Twee dagen later trok Malistan verder naar Teheran. Hij kon ‘meerijden’ met een bus: samen met enkele Pakistaanse jongens verstopte hij zich in de motorruimte van de bus.
“Vanuit Teheran moesten we gedurende twee dagen door de sneeuw wandelen. Tegen dat we Turkije bereikt hadden, waren onze schoenen helemaal kapot door de sneeuw en de koude. Dat was echt afzien. We hadden geluk dat we na die twee dagen wandelen een lift kregen achterin een vrachtwagen. Die bracht ons na vier dagen tot in Istanboel.”
Kinderarbeid in Istanboel
Eenmaal aangekomen in Istanboel, begon Malistan met werken. In België wordt dit als kinderarbeid gezien, maar een andere keuze had hij niet. Van zijn dertiende tot zijn vijftiende verbleef hij in Istanboel.
“Eerst werkte ik ‘s nachts in een glasfabriek. Ik begon ‘s avonds om 19u en stopte ‘s ochtends om 8u. Ik verbleef samen met andere arbeiders in een soort hal aan de fabriek, waar we op matjes sliepen. Daarna ging ik ook in een broekenfabriek werken. Ik moest lang en hard werken en verdiende maar 250 à 300 euro per maand, maar ik had dat geld nodig om verder te kunnen trekken. In Istanboel vernam ik namelijk dat het leven in Europa beter was en ik wist ook dat een neef van mij al in België woonde. Ik moest dus wel geld verdienen om in Europa te geraken.”
Eindelijk in Europa
Tijdens zijn verblijf in Istanboel probeerde Malistan tot tweemaal toe over de Bulgaarse grens te geraken, tevergeefs. De politie merkte hem en zijn kompanen beide keren op. Maar dan keerde het lot: Malistan slaagde erin de Bulgaarse grens over te steken.
“We hebben toen in een bos vlakbij de Bulgaarse grens overnacht. Het was koud, maar we konden niet zomaar vuur maken, want dan zag de politie ons. En iedere keer dat we betrapt werden door de Bulgaarse politie moesten we terug twee dagen wandelen naar Istanboel. Dat is lastig, begrijp je? Gelukkig slaagden we er de derde keer wel in Bulgarije te bereiken, want ik had geen zin om opnieuw dagenlang te moeten wandelen. We reden met de auto de grens over en waren op weg naar Sofia. Daar was veel politie aanwezig en we werden meegenomen naar een gevangenis waar veel Afghaanse, Syrische en Irakese vluchtelingen zaten. In totaal waren we met 7000 à 8000. Daar heb ik drie maanden vastgezeten, omdat ik minderjarig was. De mensen waren alles behalve vriendelijk en vernielden zelfs mijn gsm. Uiteindelijk lieten ze me wel gaan, maar ik had geen gsm meer en een Facebook account had ik toen nog niet. Ik kon dus geen contact meer houden met mijn moeder en ze heeft toen een jaar niets meer van mij vernomen. Dat vond ik heel erg.”
Op dat moment was Malistan nog maar vijftien jaar. Het positieve was dat hij zijn eerste doel bereikt had: hij was eindelijk Europa binnengeraakt.
“Eenmaal ik binnen Europa was, ging alles snel. Ik ging alleen verder naar Servië, waar ik in parken moest slapen. Hoewel ik geld gespaard had in Istanboel, wou ik het niet uitgeven aan een hotelkamer. Door geld uit te sparen kon ik in Hongarije wel een taxi nemen naar München. Dat was pas een makkelijk onderdeel van mijn tocht. België zat nog steeds in mijn achterhoofd, want ik wist dat mijn neef er al woonde. Daar maakte ik dus mijn volgende doel van. In München sprong ik de trein op richting Brussel, benieuwd naar wat mij in België te wachten zou staan.”
Reisje rond België
Malistan kwam met de trein aan in Brussel, het hart van Europa. Als 15-jarige jongeman stapte hij een politiekantoor binnen waar hij zijn naam en gegevens moest opgeven. Over zijn leeftijd zijn ze het echter oneens. In geen honderd jaar geloven ze dat hij maar vijftien jaar is. Zonder papieren kan hij ook niets bewijzen.
“Ik werd naar een dokter gestuurd die mij onderzocht en, jawel, hij bevestigde wat ik al had gezegd. Na lange gesprekken over mijn intenties, kreeg ik voorlopig opvang in Steenokkerzeel."
Minderjarige vreemdelingen die op eigen houtje in België aankomen, worden naar het opvangcentrum in Steenokkerzeel gestuurd en krijgen een voogd toegewezen. Dat besliste de Dienst Vreemdelingenzakezaken ook voor Malistan. Na enkele weken observatie wordt er beslist naar welke opvangplaats ze dan worden gestuurd. Malistan verbleef er een maand en mocht daarna verhuizen naar het opvangcentrum in Kapellen. In Kapellen kreeg zijn leven na lange tijd weer wat structuur en voor het eerst kon Malistan proeven van de Belgische cultuur.
“Ik pikte mijn school terug op in het Koninklijk Atheneum Antwerpen aan de Rooseveltplaats. Daarbuiten ging ik ‘s zondags naar Chiro Jez in Kapellen en leerde ik er leuke, warmhartige mensen kennen. Samen zaten we op chirokamp gezellig rond een groot kampvuur. Door hen leerde ik, buiten de taal, ook de Vlaamse cultuur beter kennen. Wat mij vooral opviel, is dat iedereen op de Chiro graag een pintje lust. In Afghanistan kende ik dat niet, het was er zelfs verboden.”
Malistan levert grote inspanningen om goed te integreren in zijn nieuw thuisland. Het leren van een nieuwe taal hoort daar natuurlijk ook bij. Zijn lessen Nederlands verlopen met vallen en opstaan.
“Nederlands leren is niet gemakkelijk. Naast de andere talen die ik spreek -twee Afghaanse talen, Perzisch, Engels en Turks-, is het Nederlands wel erg moeilijk. Ik doe mijn best om de taal zo goed mogelijk te spreken. Onder vrienden gaat dat vlot. Dan voel ik me op mijn gemak en kan ik mee grapjes maken. Maar als het om leuke meisjes gaat, heb ik vaak nog wat stress. Dan sta ik daar met een mond vol tanden en herinner ik mij geen woord meer. Mensen zijn over het algemeen ook erg behulpzaam en laten me leren uit mijn taalfouten."
Malistan wordt Gulistan
Om de laatste stap te voltooien om met zekerheid in België te kunnen blijven wonen, moesten de identiteitspapieren van Malistan in orde gebracht worden. Acht maanden na zijn eerste bezoek aan het Commissariaat-Generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen (CGVS) in Brussel moest hij voor een laatste keer zijn nieuwe thuis ervan overtuigen dat hij een goede burger zou zijn.
“Na een interview van vier uur lang kon ik hen overtuigen van mijn plannen. Om de laatste puntjes op de i te zetten, moesten ze mijn naam officieel op papier zetten. Alleen werd het ‘Gulistan’, in plaats van Malistan. Het was al de vierde dag van de maand ramadan, ik was versuft en verstrooid en had de fout niet gehoord. Het gevolg was dat ik zonder nadenken instemde met mijn naam, en vanaf dat moment Gulistan heette op papier. Maar ik kon wel legaal in België blijven. Spijtig genoeg hadden andere vluchtelingen die ik kende minder geluk. Vaak werden ze geweigerd en moesten ze het in een ander land proberen."
Reünie in Gent
Vanaf dan verblijft Malistan legaal in België. Hij is nog steeds minderjarig, dus mag hij nog niet zelfstandig gaan wonen. Natuurlijk is er nog altijd zijn neef, die ook ergens in België zou moeten wonen. Met zijn nieuwe identiteit trok Malistan naar Gent.
“Op een dag ging ik naar Gent met de trein. Ik was onder de indruk van hoe mooi en proper de stad was, wat ik trouwens in vele Belgische steden opmerkte. Maar in Gent gebeurde er iets heel bijzonders: ik kwam er mijn neef tegen die zes jaar geleden uit Afghanistan was vertrokken. Ik had de hoop opgegeven hem nog te vinden, maar daar stond hij plots. Dat was vooral een komisch weerzien, want hij herkende me niet meteen. We waren thuis immers met zes jongens en hij wist dus niet meteen welke van de zes ik was. Bovendien was ik erg veranderd sinds ons laatste weerzien."
Na de reünie met zijn neef verbleef Malistan een tijdje bij hem in Gent en had hij toch een stukje van zijn vertrouwde omgeving terug. Na verloop van tijd verhuisde zijn neef naar Antwerpen. Omdat Malistan niet zomaar weg kan uit Gent door school en werk, bleef hij er wonen. Hij kan terecht in het Stedelijk Opvanginitiatief (SOI) Verapa, waar hij zijn eigen kamer heeft.
“Mijn dagen in Gent zijn wel goed gevuld; veel ben ik niet op mijn kamer. Twee dagen in de week ga ik naar school, waar ik een horecaopleiding volg, de andere drie weekdagen ga ik werken. In het weekend ga ik op zaterdag zwemmen en fitnessen. Op zondag speel ik in de voormiddag cricket en in de namiddag ga ik naar de Chiro in Gent. In de tussentijd vind ik telkens ook weer tijd om ’s avonds te gaan fitnessen en naar de moskee te gaan.”
Eindelijk geen kalasjnikovs meer... Of toch?
Van racisme in België heeft Malistan nog niet echt last gehad. Althans niet van de ‘gewone burger’ zelf. Het is vooral de politie die op hun hoede leken te zijn. Twee keer overkwam het hem dat ze hem verdachten van terrorisme.
“De eerste keer was toen ik nog in Kapellen woonde en ik van de trein stapte. Het was koud en ik was ziek, dus sloeg ik mijn sjaal over mijn hoofd en gezicht, waardoor enkel mijn ogen zichtbaar waren. Twee politieagenten namen me daarop bij de arm en vroegen me naar mijn intenties. Ze waren blijkbaar getipt door ongeruste toeristen. Een tijdje later, toen ik in Gent woonde, gebeurde het een tweede keer. Ik amuseerde me op de Gentse feesten. Misschien op een andere manier dan de dansende menigte, want dansen doe ik niet. Ik genoot stilletjes van de muziek en de sfeer, tot een man me plots bij de arm greep en toeriep dat ik naar buiten moest gaan. Ik wist niet wat er gebeurde. Ik kende de man niet en wist niet wat ik verkeerd had gedaan. Ik dacht dat het gewoon een dronken herrieschopper was en wou mij uit zijn greep losrukken, dus gaf ik hem een duw. Daarop trok de man een wapen en riep hij dat hij van de politie was. Het bleek om een agent in burger te gaan. Ze vonden het blijkbaar maar verdacht dat ik daar zo stil stond tussen die woelige menigte. Bovendien liet ik mijn linkerhand op mijn rechterarm rusten. De agenten in burger dachten dat ik een wapen onder mijn jas had. Uiteindelijk is die situatie uitgeklaard, maar ik was wel bang."
Toekomstperspectieven
Nu is Malistan zeventien jaar en hoewel hij zijn jeugd totaal anders beleefd heeft dan de meeste jongeren hier, kijkt hij positief naar de toekomst.
“Het liefst blijf ik voor altijd in België wonen. Ik heb het hier goed: de mensen zijn vriendelijk en de straten zijn proper. Ik zie hier mijn toekomst. Als ik binnenkort achttien word, verhuis ik naar een appartement aan Dampoort in Gent. Voor het eerst sinds ik in België ben, ga ik dan zelfstandig wonen. Verder wil ik, als ik binnen twee jaar afstudeer en mijn secundair diploma heb, voldoende verdienen zodat ik geld naar mijn familie in Afghanistan kan sturen. Ik zou er graag voor hen een groot huis kopen in een veiligere buurt. Zelf zie ik me daar niet meer wonen, daarvoor heb ik teveel meegemaakt. Maar ik zou wel graag op bezoek gaan, eens ik naast een Belgisch paspoort ook een Afghaans paspoort heb. Het is ondertussen al vijf jaar geleden dat ik mijn familie nog gezien heb.”
[Dit artikel verscheen eerder bij StampMedia, op Atavist.]