Woensdagavond bestormde een bende Trump-aanhangers het Amerikaanse Capitool om een vreedzame overdracht van de macht te voorkomen. De wereld werd met verstomming geslagen. Kranten en televisiezenders kwamen superlatieven tekort om de invasie te beschrijven. Nochtans werd dit geweld al enkele jaren voorspeld door Amerikaanse observatoren. Deze kritische onderzoeksjournalisten en academici, zoals Sarah Kendzior en Andrea Chalupa, werden door de mainstream zachtjes genegeerd.
De ontzetting over wat in de sterren geschreven stond noemen zij ‘American exceptionalism’: het gevaarlijke idee dat de Verenigde Staten immuun zouden zijn voor fascistische overnames, terwijl zo’n overname zich in de feiten al voltrokken heeft. Kendzior en Chalupa waarschuwen in hun podcast Gaslit Nation al jaren voor Trump en zijn entourage. Volgens hen is de mythe van ‘American exceptionalism’ door de media en de politieke en economische elites gecreëerd om het goed te praten dat ze zwijgend toekijken terwijl het fascisme opkomt. Immers: ‘zo’n vaart zal het in Amerika toch niet lopen?’ De bestorming van het Capitool is geenszins het ultieme verraad van Trump aan de Amerikaanse democratie, maar het trieste eindpunt van een jarenlange aanval op de instituten die een democratie gezond dienen te houden.
Er zal in de komende dagen en weken nog veel inkt vloeien over wat er in Washington gebeurde. Maar nu al is het interessant om lessen te trekken over zaken die ook in Vlaanderen belangrijk zijn. De bestorming van het Capitool werpt een interessant licht op een mythe die in Vlaanderen de laatste jaren hardnekkig opgang maakt: dat alle vormen van radicalisering hetzelfde zijn.
Radicalisering is in de sociale wetenschap een zeer gecontesteerd begrip. Toch blijven Vlaamse beleidsmakers er gretig gebruik van maken om hun beleid vorm te geven. Aanvankelijk als reactie op de Europese aanslagen van IS, maar nu ook meer en meer voor ‘alle vormen van radicalisering’, dus ook extreemrechtse. Vaak gaat dat hand in hand met debatten en projecten rond polarisering, een begrip dat in het leven geroepen werd door Bart Brandsma. Daarbij wordt een dynamiek omschreven die zich afspeelt tussen twee polen, met daartussen een zwijgend midden dat geactiveerd moet worden om de polarisering te doorbreken en nuance op te zoeken. Vlaams Minister van Gelijke Kansen Bart Somers is grote voorstander van deze aanpak, en benadrukt regelmatig dat deze ingezet kan worden om ‘alle vormen van radicalisering’ aan te pakken.
Maar zijn alle vormen van radicalisering hetzelfde? En wil dat zeggen dat ze baat hebben bij dezelfde aanpak? Evident zijn er grote gelijkenissen tussen de individuele trajecten die mensen afleggen op het moment dat ze overgaan tot het plegen van geweld voor politieke doelen, of het nu jongeren zijn die zich aangetrokken voelen tot IS of dat het gaat om Trump-supporters. Fake news, sociale deprivatie, en problemen binnen het gezin zijn veel voorkomende drivers. Maar het grote verschil met extreemrechts terrorisme is de relatie die zij hebben met de staat en de staatsapparaten. De Amerikaanse politieagenten die de dranghekken openden voor de gewapende meute en zelfs lachend mee selfies pakten, zijn daarvan het perfecte voorbeeld. Voor wie graag meer weet over de historische relatie tussen veiligheidsdiensten en extreemrechts in België, is het werk van criminoloog Paul Ponsaers een aanrader. Ponsaers analyseert de verschillende posities die extreemrechts en extreemlinks aannemen ten opzichte van de staat. Extreemrechts ziet in de staat een medestander en gaat in sommige gevallen tot de vorming van privé-milities die de rol van de staat overnemen of aanvullen. Niet samenzweringen en complotten dus, maar wel interne spanningen, tegenstellingen en de strategie van extreemrechts zorgen ervoor dat de veiligheidsdiensten op verschillende momenten erg kwetsbaar zijn geweest voor corruptie en infiltratie vanuit extreemrechts – en dat misschien nog steeds zijn. Dit in tegenstelling tot extreemlinks, dat bij voorbaat de samenwerking met elke vorm van samenwerking met het staatsapparaat verwerpt. De infiltratie gebeurt daar juist in de omgekeerde richting: de staat infiltreert, daarbij regelmatig een handje geholpen door extreemrechts.
Eén analyse werd langs alle kanten van het politieke spectrum snel gemaakt: er is een enorme discrepantie tussen de aanpak van Trump-supporters en die van Black Lives Matter-betogers door de politie. Die laatsten hadden bij zo’n bestorming waarschijnlijk veel meer dan vier doden te betreuren gehad. Verschillende Amerikaanse activisten, waaronder Linda Sarsour, die op dezelfde plek de Women’s March organiseerde, waarbij trouwens bijna zeshonderd vrouwen gearresteerd werden, gaan ervan uit dat de bestorming nooit had kunnen plaatsvinden zonder een of andere vorm van medeplichtigheid van de veiligheidsdiensten.
Hoewel die bijna verwelkomende houding - van geopende dranghekken tot selfies en escortes van de trap - tot nu toe niet zo ver gaat dat de veiligheidsdiensten mee zorgen voor een geslaagde staatsgreep, is ze richtinggevend voor zij die willen nadenken over een tegengif voor dit geweld. Want op het moment dat extreemrechts electoraal niet meer af te remmen valt, zijn het instituties zoals de politie die de democratische rechtsstaat staande moeten houden. Het feit dat die instituties vatbaar zijn voor extreemrechtse ideeën en infiltratie, of zelfs bondgenoten kunnen zijn van extreemrechtse privémilities, is een probleem van ons allen.
Dus nee, niet alle vormen van radicalisering zijn hetzelfde. Ze hebben dan ook niet allemaal baat bij de micro- en meso-interventies die de theorieën van radicalisering en polarisering voorschrijven. We leven in de hoogdagen van extreemrechts, en de nabije toekomst ziet er ook niet rooskleurig uit. Hoe zullen wij er hier voor zorgen dat onze veiligheidsdiensten de hekken niet openzetten en lachend op de foto gaan? Of blijven we geloven in European exceptionalism?