Taboe: psychische problemen bij zwarte jongeren

Iets meer dan 30 procent van de Vlaamse jongeren tussen 15 en 24 jaar heeft last van psychische problemen. Hoewel het niet altijd erkend wordt door de eigen gemeenschap, is dat bij jongeren met een donkere huidskleur niet anders. Sabrine Ingabire laat ze aan het woord. “Ik wil dat jongeren die op mij lijken, weten dat het oké is om te aanvaarden dat ze hulp nodig hebben”, zegt Blaise (25).

In de zwarte gemeenschap is een verborgen pijn, die vaak niet benoemd wordt. We benoemen het niet omdat er een groot taboe heerst rond psychisch welzijn, alsof depressie en alle andere psychische klachten alleen eigen zijn aan witte mensen. Dat wordt versterkt door het feit dat de Vlaamse media, als het over psychisch welzijn gaat, vrijwel alleen het verhaal van witte jongeren vertellen. Dat is problematisch, omdat niet-witte kinderen dan nog meer opgroeien met het idee dat hun psychische stoornissen niet echt zijn – dat ze zich erom moeten schamen en geen hulp mogen zoeken.

Laten we de pijn bespreekbaar maken, het taboe doorbreken en de leemte vullen – door jongeren met een donkere huidskleur vrij aan het woord te laten over hun hun psychische klachten en de reactie van de witte en zwarte buitenwereld. Ik wilde onder meer onderzoeken in hoeverre racisme een rol speelde bij hun psychische klachten – en of het überhaupt wel altijd een rol speelde. Ange, Elias, Layla*, Blaise en Thomas getuigen.

Pesterijen

Ange (19) werd gedurende haar kindertijd en puberteit vaak gepest. “In Vlaanderen ging ik naar een buurtschool, waar er weinig diversiteit was. De andere kinderen lachten me uit om mijn Nederlands accent, om mijn gewicht, om mijn huidskleur”, vertelt ze. “Ze maakten veel racistische moppen, stelden onwetende vragen over Afrika op een spottende toon, vroegen hoe we daar douchten en of we daar zelfs tv hadden.”

Ook Elias (25) werd gepest. “Toen ik zeven was, kreeg ik voor de eerste keer kanker. Op dat moment vernam ik plots ook dat ik sinds mijn geboorte hiv had. Hoewel ik de kanker overleefde, was ik wel voor altijd anders”, vertelt Elias. “Er was een moeder die niet wilde dat ik op schoolreis op dezelfde kamer als de andere jongens zou slapen. Op school noemden sommige leerlingen mij ‘apenkop’, ‘E.T’, ‘vissenkop’. Ze sloten mij uit. Maar toen had ik nog vrienden, dus viel het mee. Toen ik naar het middelbaar ging, kwamen de pesters mee en verspreidden ze het gerucht dat ik met meisjes ging om hen te besmetten. Vanaf dan werd schoolgaan echt moeilijk.”

Deze pesterijen hadden bij beide jongeren een impact op hun schoolresultaten. “Het werd me te veel. Ik begon me steeds vaker ziek te melden, omdat ik het niet aankon om naar school te gaan”, vertelt Ange. “Toen mijn moeder de leerkrachten aansprak, verdedigden ze de pesters. Uiteindelijk ben ik van school veranderd.”

Voor Elias is het herkenbaar. “Ik werd ook door de leerkrachten anders behandeld. Het was een zware periode. Ik was heel depressief en ik had geen zin meer in school. Ik ging soms gewoon zelfs niet naar mijn examens.”

Eenzaamheid

Omdat het taboe zo groot is, is het voor vele jongeren moeilijk om te praten over hoe ze zich voelen. Wanneer het dan wel lukt, voelen ze zich vaak onbegrepen. Het leidt tot een groot gevoel van machteloosheid. “Er is zo’n grote eenzaamheid gekoppeld aan psychische stoornissen”, getuigt Layla (27). “Niemand weet dat het zo erg met mij gesteld is. Omdat ik mensen zo ongemakkelijk maakte toen ik erbij liep zoals ik me voelde, leerde ik doen alsof. Ik kon hen toen ook niet zo goed uitleggen hoe ik me voelde, en wat er zich in mijn hoofd afspeelde. Het werd makkelijker om gewoon niets te zeggen en de schijn op te houden.”

Dat klinkt ook voor andere jongeren herkenbaar. “Mijn leven was lange tijd heel chaotisch, maar is na veel inspanningen stabieler nu. Toch voel ik mij vaak gewoon leeg”, vertelt Blaise (25). “Als mensen mij vragen waarom ik mij zo voel, kan ik geen concreet antwoord formuleren. Ik krijg dan het gevoel dat niemand mij begrijpt, dat ik er helemaal alleen voor sta. Wanneer ik het aan mijn vrienden vertel, hoop ik altijd dat ze er voor mij zullen zijn. Maar omdat ze het niet begrijpen, gebeurt dat niet. Dan voel ik me gewoon heel erg eenzaam en teleurgesteld. De herwonnen stabiliteit kan de leegte in mij niet temperen…”

Ook de 23-jarige Thomas kent het gevoel. “De enige plaats waar ik een beetje vrede had, was mijn kamer, mijn eiland. Daar heb ik veel tijd doorgebracht. Ik voelde me heel erg eenzaam en zwaar depressief. Vaak ging ik op hoge gebouwen of balustrades om mij daar te balanceren. Maar ik ben nooit gesprongen. Ik had gewoon zo veel angst, zo veel pijn. Ik huilde soms uren aan een stuk zonder reden. Er waren dagen waarop ik vreetbuien had, en andere waarop ik mezelf liet verhongeren. Er was niemand om mij te helpen.”

Taboe

Dat gevoel van hopeloosheid deelt Ange. “Ik begon aan zelfverminking te doen omdat ik geen andere oplossing zag om mijn psychische pijn te verlichten. Toen mijn moeder het merkte, maakte ze zich boos omdat ik me niet tot haar gewend had met mijn zorgen. Ze voelde zich aangevallen in plaats van mij hulp en steun te bieden. Ze nam psychische stoornissen echt niet serieus.”

“Telkens wanneer ik wél over mijn psychische stoornissen met mijn moeder praatte, herhaalde ze dat ik neven en nichten heb die in vluchtelingenkampen zitten. Ik moest dus maar ophouden met klagen”, vervolgt Ange. “Het is een groot probleem in de zwarte gemeenschap, en ik denk dat witte ouders mij wel hulp en steun geboden zouden hebben. In mijn gezin durfde ik niet te vragen voor begeleiding, omdat ik het mijn mama en stiefvader financieel niet kon aandoen. En ik dacht dat er toch niemand was die mij zou kunnen helpen…”

Thomas’ vader, die hem in zijn kinder- en pubertijd psychologisch en lichamelijk mishandelde, vluchtte naar Tsjechië om zijn schulden te ontlopen. “Mijn moeder had plots veel schulden, mijn broertjes waren net hun vader kwijtgeraakt. Het was voor mij erg moeilijk om al die pijn te zien. Mijn depressieve klachten waren op hun hoogtepunt, maar thuis spraken we niet over de situatie. In de kerk werd mij gezegd dat psychologen nutteloos waren en dat psychische stoornissen een probleem van blanken waren. Ik moest gewoon dankbaar zijn voor wat ik had…”

“Het was voor mij ook altijd moeilijk om te praten over mijn psychische stoornissen omdat ik mij erg schaamde”, pikt Blaise in. “Ik ontweek het allemaal. Bij grote problemen was mijn oplossing altijd om te liegen, te drinken en in ontkenning te zijn: een vals gevoel van controle te creëren in uitzichtloze situaties. Het was makkelijker dan het allemaal onder ogen te moeten zien en toe te geven. ”

Begeleiding

Thomas moest zijn trauma’s ook leren benoemen en aanvaarden. “Vroeger beschouwde ik mijn ervaringen helemaal niet als ‘traumatisch’”, zegt Thomas. “Dat is mij alleen gelukt dankzij een psychologe die ik door een onderzoek aan mijn universiteit kon ontmoeten. Zonder dat onderzoek, waardoor ik een goedkoper tarief kreeg, had ik een psycholoog nooit kunnen betalen. Ze hielp me mezelf helpen. Ik weet nu dat het normaal is dat ik nu nog slechte dagen heb. Dat ik niet zwak of egoïstisch ben wanneer het niet goed gaat met mij en ik me dan even afsluit. Alleen wanneer ik voor mezelf zorg, zal ik goed voor anderen kunnen zorgen.”

Ook Blaise besloot op een dag hulp te zoeken. “Ik ben naar het CAW gegaan, waar ik enkele weken werd gevolgd. Daarmee verwezen ze me door naar een gespecialiseerde dienst. Therapie volgen heeft mij geholpen om meer in aanraking te komen met mijn gevoelens, zaken minder te onderdrukken, en op niet-destructieve wijze met stress om te gaan. Nu kan ik over mijn problemen praten, en hoewel het nog moeilijk is, vind ik het belangrijk om het wel te doen. Ik wil dat jongeren die op mij lijken en iets gelijkaardigs meemaken weten dat het oké is om te aanvaarden dat ze hulp nodig hebben. Dat er middelen zijn en er opties voor begeleiding bestaan die laagdrempelig zijn en niet veel kosten.”

Toch hebben niet alle jongeren zo’n positieve ervaring met begeleiding. Voor sommigen is het nog moeilijk om iemand in de hulpverlening te vinden die hen begrijpt. “Mijn eerste psychologe heeft me niet veel geholpen”, vertelt Layla. “Ik kan nu wel beter over mezelf en mijn gevoelens praten, maar ik voel me niet beter. Ik vind dat de sessies veel te kort zijn, ik heb al een lange tijd nodig om me op mijn gemak te voelen, en dan blijven er maar 20 minuutjes over…”

“Ik weet trouwens niet in hoeverre ze me wel zouden kunnen helpen, als we genoeg tijd zouden hebben”, gaat Layla voort. “Ik heb alleen witte psychologen gezien en zij begrijpen een hele dimensie van mijn problemen niet. Ze weten niet wat het is om uit een oorlogsgebied te komen, om dagelijks geconfronteerd te worden met racisme. Er zijn veel psychologen die zelfs begonnen te wenen toen ik mijn verhaal vertelde. Dat geeft me een gevoel van hulpeloosheid, dat niemand mij ooit zal kunnen begrijpen en helpen.”

Lees de volledige getuigenissen op www.stampmedia.be.

Psychologe Miranda Ntirandekura Aerts: “Hulpverlening kijkt vanuit eurocentrisch standpunt naar psychische problemen”

Miranda Ntirandekura Aerts is klinisch psychologe. Geboren in Rwanda en geadopteerd door Vlaamse ouders, werkt ze vanuit een transculturele visie bij onder andere vragen over adoptienazorg.  “Wanneer deze jongeren geconfronteerd worden met psychische problemen, praten ze er niet over, omdat ze zich schamen of omdat ze bang zijn niet begrepen te worden”, reageert Aerts. “Zo krijgen ze het gevoel er alleen voor te staan. Maar dat is niet eigen aan hun situatie: jongeren hebben dat gevoel heel vaak. Ze zijn de grootste risicogroep voor het ondernemen van zelfdodingspogingen.”

“Het hebben van Subsaharaanse – of in het geval van Thomas Barbadiaanse – roots wordt daarbovenop gezien als vreemd”, vervolgt de psychologe. “Dat kan aanzetten tot stereotypering, pestgedrag en uitsluiting. Aangezien mensen met psychische klachten dan ook nog eens bestempeld worden als ‘zwak en gek’, proberen jongeren met andere roots de schijn zo lang mogelijk hoog te houden. Dit kost hen veel energie en is onmogelijk vol te houden. Daardoor crashen ze vaak en voelen ze zich leeg en uitgeput.”

“Maar er is nog iets dat speelt”, gaat Aerts voort. “Hoewel Vlaanderen een zeer heterogene bevolking kent, kijken we in de hulpverlening toch hoofdzakelijk vanuit een eurocentrische visie naar psychische problemen, zonder rekening te houden met culturele verschillen. Het is dus belangrijk dat we leren bruggen bouwen tussen verschillende culturen en visies, omdat psychisch welzijn over een collectief maatschappelijk welzijn gaat.”

Wie vragen heeft over zelfdoding, kan terecht op het gratis nummer 1813 en www.zelfmoord1813.be.

* Layla is een schuilnaam.
 

Dit artikel werd overgenomen van StampMedia.
Foto: © Mathias 
Destrebecq