Samen op straat komen en je stem laten horen is een essentieel middel voor een samenleving om vooruitgang te boeken en de uitdagingen waarmee zij wordt geconfronteerd aan te gaan. De geschiedenis kent talloze voorbeelden waar protest heeft geleid tot belangrijke sociale, politieke en juridische veranderingen, zoals het recht op abortus, het vrouwenstemrecht, de invoering van de 8-uren werkdag en de afschaffing van het racistische apartheidsregime in Zuid-Afrika.
Het recht op protest is dan ook een mensenrecht, beschermd door zowel nationale als internationale regelgeving. Concreet is het betogingsrecht gebaseerd op het recht op vrijheid van meningsuiting en het recht op vreedzame vergadering: artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en artikelen 19 en 26 van de Belgische Grondwet. Daarnaast zijn er andere rechten die gerespecteerd moeten worden om effectief gebruik te maken van het betogingsrecht, zoals het recht op leven, de vrijheid van vereniging, de vrijheid van privacy, het recht om geen slachtoffer te zijn van een willekeurige arrestatie of hechtenis, van marteling of andere vormen van mishandeling.
Video door Présence et Action Culturelles
Ondanks deze wettelijke bescherming zien we helaas dat de ruimte voor vreedzaam protest wereldwijd steeds meer onder druk komt te staan. Autoriteiten grijpen vaak in bij (het organiseren van) protestacties. Dit kan op elk van de drie belangrijke momenten in de uitoefening van de vrijheid van betogen: voor de betoging, tijdens de betoging en na afloop ervan. De manieren waarop de overheid, politie en andere instanties hierin ingrijpen, evenals de eisen van de coalitie ‘Recht op Protest’, worden hieronder verder toegelicht.
Vooraleer een betoging plaatsvindt
In België moet voor de organisatie van een betoging vaak toestemming worden gevraagd bij de gemeente of een andere overheid. Het verkrijgen van deze toelating is niet gemakkelijk, want de formulieren die hiervoor gebruikt worden zijn ontzettend complex en tijdrovend. Ze zijn dus niet aangepast aan betogingen rond politieke en sociale kwesties. Goedkeuring van de overheid om een betoging te organiseren is volgens het internationaal recht geen vereiste. De vraag tot voorafgaande kennisgeving kan wel legitiem zijn indien de procedure hiervoor niet te complex is en er nog steeds ruimte blijft om spontane bijeenkomsten te organiseren. De overheid zou toestemming voor het organiseren van betogingen dan ook niet langer mogen verplichten.
Los van het feit dat een aanvraag tot een betoging niet noodzakelijk zou mogen zijn, eisen veel gemeenten dat een aanvraag ver van tevoren gebeurt, waardoor inspelen op actuele gebeurtenissen moeilijk is. In steden als Namen en Luik bijvoorbeeld bedraagt deze termijn drie maanden. Door deze logge bureaucratische procedures geven organisatoren soms op, of worden betogingen lang uitgesteld.
In sommige gevallen verbieden de bevoegde autoriteiten de geplande betoging, zelfs als er geen aantoonbaar risico is op een ernstige verstoring van de openbare orde. Een verbod mag echter alleen opgelegd worden om bepaalde beperkte publieke belangen te beschermen en moet noodzakelijk en proportioneel zijn voor het beoogde doel.
Het grondrecht om te betogen moet “zoveel mogelijk ongereguleerd” kunnen worden uitgeoefend.
Daarnaast moeten organisatoren vaak voldoen aan een aantal disproportionele eisen van de autoriteiten. Organisaties moeten bijvoorbeeld preventieve medische zorg regelen of een verzekering afsluiten. Ook grijpen ordehandhavers vaak in door een bepaald deel van het parcours te verbieden. Dit belemmert het recht op protest, terwijl de autoriteiten juist moeten zorgen dat mensen vreedzaam kunnen protesteren, zelfs als dit niet volledig binnen de plaatselijke regels past. De staat zou bijvoorbeeld alle kosten moeten dekken die nodig zijn om een betoging veilig te laten verlopen. Organisatoren of deelnemers mogen nooit verplicht worden om bij te dragen in de kosten die worden gemaakt voor het organiseren van een betoging, want dat is niet verenigbaar met het recht op vreedzame vergadering van het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten.
Het grondrecht om te betogen moet “zoveel mogelijk ongereguleerd” kunnen worden uitgeoefend. De bovenstaande ingrepen door ordehandhavers, druisen in tegen dit principe. Het is de verantwoordelijkheid van de overheid om ervoor te zorgen dat protesteren kan gebeuren binnen een context met zo min mogelijk regels.
Tijdens een betoging
Tijdens de protestactie zelf wordt heel duidelijk hoe deelname aan een betoging steeds meer gecriminaliseerd wordt en hoe de omgang van ordehandhavers met demonstranten sterk gemilitariseerd is (denk hierbij aan verschillende vormen van politiegeweld). Dit geldt zowel voor mensen met als zonder migratieachtergrond. Op de panelavond werd opgemerkt dat er significant meer politiegeweld plaatsvindt tegen geracialiseerde groepen, maar dat dit zo genormaliseerd is dat het zelden reacties oproept vanuit de samenleving of wordt opgepikt door de media. Nu er ook politiegeweld is tegen mensen zonder migratieachtergrond tijdens manifestaties, is er plotseling wel meer verontwaardiging.
Overheidsinstanties organiseren soms controleposten en fouilleringen op verschillende punten langs het parcours van de manifestatie, en deelnemers worden soms al bestuurlijk aangehouden nog voor de betoging is begonnen.
Overheidsinstanties organiseren soms controleposten en fouilleringen op verschillende punten langs het parcours van de manifestatie, en deelnemers worden soms al bestuurlijk aangehouden nog voor de betoging is begonnen. Dikwijls wordt er gebruikgemaakt van waterkanonnen, schilden, honden en wapenstokken om vreedzaam verzet te onderdrukken, soms zelfs bij betogingen die aanvankelijk werden getolereerd. Ook vinden er regelmatig illegale arrestaties plaats, krijgen demonstranten seksistische en racistische beledigingen te verduren of worden ze zonder reden afgeranseld.
Hoewel de aanwezigheid van politie bij protestacties noodzakelijk is, is het hun verantwoordelijkheid om ervoor te zorgen dat de betoging kan plaatsvinden zoals gepland door de organisatie. De politie moet zich altijd houden aan internationale mensenrechten wetgeving en normen rond het gebruik van geweld. Indien de politie deze wetgeving niet naleeft, vindt de coalitie dat er een snel, grondig en onafhankelijk onderzoek moet plaatsvinden, waarvan de resultaten openbaar gemaakt moeten worden. Ordehandhavers of personen die schuldig zijn aan mensenrechtenschendingen, dienen een gepaste straf te krijgen via een gerechtelijke procedure.
Daarnaast zou de politie niet zomaar identiteitscontroles mogen uitvoeren bij demonstranten en passanten. Wanneer de politie wel een geldige reden heeft om een controle uit te voeren, zou die in elk geval een ontvangstbewijs moeten afgeven waarop de reden tot controle staat vermeld. Dit helpt willekeur en discriminerende profilering te voorkomen. Het is onacceptabel dat ordediensten individuen verbieden om deel te nemen aan een vreedzame betoging.
Een methode die ordehandhavers vaak toepassen om te verhinderen dat betogers een locatie betreden of verlaten, is het omsingelen van personen, ook wel de ‘nasse’ genoemd. Deze praktijk zou verboden moeten worden, omdat ze de bewegingsvrijheid van betogers afneemt.
Bovendien is er de ‘Wet van 1994’ of de ‘Wet op de openbare bijeenkomsten’, die de voorwaarden regelt voor het organiseren van betogingen en bijeenkomsten in België. Door deze wet zijn er zogenaamde ‘neutrale zones’, gebieden waar geen betogingen of samenscholingen mogen plaatsvinden. Meestal gaat het om plaatsen die juist relevant zijn voor de uitoefening van de vrijheid van meningsuiting. De coalitie eist een intrekking van deze ‘neutrale zones’, omdat deze het recht op vrij protest belemmeren.
Een methode die ordehandhavers vaak toepassen om te verhinderen dat betogers een locatie betreden of verlaten, is het omsingelen van personen, ook wel de ‘nasse’ genoemd. Deze praktijk zou verboden moeten worden, omdat ze de bewegingsvrijheid van betogers afneemt. Het is bovendien een manier om de betoging uit elkaar te drijven wat niet zomaar mag, zelfs niet als de actie niet volledig voldoet aan plaatselijke politiewetten of andere voorschriften, aangezien er geen toestemming nodig is volgens internationale richtlijnen.
Ook acties georganiseerd door de verschillende vakbonden worden vaak niet getolereerd. Heel vaak gaat het recht op betoging in de arbeidswereld gepaard met het opzetten van vreedzame stakersposten (piketten), maar via noodbevelen worden deze piketten steeds vaker opgeheven. Iedereen die deze bevelen negeert, krijgt vaak torenhoge boetes, terwijl het opzetten van stakersposten wettelijk is toegestaan. Bovendien is staken voor arbeiders het enige middel om op te komen tegen onrechtvaardigheid en voor betere werkomstandigheden. Het stakingsrecht is dan ook essentieel voor arbeiders en vakbonden.
Na afloop van een betoging
Steeds vaker krijgen deelnemers aan betogingen een gemeentelijke administratieve sanctie (GAS-boete). Ook wanneer iemand stickers of posters ophangt in de openbare ruimte, kan dit leiden tot een GAS-boete, wat indruist tegen het recht op vrije meningsuiting. Deze administratieve sancties maken deel uit van een groeiende tendens om op lokaal niveau in te grijpen bij overtredingen met betrekking tot het gebruik van de openbare ruimte. Zo kan er een snelle en effectieve repressieve reactie komen. De coalitie vindt dat het gebruik van gemeentelijke administratieve sancties voor het organiseren van of het deelnemen aan vreedzame betogingen of voor het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting verboden moet worden.
Daarnaast zijn activisten en militanten ook al vervolgd en veroordeeld voor deelname aan een vorm van protest. Rechtszaken tegen demonstranten kunnen zowel door de autoriteiten als particuliere actoren die zich burgerlijke partij stellen aangespannen worden. Een rechtszaak is vaak intimiderend voor actievoerders en kan een ontradend effect hebben, waardoor mensen terughoudend worden om te betogen en steeds vaker naar online middelen grijpen om protest te voeren.
Vervolgens zou het aangewezen zijn om rechters een grondige opleiding te geven over fundamentele mensenrechten, in het bijzonder het betogingsrecht, om zo veel mogelijk te vermijden dat demonstranten ten onrechte veroordeeld worden.
Wanneer een demonstrant juridisch wordt vervolgd en dit in strijd is met zijn fundamentele mensenrechten, is het passend dat die persoon een vergoeding krijgt voor de geleden schade. Degenen die ten onrechte een proces starten tegen een demonstrant, zouden ook een sanctie moeten krijgen. Vervolgens zou het aangewezen zijn om rechters een grondige opleiding te geven over fundamentele mensenrechten, in het bijzonder het betogingsrecht, om zo veel mogelijk te vermijden dat demonstranten ten onrechte veroordeeld worden.
Het gebeurt te vaak dat vreedzame demonstranten ongeoorloofd in administratieve aanhouding worden genomen of vervolgd, zonder dat zij weten waarom. Er moet dringend een einde komen aan deze willekeur door autoriteiten. Als er toch sprake is van vrijheidsberoving van manifestanten, dienen hun rechten daadwerkelijk te worden gerespecteerd. Daarnaast is een belangrijke eis van de coalitie dat er niet langer zomaar vingerafdrukken worden genomen en gezichtsopnames worden gemaakt van personen die van hun vrijheid zijn beroofd zonder grondige motivering, omdat dit een aantasting is van het recht op privacy. Tot slot dienen politieagenten zich te houden aan de aanbevelingen van Comité P (het Vast Comité van Toezicht op de Politiediensten) wat betreft grootschalige bestuurlijke aanhoudingen.
Niet alleen demonstranten, maar ook actoren uit het maatschappelijk middenveld moeten zich steeds vaker juridisch verdedigen. Autoriteiten dreigen soms zelfs om subsidies in te trekken van organisaties die acties ondernemen die niet naar de zin van de overheid zijn. Zo liet Jan Jambon (N-VA), de vorige minister van Cultuur, alle gesubsidieerde sociaal-culturele organisaties extra screenen op naleving van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens naar aanleiding van de communicatie van enkele organisaties over de genocide in Palestina. Strijden voor maatschappelijke verandering lijkt enkel nog legitiem wanneer dit binnen de visie van de overheid past. Dit is een heel gevaarlijke evolutie voor onze democratische samenleving. Het (dreigen met het) intrekken van financiering door de overheid van organisaties die hun recht op protest hebben uitgeoefend, moet stoppen.
Kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag
In het nieuwe Strafwetboek, dat in 2026 van kracht treedt, is een artikel opgenomen over ‘de kwaadwillige aantasting van het overheidsgezag’ (artikel 547). Dit artikel maakt het mogelijk om mensen of organisaties die oproepen tot vreedzame burgerlijke ongehoorzaamheid strafrechtelijk te vervolgen. Dat betekent dat wie bijvoorbeeld oproept om te spijbelen voor het klimaat, voor de rechtbank kan worden gedaagd en een boete tot 20.000 euro of een taakstraf kan krijgen. Dit artikel vormt daarom een grote bedreiging voor het recht op protest en het recht op vrije meningsuiting. Deze bezorgdheid leeft niet enkel in het middenveld; zelfs de Raad van State stelde zich er al vragen bij. Aan het einde van de panelavond kondigde de coalitie ‘Recht op Protest’ aan dat zij naar het Grondwettelijk Hof stapt om de wet te laten vernietigen.
Mensen kunnen vervolgd worden als het niet naleven van de wet ‘een ernstige en reële bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden’, maar wat met ‘goede zeden’ bedoeld wordt, is niet gespecificeerd.
Het artikel brengt bovendien het risico voor willekeur met zich mee, omdat het voor interpretatie vatbaar is. Mensen kunnen vervolgd worden als het niet naleven van de wet ‘een ernstige en reële bedreiging vormt voor de nationale veiligheid, de volksgezondheid of de goede zeden’, maar wat met ‘goede zeden’ bedoeld wordt, is niet gespecificeerd. Daarnaast is er de vrees dat mensen zwaarder gestraft kunnen worden voor het aanzetten tot ongehoorzaamheid dan voor het overtreden van de wet zelf. Juridische consequenties moeten altijd proportioneel zijn, zeker bij vreedzame acties, en dat zou met dit artikel niet het geval zijn.
De kracht van protest in een democratie
Het recht op vrij protest is een fundament van onze democratie en stelt burgers in staat om actief deel te nemen aan het democratisch proces. Democratie is meer dan om de zoveel jaar naar het stemhokje te trekken; het omvat ook de mogelijkheid om je stem krachtig te laten horen. Vooral voor groepen die vaak in het publieke debat worden gemarginaliseerd, is manifesteren een cruciaal middel om aandacht te vragen voor hun belangen en zorgen. Het middenveld speelt hierin een essentiële rol door deze stemmen te vertegenwoordigen en mensen te mobiliseren voor maatschappelijke verandering.
Massaal op straat komen dient daarnaast als controlemechanisme voor het beleid van onze regeringen en besturen. Het stelt mensen in staat hun onvrede over onrechtvaardig beleid kenbaar te maken. Wanneer er voldoende maatschappelijke weerstand ontstaat tegen het (gebrek aan) beleid, neemt de druk op het bestuur toe om het beleid bij te stellen.
Protest biedt een platform voor de strijd voor gelijkwaardigheid, solidariteit en rechtvaardigheid. Het is van groot belang dat we dit recht, samen met het recht op vrije meningsuiting, koesteren en verdedigen. We moeten voortdurend waakzaam zijn voor elke poging om deze rechten te ondermijnen of te beperken. Het is aan ons om voor deze rechten op te komen zodat onze stemmen altijd kunnen weerklinken in het maatschappelijk debat.
Download hieronder het manifest van de coalitie Recht op Protest.
Bijlage | Grootte |
---|---|
Manifest Recht op Protest 2024.pdf | 123.7 KB |
Over de auteur:
Noa Vermeerschen is 22 jaar en studeert sociaal werk aan de Universiteit Gent. Ze koos voor deze studie omdat ze zich wil inzetten voor een rechtvaardige samenleving waarin mensenrechten verwezenlijkt worden. Een stage bij Kif Kif past dan ook mooi binnen deze ambitie.