Vooral na de aanslagen op 11 september worden moslim jongeren gebombardeerd met vragen waarop ze meestal zelf geen antwoord kennen. De buitenwereld lijkt hen te beschouwen als ‘visitekaartjes’ van hun religie.
Vrijdag 28 januari vond er een lezing plaats in Borgerhout (georganiseerd door het FMV – Federatie van Marokkaanse Verenigingen) over ‘de zuivere islam’, een onderzoek dat verricht werd door Martijn de Koning, antropoloog aan de Universiteit te Nijmegen. De lezing ging voornamelijk over de religieuze beleving van Marokkaanse moslimjongeren in Nederland en het vormen van hun identiteit. De Koning begon met ons in te lichten waarom hij zich had toegespitst op deze thematiek. Hij wilde een rustig onderwerp voor zijn verhandeling en meende dit te vinden bij de islam. De Nour moskee te Gouda werd de locatie voor zijn observaties. De publieke opinie van de moslims over de islam, niet de opvattingen die de media en de politiek er op na houden, waren van groot belang voor zijn bevindingen.
Zijn onderzoek loopt nog, maar volgens zijn recente resultaten is er enerzijds een afname van het praktiserende aspect van de islam door jongeren, zoals bidden, vasten en het moskee bezoek. Anderzijds is er volgens zijn etnografisch onderzoek een stijging van belangstelling voor religiositeit. Het zich verdiepen in een geloof gebeurt in ‘golven.’ Identiteitsvorming is een term die samen met de islam in één ademhaling genoemd wordt tijdens de lezing. ‘Moslim jongeren die opgroeien in een seculier land moeten op een bepaald moment een keuze maken. Die overgangsfase moet meer aandacht en begrip krijgen, want deze generatie moet constant ‘schipperen’ tussen ‘twee werelden’’, zegt de Koning.
Een ander aspect dat belicht werd, is het feit dat er doorheen de generaties verschillende opvattingen zijn ontstaan over wat de islam inhoudt en hoe ze zou moeten beleefd worden. Het beleid in de moskee dat voornamelijk door conservatieve oudere moslims wordt gevoerd gaat vaak in tegenspraak met de jongeren en hun visie. Voldoende representatie van zowel jongeren als ouderen binnen het moskeebeleid kan er volgens de Koning voor zorgen dat er extern een betere verstandshouding zou uitgroeien.
Verder had de Nederlandse antropoloog het over de volgens hem ‘utopische beweging’ die als radicaal wordt bestempeld, namelijk de salafisten. Salafisten zijn moslims die een levenswijze proberen te creëren die identiek is als die van de profeet Mohamed en van de eerste drie moslimgeneraties. Ze denken, handelen en kleden zich dan ook zoals mensen uit die tijd. Hij heeft die 2 subgroepen onder de salafisten aangegeven.
De eerste groep zijn de selefies, wat hen kenmerkt is dat ze zich baseren op het gedachtegoed van Rabeeh Al Madkhali uit Saoedi-Arabië. Zij volgen een lijn van afzijdigheid tegenover hun samenleving en haar politiek. De tweede groep noemt hij de ‘geëngageerde salafisten.’ Deze groepering werd volgens zijn bewoordingen in het verleden beïnvloed door het Moslimbroederschap. Deze groepering is wel actief in het voeren van islamdebatten en heeft een minder gesloten houding tegen over niet-moslims. Zowel in België als in Nederland is er een stabiele aanwezigheid van salafisten.
Veel mensen begrijpen niet dat radicalisering meerdere factoren bevat dan enkel religieuze curiositeit. Vaak gaat het gepaard met socio-economische factoren en de drang hebben om een eigen identiteit te vormen. Radicalisering creëert een afstand met betrekking tot de eerste generatie die cultuur en religie vaak als een samenhangend geheel ziet. Tegenover de wijdere samenleving geeft het radicalisme een signalement van isolement.
De hoofdconclusie die Martijn de Koning trekt is dat de ‘moslimidentiteit van buitenaf wordt opgedrongen in plaats van binnen de eigen gemeenschap’. Onder buitenaf verstaan we de omgeving en de media. Vooral na de aanslagen op 11 september worden moslim jongeren gebombardeerd met vragen waarop ze meestal zelf geen antwoord kennen. De buitenwereld lijkt hen te beschouwen als ‘visitekaartjes’ van hun religie. Hun omgeving lijkt te denken dat ze passages uit de koran zo kunnen verklaren, terwijl een islamoog of een imam daar jaren over doet. Meneer de Koning vergelijkt het ‘integratiedebat’ met een ‘assimilatiedebat’. ‘Men wil religie naar een privé-domein duwen, want seculier zijn is de norm in Nederland.’