‘Schoonheid ontstaat waar menselijkheid doorbreekt’

MO* sprak met Wouter Hillaert en Tom Van Imschoot van rekto:verso, Tijdschrift voor cultuur en kritiek, dat vorige week de jaarlijkse Cultuurprijs voor Podiumkunsten kreeg en net zijn tienjarig bestaan viert. Een gesprek over verhoudingen en verbindingen, machteloze politiek en krachtige empathie.
‘Schoonheid ontstaat waar menselijkheid doorbreekt’

Wouter Hillaert: Ik ben er van overtuigd dat de avant-garde van vandaag juist in die multiculturele sfeer groeit en werkt.

 

14 september 2013 ( OPINIE ) — MO* sprak met Wouter Hillaert en Tom Van Imschoot van rekto:verso, Tijdschrift voor cultuur en kritiek, dat vorige week de jaarlijkse Cultuurprijs voor Podiumkunsten kreeg en net zijn tienjarig bestaan viert. Een gesprek over verhoudingen en verbindingen, over machteloze politiek en krachtige empathie. En over de fundamentele schoonheid van de menselijkheid. ‘Politiek is vandaag bijzonder verwarrend theater.’

'Een tijdschrift als rekto:verso helpt om het maatschappelijke gewicht van de podiumkunsten voelbaar te maken en om de niet altijd onmiddellijk zichtbare verwevenheid van theatervormen en sociale, economische en politieke processen te decoderen en bloot te leggen.' Met die -en andere, lovende- woorden kreeg de redactie van rekto:verso de Vlaamse Cultuurprijs voor Podiumkunsten. Die prijs is een mooie gelegenheid om de collega's eens uitgebreider aan het woord te laten over kunst, media en de dingen die hen bewegen.

Omdat we geregeld samenwerken, besloot ik om het gesprek niet te openen met de klassieke vragen over de doelstellingen van het blad (in de samenleving meer aandacht voor de kunsten, en in de kunsten meer aandacht voor de maatschappij) of de reacties op de prijs (Wij waren verrast, precies op onze tiende verjaardag!). Wat bedoeld was als een verrassingsvraag om Wouter en Tom even uit evenwicht te brengen, bleek recht naar de kern van hun toekomstplannen te leiden. Op de vraag 'Wat is het belang van schoonheid?' antwoorden de gesprekspartners, weliswaar verbaasd, dat het decemberdossier van rekto:verso net over die vraag zal gaan.

Wouter Hillaert: Schoonheid wordt te vaak gezien als een voldoende eigenschap: omdat iets mooi is, hoeft het niet meer aan andere criteria getoetst te worden. Ik zou schoonheid liever zien als een manier om relevante inhoud over te brengen, een manier om mensen beter te bereiken.

Tom Van Imschoot: Schoonheid is een vorm van contact. Ze ontstaat volgens mij wanneer onbedoeld een beeld door de indrukken heen breekt waarmee we de dingen gewoonlijk zien of pogen te vatten. Dat kan een landschap zijn dat zich ineens aandient, hoewel dat echt niet op ons lag te wachten. Of een ding, een beweging. Maar vaak is het voor mij een soort menselijkheid die onverwachts doorbreekt, als een kras in de lak, en alsof het niet voor mijn ogen bedoeld was.

We hebben een halve eeuw onder de knoet geleefd van het gevoel dat schoonheid haar gezicht verbrand had, in de woorden van Lucebert, omdat alle esthetische idealen van voor de Tweede Wereldoorlog de gruwel niet hadden kunnen voorkomen. Tegelijk ontstond een massale uitverkoop van het schone omdat de commercie zich via de reclame net van esthetische middelen ging bedienen om te verleiden en de verkoop te stimuleren, met als resultaat dat het schoonheidsideaal een norm werd: niet menselijk, maar wenselijk.

Vanuit die optiek is het perfect te begrijpen dat de kunsten het schone erg lang bijna categoriek hebben afgewezen, of met grote achterdocht hebben benaderd.Maar ik geloof dat we het potentieel van de schoonheid vandaag moeten herontdekken. Het is veel te krachtig - in zijn eenvoud, in zijn toegankelijkheid ook - om het in handen te laten van een dolgedraaide entertainmentindustrie. Literatuurwetenschapster Elaine Scarry zegt in On Beauty and Being Just dat een basiskenmerk van schoonheid erin bestaat dat ze het verlangen opwekt om haar te reproduceren. Wat schoon is, wil je tekenen, naspelen, vertellen. Mensen die elkaar mooi vinden,willen elkaar eigenlijk ook reproduceren.

Traditioneel denken we over schoonheid als een contemplatieve ervaring: je staat in bewondering voor de schoonheid van een doek, een berg, een bloem. De Nederlandse cultuurcriticus Arjen Mulder herdefinieert schoonheid in zijn bijdrage aan het boek Vital Beauty. Reclaiming Beauty in the Tangle of Technology and Nature als een interactief gebeuren, iets dat pas werkt doordat je zelf actief wordt. Daar klinkt muziek in, vind ik.

Kunnen jullie dat wat concreter maken? Wie of wat verdient het predikaat schoonheid, en waarom?

Wouter Hillaert: Ik denk dan op de eerste plaats aan sommige sociaal-artistieke voorstellingen, wanneer ik op het podium mensen bezig zie die hun hele geschiedenis, hun hele wezen in die voorstelling stoppen. Als die mensen voldoende vertrouwen hebben in hun eigen zijn op scène en begeleid worden door een goede regisseur, dan kunnen er momenten ontstaan van intense "authenticiteit", waarop wie die persoon is en wie hij speelt samenvalt in één blik, één gebaar, de intonatie van dat ene woord. Een moment waarop je voelt: ecce homo, ziedaar de mens. Ik heb zulke momenten al meegemaakt bij Theater Antigone, bij de Unie der Zorgelozen, bij Cie Tartaren uit Leuven, noem maar op.

Tom Van Imschoot: Ik word ook vaak door schoonheid overvallen in een popsong. Fake Empire van The National, bijvoorbeeld, begint met een piano die rustig maar koppig een wat hoekig ritme herhaalt alvorens de licht schorre, tegelijk warme en moeë stem van de zanger je in een universum van woorden zuigt. Na een tijd komen de drums er krachtig bij, maar hun ritme lijkt eerst rakelings langs dat van de piano te schuren, zodat je ook weer uit het 'fake' universum wordt gegooid. Je verlangt erin op te gaan, maar het blijft onmogelijk. Dat vind ik schoon. Een boek als De Kapellekensbaan van Louis Paul Boon heeft dat ook. Eerst blijft het ontoegankelijk, dan opent het zich omdat je mee begint te spelen, maar dan wordt duidelijk dat het boek juist gaat over het vergeefse van een droom, zowel persoonlijk als maatschappelijk. Het is dan geen boodschap meer, maar een ervaring.

Hoe dicht liggen schoonheid in de kunst en rechtvaardigheid in de maatschappij bij elkaar? En waarin zijn ze noodzakelijk anders?

Tom Van Imschoot: Het schone en het juiste zijn allebei een kwestie van verhoudingen. Denk aan de klassieke Gulden Snede. Volgens mij stelt een goed werk door de schoonheid van zijn verhoudingen altijd ook de vraag naar de juistheid van hoe de wereld in elkaar zit. Geraakt worden door iets schoons opent daarom altijd ook een ethische kwestie: wat is mijn houding eigenlijk, wat vind ik juist?

Wouter Hillaert: Wat de kunstenaar toevoegt aan zowel de dagelijkse als de kosmische ervaringen van mensen, is in wezen een beeld waarnaar we kunnen verwijzen om onze al te gecompliceerde ervaringen mee te duiden of te delen. Dat beeld benoemt die ervaringen niet wetenschappelijk, maar verduidelijkt ze wel op een heel bijzondere manier voor je gesprekspartner. In die zin maakt kunst soms communicatie mogelijk over wat onbenoembaar is. Denk aan een specifieke melancholie die je voelt: je kan die soms enkel duiden door te verwijzen naar een gedicht of een bepaalde filmscène.

Ik geloof trouwens dat er een veel vruchtbaardere verhouding mogelijk is tussen de kunsten en het activisme van organisaties en bewegingen uit het middenveld. Die laatsten missen in hun acties vaak de verbeelding die aanwezig is bij kunstenaars, terwijl de artistieke wereld veel te weinig uitgedaagd wordt om zich bezig te houden met thema’s en realiteiten die buiten het eigen ik van de kunstenaar liggen.

Jullie doen met rekto:verso aan diepgaande kritiek van de kunst. Baseer je die kritiek op interne, artistieke criteria of kunnen daarbij ook maatschappelijke, politieke criteria gebruikt worden?

Wouter Hillaert: Het volstaat niet om een werk te beoordelen op louter artistieke criteria, dat vind ik juist de basisstelling van rekto:verso. Ik kan me er dan ook aan ergeren dat er in Vlaanderen zoveel hardnekkig verzet blijft tegen expliciete politieke of maatschappelijke standpunten in de kunsten. Gelukkig groeit er vanuit de marge toch opnieuw een beweging die de scherpe grens tussen kunst als vorm en “politieke kunst” doorbreekt.

In ons komende nummer publiceren we een gesprek met Peter Sellars, een internationaal gerenommeerde theatermaker, waarin die stelt dat de grote uitdaging voor de kunsten erin bestaat om kunst te maken die deel is van iets wat geen kunst is.

Onze naïeve slogan, dat we de wereld meer aandacht willen doen opbrengen voor de kunsten en de kunsten meer voor de wereld, blijft een goede verwoording van die bekommernis. Dat betekent niet dat wij altijd willen vertrekken vanuit maatschappelijke thema’s, zie het komende nummer over schoonheid.

Tom Van Imschoot: Maar schoonheid ís een maatschappelijk thema.

Wat Wouter zegt over de maatschappelijke opstelling van rekto:verso is zeker juist. Wat het expliciet politieke betreft, daarover bestaat binnen de redactie zeker een –gezonde - spanning. Ik ben politiek bijvoorbeeld veel verwarder dan Wouter. Niet omdat ik me niet durf uitspreken, maar omdat het politieke bedrijf zo ontoereikend reageert op de complexiteit van de samenleving. In een ander interview dat we voor het komende nummer gedaan hebben, heeft de Poolse filosoof Zygmunt Bauman het over de scheiding die op het einde van de twintigste eeuw ontstaan is tussen macht en politiek, waarbij de macht zich mondiaal georganiseerd heeft, terwijl de politiek de facto lokaal blijft. Dat is een situatie die, volgens Bauman, niet lang houdbaar is, want dat levert een catastrofe op. Tegenover die achtergro Schoonheid ontstaat wanneer menselijkheid door allerlei lagen zoals cultuur, mode en eerste indrukken breekt nd vind ik politiek vandaag een bijzonder verwarrend theater.

De politiek die ik daartegenover stel, is een politiek van de empathie. Bij het benaderen van een boek of een ander kunstwerk probeer ik zo veel mogelijk begrip op te brengen voor wat in dat werk op het spel staat. Niet omdat ik in de illusie leef dat werk helemaal te kunnen of te moeten begrijpen, maar omdat ik juist op zoek ben naar wat ik het kritische punt van een werk noem: het punt waarop het mij op mezelf terugwerpt en dwingt te kiezen, of te oordelen.

Dat is dus niet het oude model van de criticus die vanuit de hoogte oordeelt, maar een kritiek die genereus is ten opzichte van het werk en zijn maker of makers, om de simpele reden dat de criticus zichzelf in zijn oordeel meeneemt. Het gaat me daarbij om empathie als antwoord op een veralgemeende apathie.

Als burger vraag ik dat de politiek haar macht zou inzetten om beslissingen te nemen in de debatten over klimaat of ongelijkheid, maar de kracht van empathie is dat ze het debat mogelijk maakt, dat ze verschillen samenbrengt en zichzelf laat zijn in plaats van ze te willen overstemmen of ongedaan te maken. Dat vraagt om een cultuur. En binnen die cultuur is kunstmaken of -ervaren bij uitstek een praktijk die empathie mogelijk maakt: ik kan er andere dingen denken, iemand anders zijn, alternatieven leren zien, zonder dat het mij direct bedreigt.

Is empathische kritiek ook een manier om iedereen te vriend te houden in het dorp dat Vlaanderen is, en met name in het straatje van de kunst?

Tom Van Imschoot: Ik ben als mens wel een diplomaat, maar dat betekent niet dat kritiek niet scherp of zelfs vernietigend kan zijn. Het probleem met zogenaamd 'harde kritiek' is echter dat er tegenwoordig vernietigend geoordeeld wordt voordat er met de ander meegedacht is. En daar heb ik een viscerale afkeer van, omdat ik het bekrompen, intolerant en zelfingenomen vind.

Wie zijn al die arrogante idioten die hun eigen mening belangrijker vinden dan de zaak waarover ze gaat? Als je een oordeel hebt, moet je er geen doekjes omwinden. Maar voor ik iets afkraak of bewierook, wil ik toch eerst weten of het aan mij of aan het werk ligt waarom ik iets al dan niet vind werken. Anders vind ik mezelf blijkbaar belangrijker. En een criticus is bescheiden. Het gaat niet over hem, zoals het ook niet over de mens achter het werk gaat, maar over wat ontstaat tussen hemzelf en het werk, in het spel van toenadering en afstand

Wouter Hillaert: Het gaat over generositeit. Wat mij in rekto:verso het dierbaarst is, zijn de dubbelgesprekken waarin we mensen uit de artistieke wereld confronteren met denkers van buiten de kunsten. Die uitwisseling organiseren, dat is onze bijdrage. Dat is de generositeit van de redactie, onze manier om voeding te verstrekken. Maar dat betekent geenszins dat we allemans vriend zijn.

Wij houden de cultuursector wel eens een spiegel voor en wat de sector dan ziet, is niet altijd fraai. Daarom is die zelfkritische spiegel ook zo noodzakelijk, anders dreigt alle kritiek altijd weer afgewimpeld te worden als de vermaledijde tijdsgeest, machinaties van de N-VA of tekortkomingen van de media. Wij proberen bovendien constructief mee te denken. We breken niet af, we leveren graag kritiek vanuit een constructieve houding.

Om dat soort kritiek mogelijk te maken, hebben jullie rekto:verso opgericht. Betekent de appreciatie die jullie na tien jaar krijgen ook dat deze benadering opnieuw kansen krijgt in de mainstreammedia?

Wouter Hillaert: Ik heb niet het gevoel dat het de laatste jaren verder achteruit gegaan is. Er zijn toch kranten die opnieuw het belang inzien van kwalitatieve journalistiek. Al blijft culturele journalistiek toch nog altijd heel productgericht. Men holt de nieuwe boeken, bands, voorstellingen achterna, maar er wordt te weinig uitgezoomd om zelf de agenda te bepalen. Nochtans is de behoefte aan duiding vandaag groter dan vijf jaar geleden.

Tom Van Imschoot: Veel journalisten zouden die omslag wel kunnen en willen maken, maar het businessmodel achter hun medium laat dat niet toe. Voor sommigen heb ik veel bewondering en er gebeuren nog altijd wel mooie dingen. Maar ik geloof nog eerder dat rekto:verso met zijn benadering mainstream wordt, dan dat de huidige mainstream-media in de goede richting zouden kantelen.

In reactie op ons opiniestuk in De Standaard, waarin we pleiten voor meer steun aan cultuurkritiek en de cultuur van tweetkritiek en -politiek laken, stuurt hoofdredacteur Karel Verhoeven, jawel...een tweet die het debat afknijpt met de vraag of we misschien niet genoeg lezers hebben die willen betalen voor onze cultuurkritiek? Wat is dat voor een jaloerse opmerking?

Ik begrijp heel goed hoe moeilijk het is om vandaag als krant in het digitale tijdperk kwalitatief te overleven, maar moet je daarom een initiatief dat volledig vrijwillig werkt, blijkens de Cultuurprijs kwaliteit brengt en bijna al zijn middelen aan gratis distributie besteedt (alsof belastingsgeld zomaar in kunstkritiek verandert) meteen smalend wegzetten? Dan ben je toch wel heel defensief bezig.

Ja, natuurlijk moeten wij voortdurend werken aan een groter bereik, aan de drempels die we soms zelf creëren, maar vanuit ons bottom-up engagement is onze functie in het medialandschap vooral die van gist in het deeg. Wat een zweeppartij in de politiek zou zijn. Wij zijn niet tegen de mainstream-media. Hoe onnozel zou dat zijn? Wij zijn gewoon voor dingen die zij niet kunnen, willen of mogen doen. En blijkbaar wij niet alleen. Wij gaan ons ook niet settelen in zogenaamde 'gat' dat we vullen. Het komt erop aan voortdurend nieuwe gaten te detecteren en scherp te blijven inzake de richting die we uitmoeten.

Als jullie de jury geweest waren van de prijs die jullie nu gekregen hebben, wie zou dan de laureaat geweest zijn?

Wouter Hillaert: Ik wil al lang een prijs geven aan Theater Antigone in Kortrijk. Op de premières zie je zowel de wijkbewoners als de professionals uit de sector, met een vanzelfsprekendheid die deugd doet. Antigone is een voorbeeld van hoe kunst en maatschappij zich met elkaar zouden moeten verhouden: warme openheid voor de deelname van iedereen, maar wel met serieuze artistieke ambities.

Tom Van Imschoot: Wat mij betreft mag het nog eens Abattoir Fermé zijn, omdat zij via zo veel vormen van gebrek menselijkheid, en dus schoonheid, tonen. En dat met een ongelooflijk visuele kracht.

Wouter Hillaert: Bovendien doen ze dat met een gedrevenheid die sterker is dan de subsidies die ze al dan niet krijgen. Dat zie je niet vaak.

Wat hebben jullie, als alternatieve mediamakers, in de voorbije tien jaar geleerd over de media?

Wouter Hillaert: Dat het gratismodel voor ons toch wel werkt. Een blad maken voor een paar honderd mensen die er een abonnement voor willen betalen, daar zou ik niet al die energie in kunnen stoppen. Dankzij andere inkomsten en verspreidingsformules, kunnen we nu duizenden exemplaren verspreiden, waardoor de impact ook veel groter is. Holt dat het argument dat kwaliteit een prijs heeft uit? Misschien wel.

Diepgang democratisch aanbieden, dat is onze missie. Daarmee presenteren we geen model voor andere media, ten slotte werkt de redactie op basis van vrijwilligheid. Anderzijds investeren wij heel veel tijd in coaching van freelancers. Wij leggen de lat wel hoog, maar we gaan er samen met hen voor dat ze erover kunnen. Dat onderscheidt ons ook van commerciële media.

Tom Van Imschoot: Ik heb doorheen die jaren vooral geleerd dat kwaliteit niet samenhangt met de lengte van de stukken. Ten tweede zie ik dat mensen mediamoe zijn. Of andersom, dat hun vermoeidheid met de pletwals van de media te maken heeft. Het ergste is dat mensen dat intussen ook gewoon zijn. Die combinatie, vermoeidheid plus gewoonte, doorbreken, is onvoorstelbaar moeilijk.

Het enige wat wij daartegenover kunnen plaatsen is vitaliteit, energie, goesting op zijn Vlaams. Die energie ontstaat bij ons door verschillen samen te brengen, niet door ze te fusioneren, maar door die verschillen zichtbaar en vruchtbaar te maken.

Diversiteit is essentieel, toch blijft de redactie middenklasse blank. Een opdracht voor de komende tien jaar?

Wouter en Tom, unisono: Zeker weten!

Wouter Hillaert: Ik geef nu voor het derde jaar op rij een workshop kunstkritiek voor de peers van Kif Kif. De mensen en het potentieel zijn er, ze schrijven soms al wel in rekto:verso, maar we moeten daarin groeien. Ik ben er trouwens van overtuigd dat de avant-garde van vandaag juist in die multiculturele sfeer groeit en werkt. De Fabres en Anne Teresa’s van de toekomst zijn daar al aan de slag en later zullen we met zijn allen inzien dat we te lang blind geweest zijn voor hun talent en hun taal.