Sociale media: bondgenoot of doodgraver van antiracisme?

De laatste maanden is de belangstelling voor racisme en politiegeweld wereldwijd enorm toegenomen. Sociale media hebben daarin een cruciale rol gespeeld, door de talloze ooggetuigenverslagen van politiegeweld en racisme die op deze platformen werden gepubliceerd. De beelden gingen als een lopend vuurtje de wereld rond, en zo waaide de Black Lives Matter-beweging vanuit de VS over naar ons. Paradoxaal genoeg worden diezelfde sociale media nu ook gebruikt voor het verzwakken van de antiracismebeweging.

Sheku Bayoh, Jean Rodrigo de Silva, Lamine Bangoura, Botham Jean, Lamine Dieng, Atatiana Jefferson. Het zijn namen die waarschijnlijk niet meteen bekend in de oren klinken. Net als George Floyd zijn ze nochtans allemaal om het leven gekomen tijdens een interventie van de politie. En net als George Floyd waren ze zwart. Waarom kwamen er geen wereldwijde protesten toen deze mensen op gewelddadige wijze om het leven kwamen? Het antwoord is simpel: de omstandigheden omtrent hun dood werden niet op video vastgelegd, zoals bij George Floyd. Vandaar de plotse media-aandacht voor Floyd. Als er geen videobeelden waren geweest van zijn laatste minuten, was zijn dood net zo onopgemerkt voorbijgegaan. Dat stelt Belgisch advocaat Alexis Deswaef in een gesprek met online radio La Diaspora Chuchote.

Geen beelden, geen rechtszaak

Deswaef is de advocaat van de familie van Lamine Bangoura, een jongeman uit Roeselare die om het leven kwam bij een tussenkomst van de politie. Net als George Floyd stierf hij door verstikking, maar de zaak kreeg lang niet zoveel media-aandacht. Wellicht omdat er geen beelden werden gemaakt. De zaak Jozef Chovanec ondersteunt deze hypothese. De dood van de Slovaakse man op de luchthaven van Charleroi werd wél vastgelegd op camera. De publieke opinie reageerde geschokt, zodat er op de allerhoogste niveaus heel wat beweging kwam. Dat gebeurde echter pas nadat de weduwe van Chovanec de beelden publiek maakte. Het is intriest dat nabestaanden in hun zoektocht naar gerechtigheid geen andere keuze hebben dan het contacteren van de pers. Het lijkt alsof eerst de hele wereld moet meekijken, wil je kans maken op een eerlijk proces. “Het zijn de camerabeelden die veel rechtszaken redden van de doofpot”, aldus Alexis Deswaef op radio La Diaspora Chuchote.

“Het zijn de camerabeelden die veel rechtszaken redden van de doofpot”, aldus advocaat Alexis Deswaef.

Gelukkig is er vandaag de smartphone, waarmee steeds vaker bewijzen van discriminatie worden vastgelegd. Dat kan de gerechtigheid ten goede komen. En wat gefilmd wordt, komt vaak op sociale media terecht, waar het viraal kan gaan. Volgens de Amerikaanse denktank Pew Research Center leverde de hashtag #blacklivesmatter op Twitter alleen al sinds het begin van de protesten in de VS dagelijks miljoenen weergaven op. Deze golf aan informatie heeft niet alleen een mobiliserende en sensibiliserende werking gehad, maar heeft ook talloze mensen aangezet tot concrete actie. Activisten die strijden tegen racisme en politiegeweld, waren er tot dan toe niet in geslaagd zoveel demonstranten op straat te krijgen. Zelfs tijdens de Amerikaanse burgerrechtenbeweging in de jaren 60 gingen er niet zo veel mensen betogen. Sociale media als bondgenoot van antiracisme, het kan dus. Maar het is geen mirakeloplossing, als we Harcourt Klinefelter moeten geloven.

Harcourt Klinefelter was ooit persmedewerker van Martin Luther King. In een videogesprek met Kif Kif stelt hij dat de belangstelling voor de BLM-beweging van 2020 inderdaad een uniek fenomeen is. Maar is de beweging daarom ook echt groter dan in de jaren 60? Volgens Klinefelter was er in de tijd van Martin Luther King misschien geen Facebook, maar het ontbrak toen beslist niet aan wilskracht. De activisten gingen van deur tot deur, van kerk tot kerk. En zonder geavanceerde technologische middelen zijn ze erin geslaagd om toch wat verandering te brengen in het corrupte Amerikaanse systeem. “Als de wil er is, zullen mensen vechten voor hun rechten, ongeacht de middelen die op dat moment beschikbaar zijn.” Sociale media zijn baanbrekende hulpmiddelen geweest in de strijd tegen racisme, maar volgens Klinefelter mag het daar niet bij blijven. Een social media trend zal immers weinig structurele verandering teweegbrengen. Op straat komen is en blijft essentieel.

Sociale media als verklikkers

De berichtgeving over die betogingen verloopt dankzij sociale media een stuk makkelijker dan vroeger. Via een eventpagina op Facebook laat je weten dat je aanwezig zal zijn, op Instagram film je een ‘livestream’ tijdens de betoging zelf, en op Twitter plaats je na afloop een foto met de bijpassende hashtag. Allemaal goed voor de uitbreiding van de beweging, maar niet zo goed voor de eigen privacy. Vooral personen van kleur of personen die behoren tot een minderheidsgroep lopen daarbij een groot risico. Overheids- en politiemachten worden er namelijk steeds vaker van verdacht die social media data te gebruiken voor de opsporing van betogers. Sociale media worden klikspanen. Doodgravers van de antiracismebeweging, zou je kunnen zeggen.

Terwijl Twitter publiekelijk aangeeft de antiracistische beweging te steunen, werkt het sociale media bedrijf nauw samen met bedrijven die data verzamelen en deze vervolgens aan de politie doorspelen.

De American Civil Liberties Union (ACLU) is een Amerikaanse organisatie die opkomt voor de vrijheden en rechten van Amerikaanse burgers. Zij stuurden afgelopen zomer een open brief naar Twitter. Daarin werd het platform aangeklaagd omdat ze onrechtstreeks tweets van activisten en andere betrokkenen bij de Black Lives Matter-protesten aan de politie hadden bezorgd. Terwijl Twitter dus publiekelijk aangeeft de antiracistische beweging te steunen, werkt het sociale media bedrijf nauw samen met bedrijven die data verzamelen en deze vervolgens aan de politie doorspelen. De ACLU maakte jaren geleden al bekend dat ook Facebook en Instagram gegevens van gebruikers delen met een softwarebedrijf dat politiebewakingsprogramma’s ondersteunt, én dat ze zich specifiek op betogers van kleur richten.

Normen van fotojournalistiek getest

Vooral de fotojournalistiek vormt in dit verband een reële bedreiging. Er zijn namelijk honderdduizenden foto’s en video’s van betogers geüpload. Met de gezichtsherkenningstechnologie waar overheids-en politiemachten over beschikken, kunnen deze mensen makkelijk geïdentificeerd worden. Alleen al in de stad New York heeft de politie volgens The Guardian vorig jaar meer dan 8000 gezichtsherkenningen uitgevoerd. De politie voegt die namen mogelijk toe aan een database die gebruikt wordt voor follow-upcontroles en selectieve handhaving van niet-gerelateerde zaken, zoals kleine verkeersovertredingen. Op basis van deze informatie gingen op sociale media berichten rond die uitdrukkelijk vroegen geen foto’s meer te delen waarin betogers herkenbaar zijn.

De schokkende en gewelddadige filmpjes waarin discriminatie wordt blootgelegd, komen zo frequent voor op onze sociale media feeds, dat we het gevaar lopen er gewend aan te geraken.

De massale berichtgeving rond racisme en politiegeweld kan de antiracismebeweging nog op een andere manier schaden. Zij kan op langere termijn namelijk een negatief effect hebben op de aandacht voor de antiracismebeweging. Door een overdaad aan informatie gaan berichten op sociale media stilaan hun effect missen. De schokkende en gewelddadige filmpjes waarin discriminatie wordt blootgelegd, komen zo frequent voor op onze sociale media feeds, dat we het gevaar lopen er gewend aan te geraken. We bouwen er een soort van immuniteit tegen op. Daarom kan het zijn dat dergelijke beelden in de toekomst niet meer hetzelfde effect zullen hebben. Anderzijds zien we ook het fenomeen van mainstreaming. Het onderwerp krijgt zodanig veel aandacht dat veel mensen wel meegaan in de trend, maar niet écht betrokken zijn bij de antiracismebeweging.

Merkactivisme

Nog een verwante bedreiging is merkactivisme. Meer en meer bedrijven nemen een standpunt in over sociale, ecologische of politieke kwesties. Het is een trend die wordt aangedreven door consumentengedrag, omdat steeds meer mensen verwachten dat bedrijven een positieve bijdrage leveren aan de samenleving. Zo associëren ook bekende merken zich met de antiracismestrijd. Na de dood van George Floyd spraken merken zoals Nike en Coca-Cola hun steun uit aan de zwarte gemeenschappen. Maar zijn ze daarom ook werkelijk betrokken bij antiracisme? Soms maakt het misschien niet uit of die betrokkenheid er is. Tik Tok, bijvoorbeeld, schonk miljoenen dollars aan antiracismeorganisaties. Reclamestunt of niet, zo’n genereuze donatie kan de beweging goed gebruiken.

Sociale media spelen een cruciale rol in de antiracismebeweging van 2020, daar is geen twijfel over. Maar we weten ook dat het gebruik van diezelfde sociale media gepaard gaat met een aanzienlijk aantal bedreigingen. Nu we leven in een tijdperk waarin de politie toegang heeft tot supergeavanceerde technologieën zoals gezichtsherkenning, en de verkoop van onze data een miljardenbusiness is geworden, zijn we op onze sociale media platformen niet langer veilig. In hoeverre zijn sociale media dan een bondgenoot van antiracisme? Zolang de negatieve impact de positieve invloed niet overschaduwt, zijn sociale media vooralsnog bevorderlijk voor deze sociale beweging. Maar als de evolutie zich doorzet, zal het niet lang meer duren voor de bondgenoot de duimen legt voor de doodgraver.

 

(foto: Tony Liao/Unsplash)