‘Sociale ongelijkheid in het onderwijs en op de arbeidsmarkt in Vlaanderen. De transitie van Turkse en Marokkaanse BSO en DBSO leerlingen naar de arbeidsmarkt.’

Youssra El Morabiti schreef haar masterproef in opdracht van de universiteit van Antwerpen voor het bekomen van de graad van ‘Master in de Sociologie’. Het onderwerp van haar scriptie is: ‘De transitie van Turkse en Marokkaanse BSO en DBSO leerlingen naar de arbeidsmarkt.’
‘Sociale ongelijkheid in het onderwijs en op de arbei

‘Veel geld verdienen’ is voor de meerderheid van de leerlingen een bijkomende zaak. De jongeren vinden het belangrijker om een job te hebben gekenmerkt door werkzekerheid en veel uitdaging.

 

Ik heb mijn masterproef geschreven in opdracht van de universiteit van Antwerpen voor het bekomen van de graad van ‘Master in de Sociologie’. Het onderwerp van mijn scriptie is: ‘De transitie van Turkse en Marokkaanse BSO en DBSO leerlingen naar de arbeidsmarkt.’

Hoewel er vele theoretische studies en onderzoeken naar deze problematiek bestaan, hebben de begeleiders van deze leerlingen nog vaak problemen om deze doelgroep efficiënt en effectief te laten doorstromen naar de arbeidsmarkt. Bovendien wordt er weinig aandacht besteed aan de ervaringen, belevingen en verwachtingen die de leerlingen tijdens deze vorming opdoen.

In de visie van de maatschappij heeft het onderwijs een sleutelfunctie om de jongeren van de samenleving om te vormen tot sterke, talentvolle en bekwame persoonlijkheden. De vorming van de leerlingen op de schoolbanken bepaalt voor een zeer groot deel hun succes op de werkvloer. Toch verlopen deze voorbereidende jaren in het onderwijs niet voor iedereen even gemakkelijk.

De realiteit toont dat vooral allochtone jongeren sneller uit de boot vallen en meer moeilijkheden ervaren bij het voltooien van een opleiding. Voornamelijk BSO en DBSO jongeren van Turkse en Marokkaanse origine hebben in vergelijking met autochtone jongeren meer moeilijkheden om zich vlot te positioneren op de arbeidsmarkt.

In mijn onderzoek ligt de focus dan ook voornamelijk bij Turkse en Marokkaanse jongeren die een BSO of DBSO opleiding volgen en die via stage of beroepspraktijkvorming in contact komen met de werking van de arbeidsmarkt. Het is van belang om na te gaan of deze allochtone jongeren dezelfde mogelijkheden hebben om beroepspraktijkervaringen op te doen en een vergelijkbare toegang krijgen tot de arbeidsmarkt als hun autochtone leeftijdsgenoten.

De masterproef bestaat uit twee delen. In het eerste deel worden drie hoofdfactoren in een literatuurstudie besproken. Vooreerst is het van belang stil te staan bij het perspectief van de thuissituatie en de directe leefomgeving. Vervolgens wordt het belang en de rol van het onderwijs gekoppeld aan de studiekeuze die wordt gemaakt door de leerlingen en de daaraan gekoppelde loopbaanoriëntatie en –begeleiding. Verder wordt de link gelegd met de arbeidsmarkt waarin het belang van praktijk en ervaring in het kader van een stageplaats wordt toegelicht.

Het tweede deel van de masterproef bestaat uit een kwantitatief onderzoek waarbij aan de hand van een gesloten vragenlijst 140 leerlingen in vier scholen werden bevraagd. Om een nog beter inzicht te krijgen in de denkwijze van de leerlingen heb ik enkele open vragen gesteld aan enkele leerlingen.

Van de 140 bevraagde leerlingen is de meerderheid allochtoon en van het mannelijk geslacht. De meerderheid van de leerlingen is zijn/haar opleiding gestart in een ASO richting. Hiervan zouden we kunnen veronderstellen dat ze slachtoffer waren van het watervaleffect. Wat betreft het taalniveau stelt het onderzoek vast dat Turkse en Marokkaanse leerlingen thuis het Nederlands als tweede taal spreken naast het Turks, Arabisch of Berbers.

De resultaten van het onderzoek tonen dat hoe meer tevreden de leerlingen zijn over het schoolsysteem en de werking in en rond de school, hoe positiever de leerlingen de beroepspraktijkvorming ervaren en dus de transitie naar de arbeidsmarkt positief inzien. Bovendien vertonen de werking van de school met en tussen de stage- en werkplaats en de input en rol van de leerkrachten en trajectbegeleiders een positief verband. Dit betekent dat hoe meer de school en de leerkrachten en trajectbegeleiders betrokken zijn bij de beroepspraktijkervaring van de leerlingen, de leerlingen meer gemotiveerd zijn over de transitie naar de arbeidsmarkt.

Ook de rol van de ouders mag zeker niet vergeten worden. Turkse en Marokkaanse leerlingen vinden de betrokkenheid van de ouders bij het studietraject belangrijker dan de rol van de leerkrachten en trajectbegeleiders. Wat betreft de arbeidsmarktverwachtingen denken vooral de Turkse en Marokkaanse leerlingen via de stage of werkplek meer kansen te hebben op de arbeidsmarkt en een goede functie uit te oefenen. Ze verwachten voornamelijk om via de stageplaats en sociale contacten sneller aan een job te geraken en vinden kenmerken als ‘flexibiliteit en eerlijkheid op de arbeidsmarkt’ belangrijk. ‘Veel geld verdienen’ is voor de meerderheid van de leerlingen een bijkomende zaak. De jongeren vinden het belangrijker om een job te hebben gekenmerkt door werkzekerheid en veel uitdaging.

Turkse en Marokkaanse leerlingen tonen ook interesse om in contact te komen met de werkgevers van de stageplaatsen. Over het algemeen ervaren de leerlingen hun aanwezigheid op de stage- of werkplaats positief en is er nauwelijks sprake van ervaren discriminatie in deze vier onderzochte scholen. De Turkse en Marokkaanse leerlingen verlaten de stage- of werkplaats op het einde van de dag niet met een negatief gevoel. Toch lijkt het me voorbarig en optimistisch om dit resultaat door te trekken naar gans Vlaanderen. Discriminatie is een actueel sociaal probleem dat moeilijk te onderzoeken is, daarom wil ik zeker benadrukken dat bijkomend onderzoek over de verschillende onderwijsnetten en meer geografisch verspreid over Vlaanderen essentieel is. Vanuit beleidsoogpunt scoorden de tools ALUMNI, K!X en GOAL! het hoogst bij de leerlingen. Voornamelijk omdat de leerlingen nood hebben aan een succesvolle rolmodel waarmee zij zich kunnen identificeren.

De geïnterviewde leerlingen hebben in een open gesprek wel te kennen gegeven dat ze moeite hebben met de ontplooiingsmogelijkheden op de schoolbanken. Zo willen de leerlingen in hun curriculum meer algemene vakken zien en is de hoeveelheid praktijk en theoretische vorming volgens hen niet op een evenwichtige manier verdeeld. Tijdens de beroepspraktijkvorming is het bovendien van groot belang dat de leerlingen voldoende ervaring en vaardigheden opdoen en aanleren opdat deze kunnen meegenomen worden bij de overgang naar de arbeidsmarkt.

De leerlingen vrij laten in hun identiteitsvorming, hun geloofsovertuiging en waarden en normenstelsel is eveneens een belangrijk aandachtspunt. Zo zitten enkele van deze jongeren met een terugkeergedachte naar het land van herkomst omdat ze ervan overtuigd zijn zich daar beter te voelen en de geloofsovertuiging beter te kunnen uitoefenen. Daarenboven moet de structuur in een stagewerking van observeren en actief laten deelnemen duidelijk aanwezig zijn en gecommuniceerd worden naar de leerlingen. Zo worden leerlingen gedemotiveerd als ze gedurende de beginperiode actief mogen deelnemen en nadien de taak krijgen om passief te observeren.

De jongeren tot de eindmeet blijven informeren, motiveren en activeren is naar mijn mening van groot belang. In de scholen kan voor deze leerlingen een projectweek georganiseerd worden waarbij verschillende activiteiten, gastcolleges, informatiestandjes van leerbedrijven, etc. kunnen uitgenodigd worden. Zo kunnen de leerlingen kennis maken met beroepen en zo hun competenties en interesse aan deze beroepen en/of opleidingen koppelen. De leerlingen informeren, motiveren en actief laten participeren en op onderzoek laten uitgaan kan de transitie naar de arbeidsmarkt alleen maar verbeteren.

___

Youssra El Morabiti, Universiteit Antwerpen (Master in de Sociologie), is voor haar Masterproef nagegaan hoe Turkse en Marokkaanse BSO en DBSO leerlingen van een derde graad de tranistie naar de arbeidsmarkt ervaren. Gezien deze studenten al ervaring op de arbeidsmarkt opdoen tijdens de beroepspraktijkvorming op de stage- of werkplaatsen wilde ze weten welke verwachtingen deze jongeren hebben van de arbeidsmarkt maar alsook hoe ze hun huidige positie op de arbeidsmarkt ervaren. Ze haalde hierbij een delicaat onderwerp aan en bevroeg de leerlingen of ze al dan niet een vorm van discriminatie hebben ervaren op de werkvloer. Het resultaat van het onderzoek leidde ze af uit de gesloten vragenlijsten die werden aangevuld door interviews van telkens drie leerlingen in vier verschillende scholen.

 

 

 



Bijlage Grootte
thesisyoussraelmorabiti.pdf 886.51 KB