Marie Arena: « Hoe kan men mensen wijsmaken dat er een alternatief is voor diversiteit? »

Tien jaar geleden richtte de federale regering de commissie voor de interculturele dialoog op, Kif Kif blikt terug met initiatiefneemster en toenmalig federaal minister van Gelijke Kansen Marie Arena (PS).
Marie Arena: « Hoe kan men mensen wijsmaken dat er een

«Ik behoor tot degenen die ervan overtuigd zijn dat we de grenzen niet moeten sluiten. De vermenging van culturen is nooit af. Men kan niet zeggen: «We zijn tien jaar geleden aan de multiculturele samenleving beginnen werken en vandaag zijn we klaar»

 

Tien jaar geleden richtte de federale regering de commissie voor de interculturele dialoog op, na weken van hevige debatten ten gevolge van verschillende racistische en antisemitische voorvallen. De doelstelling van de commissie was ambitieus: zonder taboes een stand van zaken maken van de multiculturele samenleving, met haar uitdagingen en verwezenlijkingen. Gedurende meer dan één jaar bracht de commissie meer dan honderd mensen samen om ervaringen uit te wisselen. Vandaag staan we tien jaar verder. Hoog tijd om met initiatiefnemer Marie Arena (PS), toenmalig federaal minister van Gelijke Kansen, op dit initiatief terug te komen. Dit gebeurde tijdens een boeiend gesprek rond een kop muntthee, aan het terras van een theehuis in Vorst.

 

In 2004 lanceerde u de commissie voor de interculturele dialoog. Welk doel had u toen voor ogen?

«Ik was toen minister van Gelijke Kansen, van Sociale Integratie en van Grote Steden. In deze drie bevoegdheden was er duidelijk werk rond interculturele dialoog. De bedoeling was te bekijken hoe de situatie toen was. Welke goede praktijken waren er in het bevorderen van het samenleven? Hoe kunnen we deze praktijken ondersteunen? We wilden ook duidelijk stellen dat de samenleving multicultureel is. Soms hebben mensen de indruk dat de multiculturele samenleving nieuw is. Maar de multiculturele samenleving heeft al een lange geschiedenis. Dus wilden we enerzijds deze realiteit waarderen en anderzijds de acties die het samenleven reeds mogelijk maakten in de kijker zetten.»

«Ik behoor tot degenen die ervan overtuigd zijn dat we de grenzen niet moeten sluiten. De vermenging van culturen is nooit af. Men kan niet zeggen: «We zijn tien jaar geleden aan de multiculturele samenleving beginnen werken en vandaag zijn we klaar». Er komen steeds weer nieuwe realiteiten en socio-economische omstandigheden op ons af. Aangezien onze samenleving multicultureel is, moeten we er voortdurend aandacht voor hebben. Daarom formuleerden we met de commissie aanbevelingen die kunnen helpen om de multiculturele samenleving vorm te geven en te vermijden dat we op een bepaald moment een breuk meemaken. En net dan deed het hoofddoekendebat haar intrede in de interculturele dialoog. Tien jaar geleden was dit een hype.»

 

Dit is het nog steeds.

« Toch iets minder, vandaag gaat het meer over extremisme, radicalisering, jongeren die België verlaten om in het buitenland te gaan strijden. Vrouwen staan minder in de schijnwerpers. We praten nu veel minder over de hoofddoek dan tien jaar geleden.»

 

Dit is misschien een goede zaak?

«Tien jaar geleden vond ik al dat dit niet het juiste thema was. Het is alsof we tien jaar geleden gedebatteerd zouden hebben over het feit dat mensen uit Sicilië zich in het zwart kleden. Maar toen was het hoofddoekendebat er wel. De commissie voor interculturele dialoog stelde daarom voor om de hoofddoek op school tot 16 jaar te verbieden. Daarna zouden meisjes als jongvolwassenen kunnen kiezen wat ze van hun identiteit willen uitdrukken.»

«Er waren ook vele andere aanbevelingen. Maar het was zeer boeiend werk, omdat we met verenigingen van noord, centrum en zuid samenzaten. Het was een zeer positief project. Ook de verschillende levensbeschouwingen namen deel aan het project. De bedoeling was niet om zich tot de levensbeschouwelijke kwesties te beperken, maar ermee rekening te houden dat levensbeschouwing bestaat. Het maakt een deel uit van onze wortels, zelfs al vergeet men dit soms.»

«Zelf zeg ik vaak dat ik vrijzinnig ben, maar tegelijkertijd een joods-christelijke opvoeding gekregen heb. Ik heb islamitische vrienden die niet-praktiserende moslims zijn, maar wel erkennen dat hun wortels in de islamitische cultuur liggen. Ze erkennen dat dit invloed heeft op hun levensorganisatie, familieleven, enzovoort. Levensbeschouwingen definiëren dus ook bepaalde aspecten van ons leven. Zelfs al beseffen we dit niet. Sommige vrijzinnigen ontkennen dit en verwerpen alles wat van dicht of van ver met levensbeschouwing te maken heeft. Maar ik denk dat we moeten erkennen dat onze levensbeschouwelijke wortels ons leven nog altijd beïnvloeden. Het is dus belangrijk dit niet te negeren.»

 

In 2005 was er de commissie voor interculturele dialoog en vijf jaar later de Rondetafels van de interculturaliteit. Er kwamen vele aanbevelingen, maar zeer weinig concrete opvolging. Ik merk weinig wil bij de verschillende overheden om racisme concreet aan te pakken.

«Indien we niets gedaan zouden hebben, dan zou het nu een kruitvat zijn. We moeten goed beseffen dat er nog heel veel te doen valt. Discriminatie neemt geleidelijk aan nieuwe vormen aan. Maar indien men werkelijk niets zou gedaan hebben, dan zouden we niet in een samenleving wonen waar samenleven geen mythe is. We leven samen. Met een aantal spanningen op bepaalde plaatsen, met verschillende uitdagingen. Maar we leven samen. Is het gemakkelijk? Neen. Is er nog werk aan de winkel? Ja. Maar dit samenleven is een tastbare realiteit.»

 

Welke maatregelen hebben daar concreet toe geleid?

«Bijvoorbeeld de antiracismewet die Moureaux (PS-er, ex-burgemeester van Molenbeek, nvdr) in 1981 ontwierp. Het was toen een pionierswet. De mensen vragen zich soms af of deze wet wel een verschil uitmaakt. Vandaag kan men natuurlijk niet in iemands hoofd kruipen en vermijden dat iemand thuis racistische pamfletten schrijft. We hebben geen laboratorium om mensen op andere gedachten te brengen.»

 

De antiracismewet is wel zeer moeilijk toe te passen.

«Ja, dit klopt. Maar ze bestaat wel. Dit alleen al maakt dat mensen op hun hoede zijn. Je wilt als bedrijf mensen discrimineren? Let maar op, men kan je een proces aanspannen. Het is net wanneer een gemeente een verkeersbord plaatst naast een school, om te verbieden dat men 130 km per uur rijdt. Het is onmogelijk om naast elke school een politieagent te plaatsen. Maar door het bord rijden de mensen min of meer voorzichtig. Dit is ook het debat geweest over de seksismewet: het is een wet die onmogelijk in de praktijk kan gebracht worden. Maar de dag dat men beslist een voorbeeld te geven om grenzen te stellen, kan het wel.»

 

Natuurlijk stelt een wet een kader. Indien mensen vaststellen dat ze toch niet toegepast wordt, dan blijft straffeloosheid echter hoge toppen scheren.

«De antiracismewet kan wel degelijk toegepast worden. Adecco werd bijvoorbeeld veroordeeld omdat ze op vraag van klanten discrimineerde. Deze veroordelingen hebben een voorbeeldfunctie. Ze stellen duidelijk dat dergelijk gedrag niet getolereerd wordt. Dus moeten er wetten zijn, zelfs indien ze niet toegepast worden.»

«De vraag is wel waarom men ze niet toepast. Enerzijds is de antiracismewet ingewikkeld. Anderzijds zou het kunnen dat de wet goed werkt en mensen ontraadt om te discrimineren. Maar natuurlijk lost het wetskader alleen niet alles op. We moeten opvoeden. We moeten mensen aanleren dat we in een gemondialiseerde wereld leven. Het is een mythe te denken of mensen te verkopen dat ze onder zichzelf kunnen leven. Dit was de mythe van Hitler.»

 

Een nationalistische mythe.

«Erger dan dat. Het was nazisme. Er zou een nationalistische mythe kunnen zijn die zegt: het is niet belangrijk wie op ons grondgebied leeft, maar we verdedigen ons grondgebied. Dat is nationalisme. Vaak gaat dit echter gepaard met racisme. Marine Le Pen (voorzitster van de Front National-partij in Frankrijk nvdr) gebruikt de mythe van het Frans nationalisme voor de Fransen, de échte Fransen. Dus gaat territoriaal nationalisme vaak in hand met racisme, omdat het een motor is om mensen te doen geloven dat we het beter onder onszelf zouden regelen.»

 

Sinds verschillende maanden bent u Europarlementariër. Hoe ziet u uw rol daar concreet op vlak van het samenleven? Europa kan wegen op dit debat, aangezien 70% van de Belgische wetten van Europa komen.

«We kunnen op verschillende vlakken werken. Ik ben lid van de commissie Werk en Sociale Zaken. Eén van de problemen vandaag tijdens de crisis is de jeugdwerkloosheid. Jeugdwerkloosheid treft vaak mensen van sociaal achtergestelde milieus, waaronder veel jonge Belgen van vreemde afkomst. In Brussel loopt de werkloosheid in sommige wijken op tot 40%. Indien we willen werken aan het samenleven, dan kunnen we de jongeren niet in deze situatie laten. Voor mij is werkgelegenheid fundamenteel. We moeten daar echt aan werken.»

«Ten tweede is er in Europa een groot debat gaande over de Romagemeenschappen: ze worden gediscrimineerd in hun thuisland, maar ook op vlak van hun verplaatsing binnen Europa. Dus is de Roma-vraag zeer belangrijk. We moeten de strijd tegen racisme voeren. Wanneer extreemrechtse groeperingen in Griekenland en Hongarije discriminerend of zelfs gewelddadig gedrag vertonen tegenover mensen van buitenlandse afkomst, dan moeten we deze landen ter orde roepen. De Commissie Burgerlijke Vrijheden heeft een soort waakfunctie over elk land inzake racisme.»

 

       «Op 17 oktober moesten we een vergadering hebben met Afrikaanse parlementsleden die ons kwamen vertellen welke moeilijkheden ze ondervinden met de handelsakkoorden met Europa. Maar het werd afgeblazen: ‘Er is ebola, we gaan hen niet verwelkomen. Veel te gevaarlijk!’»

 

«Daarnaast werk ik ook met andere collega's samen rond de vraag van de migranten in Lampedusa. Voor mij is dit zeer belangrijk. Het is zaak de Europeanen te doen begrijpen dat de migranten vandaag niet het probleem zijn. Het probleem is de crisis. Men probeert de mensen dit echter te doen vergeten door op migratie te focussen. De crisis is er niet gekomen door mensen van buitenlandse afkomst. De crisis komt van de banken. Daar moeten we dus op dagelijkse basis aan werken! We zijn rijk genoeg om mensen bij ons te kunnen ontvangen. Europa moet meer werken op het gebied van solidariteit.»

«Tenslotte ben ik ook lid van de commissie Internationale Handel. Het is komisch: op vlak van internationale handel wil men alles liberaliseren, maar we zijn verrast dat mensen dezelfde vrijheid willen hebben als goederen. Men gaat een akkoord sluiten met Afrika om de uitwisseling van goederen en diensten te liberaliseren. Maar zeker niet de uitwisseling van mensen! Wanneer we een vrijhandelsakkoord sluiten met de Verenigde Staten, zijn we tevreden dat we visa's zullen hebben. Maar wanneer we met Afrika werken, is het veel ingewikkelder!»

«Een voorbeeld: ik zit in de interparlementaire commissie voor Subsaharaans Afrika. Op 17 oktober moesten we een vergadering hebben met Afrikaanse parlementsleden die ons kwamen vertellen welke moeilijkheden ze ondervinden met de handelsakkoorden met Europa. Maar het werd afgeblazen: «Er is ebola, we gaan hen niet verwelkomen. Veel te gevaarlijk!». Ik vind dit onaanvaardbaar! We moeten Europa als partner verdedigen, niet als burcht! Dat moeten we op Europees niveau verdedigen. Dit moet tot meer begrip tussen mensen leiden.»

 

Vandaag gaat men eerder in de andere richting. Na Lampedusa is dit nogmaals gebleken.

«We moeten tegen de stroom in zwemmen. Het is niet omdat de mensen 'wit' denken dat we hen 'wit' moeten geven. We moeten hen uitleg geven. Voor mij is migratie niet problematisch. Ze is alleen problematisch wanneer mensen naar hier komen en hier uithongeren. Er zijn mensen die, omdat ze in hun land uitgebuit worden, geen andere keuze hebben dan te migreren. Zij zijn kwetsbaar tijdens hun migratietocht.»

«Het vraagstuk van de mensenhandel, prostitutie, criminaliteit in de Sahel bijvoorbeeld, toont hoe de armoede Afrika oversteekt. Drugshandel, mensenhandel, wapenhandel... Daar gebeurt het, omdat de mensen van de honger omkomen. Wat wil je?Ik ga daarom voor een aanpak die de vraag van de grenscontroles overstijgt. Vandaag wordt het migratievraagstuk beperkt tot grenscontroles. Dit klopt niet. Grenscontroles alleen duwen mensen terug in hun onleefbare realiteit. Akkoord, er moeten op een bepaald moment grenscontroles zijn. Maar we moeten stilstaan bij de oorzaken. Als er geen beleid is dat daarop gericht is, dan leiden grenscontroles tot clandestiniteit en dus tot kwetsbaarheid voor migranten.»

 

Welke blik gooit u op het huidige regeerakkoord op vlak van gelijkheid van kansen en racisme?

«Ik vrees het ergste. Vandaag zijn alle ministers die voor dit thema bevoegd zijn van de N-VA. Binnenlandse Zaken, Migratie, Gelijke Kansen. Als er mensen zijn die nooit het samenleven hebben gepredikt, dan is het wel de N-VA. Men had deze ministerposten niet aan de N-VA moeten geven. U was tevreden met De Block? U zult verheugd zijn met Francken. We zijn van een rechts beleid naar een uiterst-rechts beleid overgestapt.»

 

Dit rechts beleid, dit was dus met de PS in de regering.

«Inderdaad. We waren in een coalitieregering waar er mensen van rechts waren. Ik neem daar de verantwoordelijkheid voor. En wanneer we de sociale zekerheid, de index, werkgelegenheid verdedigden, waren er anderen die een strenger migratiebeleid wilden doordrukken. Het spijt me, maar de wet op familiehereniging hebben we niet gedragen. We moesten deze wet stemmen, anders zouden we geen linkse zaken erdoor gekregen hebben. Dus ja, we hadden een coalitieregering, mét een linkse vleugel die linkse projecten kon verdedigen en de plannen van rechts op vlak van migratie kon temperen. We hebben niet alles kunnen tegenhouden, maar we konden matigen. Nu is er geen matigende factor meer.»

 

De CD&V zei over het recente federale regeerakkoord: de matigingen komen van ons. Heeft de CD&V de rol van de PS overgenomen?

«Alsjeblieft zeg! Moesten ze nog De Bethune als minister benoemd hebben, de linkse vleugel van de CD&V, misschien wel. Maar als ik zie welke ministers ze geleverd hebben: Koen Geens, Kris Peeters, dat is niet de linkse vleugel van de CD&V, het is de rechtse vleugel. Men moet zich niet vergissen hé. Wanneer we op het migratievraagstuk gewerkt hebben, heeft de CD&V nooit de standpunten verdedigd die we verdedigden. Nooit. Ze hebben altijd de standpunten van De Block gesteund. Dus geloof ik niet in de rol van de CD&V als matigende factor. Zeker gezien de mensen die nu in de regering zitten.»

 

En de oppositierol van de PS?

«Die is om de extremen die ze op tafel zullen brengen te veroordelen. We zullen een zeer waakzame oppositie moeten zijn. We zullen de mensen moeten informeren over wat gaande is. Dat is democratie: als oppositie gaan we bij het stemmen van wetten in de minderheid zijn. Maar op een gegeven moment kan het gewicht van de straat wel beslissingen doen veranderen. Ik noem dit de techniek van de «tang»: minderheden kunnen met de druk van de straat standpunten doen veranderen. Dit is waarom de vakbonden al in actie geschoten zijn.»

 

Laten we het over het gemeentelijk beleid hebben. In het bestuursakkoord van Vorst is er zeer weinig aandacht voor racisme en culturele diversiteit. Ook in de dagordes van de gemeenteraad is het zoeken naar maatregelen rond gelijke kansen. Nochtans is het gemeentebestuur al bijna twee jaar aan de slag.

«We zouden beter kunnen op dit niveau. Er is bijvoorbeeld veel werk aan de winkel op vlak van sociale mix in de scholen. Ik vind dat de gemeente daar een rol in moet spelen, door uitwisseling tussen de scholen van ons grondgebied. Misschien zouden we op gemeentelijk niveau het systeem van de inschrijvingen moeten wijzigen, zoals de gemeente Brussel gedaan heeft.»

«Sint-Gillis heeft veel werk geleverd om de bevolkingssamenstelling van de wijken in kaart te brengen en de scholen op te waarderen. Vorst heeft dit nog niet gedaan. We zouden bijvoorbeeld de gemeenteschool in de Sint Antoniuswijk bij de diverse bevolking kunnen promoten: «U hoeft uw kind niet in hoog-Vorst in te schrijven, u heeft hier een goeie school in laag-Vorst». En dus zouden er informatiecampagnes kunnen zijn naar de bevolking van de wijk toe, om een meer gemengde bevolkingssamenstelling te bekomen in de scholen. Vandaag bestaan deze gemengde scholen niet.»

 

Er zijn ook andere uitdagingen.

«Er worden initiatieven ondernomen. Er zijn wijkcontracten, het jeugdhuis van Vorst is verhuisd naar hoog-Vorst. Het feit dat men wijken opwaardeert en daardoor andere bevolkingen aantrekt, is positief. Men moet gentrificatie vermijden (de verdringing van de oorspronkelijke bevolking door stijgende huurprijzen, nvdr). Maar ik denk niet dat dergelijke processen zich in Vorst voordoen. Ik denk eerder dat sommige mensen de keuze gemaakt hebben om in deze wijken te komen wonen. Ik heb vriendinnen die hier appartementen gekocht hebben en me zeggen dat ze niet in een ‘bourgeois-wijk’ willen wonen. Ze willen leven in een sociale realiteit die met hen overeenkomt, uitwisseling hebben.» 

«Ik denk dat dit gemakkelijker is in Vorst door de kwaliteit van de huisvesting en door ruimtelijke kwaliteit, dan in Molenbeek of Anderlecht. Enerzijds zijn we een meer gemengde gemeente. Anderzijds zijn de centra niet ver weg. Dus hebben we mensen met minder koopkracht die zich in Vorst komen vestigen. Het feit dat men investeert in renovatie is zeer positief voor de mensen die er leven. Tegelijk vind ik dit interessant om een gemengde bevolking aan te trekken.»

 

Onderzoekers stellen dat sociale mix feitelijk vooral meer inkomsten voor gemeenten moet verzekeren. Daarnaast is er soms een sociale mix op wijkniveau, maar betekent dit niet automatisch dat de wijkbewoners elkaar over de sociale grenzen heen ontmoeten.

«Ik neem het voorbeeld van een school in Sint-Gillis, in een wijk die vroeger helemaal niet gemengd was. Vele jonge Belgische mama's hebben hun kinderen in die school ingeschreven. Scholen zijn plaatsen van ontmoeting. Mijn kinderen zijn altijd naar een gemengde school geweest. Wanneer we thuis verjaardagen vierden, hadden we mensen van overal over de vloer. En wanneer de moeders hun kinderen kwamen ophalen, praatten we samen rond een kop koffie. Het klopt dat we ons leven niet samen doorbrachten, maar onze kinderen zijn samen opgegroeid. En onze kinderen zijn nu nog steeds in contact met elkaar. Mijn kinderen zeggen niet dat deze of deze persoon arm is, of staan niet stil bij hun afkomst. Ze kijken helemaal niet zo naar de mensen. Het is een vriend.»

 

In het algemeen valt het op dat er op vlak van diversiteit gemakkelijker maatregelen genomen worden voor vrouwen, zelfs quota om de vertegenwoordiging in bepaalde diensten te verzekeren. Voor etnisch-culturele minderheden ligt het veel moeilijker.

«Rachid Madrane (PS'er, Staatssecretaris in de vorige Brusselse regering nvdr) heeft wel een ordonnantie uitgeschreven voor de Brusselse administratie op vlak van de deelname van de Brusselse bevolking. Qua sociale mix en afkomst hebben we geen statistieken op gemeentelijk niveau.»

«Ik ben trouwens nogal tegen etnische statistieken. Kijk, ik ben in België geboren, maar kreeg op 14-jarige leeftijd de Belgische nationaliteit. Ik heb nooit overwogen om elders dan in België te gaan wonen. In welke categorie zouden ze me indelen? En mijn kinderen? Vanaf wanneer is men geen buitenlander meer in België? Etnische statistieken stigmatiseren mensen van andere afkomst. Mensen die niet-Belgische grootouders hebben gaan hun hele leven ondervinden dat ze buitenlanders zijn. Wat is dat voor iets?! We hebben geen tweederangs-Belgen. Men is Belg, of men is het niet! Met etnische statistieken creëert men Belgen, de échte, die zonder accent spreken... en de andere.»

 

Nochtans stellen voorstanders van etnische statistieken dat je op die manier discriminatie gemakkelijker kunt bewijzen.

«Ik denk dat we aan discriminatie kunnen werken via kwalitatieve enquêtes en statistieken maken van gedrag tegenover discriminatie. Geen statistieken die zeggen: «jij maakt deel uit van A, jij van B». Het stoort mij trouwens wanneer men zegt: «van Marokkaanse herkomst». Heeft men jou al ooit naar je afkomst gevraagd? Mijn kinderen hebben nooit deze vraag gekregen. Nochtans ben ik buitenlandse. Hadden ze er Mediterraans uitgezien, dan zouden ze deze vraag zeker gekregen hebben. Mij vraagt men altijd: «Ben je Belgische?» Ik antwoord: ik ben Belg. Punt. Maar men verwacht iets anders. Neen! Ik ben Belg.»

«Op de huiswerkbegeleiding waar ik vrijwilligerswerk doe was er een meisje die het moeilijk had. En opeens zegt ze me: «Ja maar, ik ben Arabisch». Ze denkt dat ze het moeilijk heeft omdat ze Arabisch is. Het kind is 8 jaar! Er is duidelijk werk aan de winkel. Te vaak verengen mensen zich tot hun afkomst.»

«Tegelijkertijd zijn mensen die hun wortels in twee culturen hebben interessant. Ik claim mijn oorspronkelijke cultuur, omdat ik het een positieve claim vind. Ik ben verheugd dat ik Italiaans kan spreken, ik hou van de Italiaanse keuken, Italië is een prachtig land. Maar tegelijkertijd ben ik Belgische. En beide culturen zie ik als positieve waarden. Maar vandaag worden sommige culturen negatief beoordeeld. Het is dan ook belangrijk te kunnen zeggen dat deze culturen positief ingezet kunnen worden. Niet in de zin van een terugtrekking in één cultuur. Ik claim mijn cultuur niet omdat ik verplicht ben mijn cultuur uit te dragen. Ik leef vanuit mijn cultuur omdat ze me ontplooit naast mijn tweede cultuur. Ik neem delen van mijn oorspronkelijke cultuur mee omdat ze me emancipeert van de cultuur die rond me bestaat. Dit is wat we voor ogen moeten hebben.»

 

Wilt u nog iets toevoegen aan dit interview?

«De wereld bestaat uit diversiteit. We zijn allemaal mensen. Maar onze rijkdom ligt in het feit dat we allemaal verschillende mensen zijn. Daarom moeten we diversiteit zien als iets dat we moeten leren en net niet afwijzen. Het is dom om de andere te verstoten omdat hij anders is. De ander is automatisch anders! Niets is erger dan een kloon tegenover zich hebben. Dit heeft geen enkel nut. We moeten dus beseffen dat het zinloos is om een politiek discours te bouwen dat diversiteit verstoot. Dit zou inhouden dat men de mens verstoot. Het is dodelijk om diversiteit te verstoten.»

« Daarom moeten we het werken aan het samenleven centraal stellen. We kunnen niet anders. Mensen die het anders voorstellen, bedriegen de mensen. Ze doen geloven dat we hetzelfde tegenover ons zouden kunnen hebben. Het zou dan net zijn alsof we een spiegel voor ons zouden hebben. Indien ik 's morgens opstond en zou denken: «Vandaag zal ik alleen mezelf ontmoeten», wel, dan heeft het leven geen enkele zin. Hoe is het mogelijk dat sommigen proberen wijs te maken dat er een alternatief is voor diversiteit? »

 

Van 2003 tot 2004 was Marie Arena (PS) minister van Gelijke Kansen, Sociale Integratie en Grote Steden. Daarna was ze minister-president van de Waalse Gemeenschap en minister van Onderwijs (2004-2008). Van 2008 tot 2009 was ze minister van Sociale Integratie, van de Grote Steden en van de Pensioenen. Ze zetelde in het parlement (2009-2010) en de Senaat (2010-2014). In 2014 werd ze tot Europarlementslid verkozen. Ze zetelt in de gemeenteraad van Vorst, één van de 19 gemeenten van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.

 

Lees hier het rapport van de Commissie voor de interculturele dialoog.

 

>>> Thomas Peeters is stafmedewerker racisme en diversiteit van Orbit vzw. Orbit maakt beweging rond racisme, diversiteit, interlevensbeschouwelijke dialoog en migratie. Meer info over Orbit: www.orbitvzw.be