De lange geschiedenis van vervolging en stigmatisering van ‘sodomieten’, ‘bugghers’, ‘geelgieters’, ‘uranisten’ en ‘homofielen’ in onze contreien, plaatst onmiskenbaar kanttekeningen bij de tendens om gelijkheid op basis van gender en seksualiteit als inherent aan ‘onze cultuur’ te beschouwen.
‘Verzwegen verlangen’ is een geschiedenis van homoseksualiteit in de regio die nu België vormt, en wordt grotendeels gereconstrueerd aan de hand van gerechtelijke procesdossiers. De auteurs laten hun geschiedenis aanvangen in de middeleeuwen, en geven mee dat de focus van dit (Nederlandstalige) boek vooral op Vlaanderen en Brussel ligt.
Zoals Tom Lanoye terecht stelt op de achterflap: het boek leest als een spannende verhalenbundel. Het is geschreven in een toegankelijke, narratieve stijl, doorspekt met nu sappig klinkende formuleringen uit lang vervlogen tijden. De verschillende hoofdstukken doen de lezer dwalen van middeleeuwse kloosters waar monniken elkaar al eens "sodomitelick bekent" (p.27) hadden, over achttiende-eeuwse ‘lullentreckers’, tot laat negentiende-eeuwse urinoirs waar "pederasten" "de vrije teugel" gaven "aan hun weerzinwekkende driften". (p.160)
In het eerste hoofdstuk beschrijft Jonas Roelens de laatmiddeleeuwse sodomieprocessen in onder andere Gent, Brugge, Brussel en Mechelen, die niet zelden resulteerden in veroordelingen tot de brandstapel.
In hoofdstuk twee staat het proces tegen Mayken de Brauwere centraal, die ervan beschuldigd werd een buitenechtelijke relatie te hebben gehad met de vermeende ‘hermafrodiet’ Magdaleene Vanden Steene. Via dit en andere dossiers, vertelt Roelens niet alleen over de manier waarop ‘vrouwelijke sodomie’ in de zeventiende eeuw zou zijn onthaald in de Zuidelijke Nederlanden, maar toont hij ook hoe bestialiteit en seks met kinderen onder dezelfde noemer werden geplaatst als seks tussen volwassenen van hetzelfde geslacht.
Elwin Hofman behandelt in het derde en vierde hoofdstuk de periode van de 17detot eind 18deeeuw, een periode die in de Zuidelijke Nederlanden gekenmerkt werd door een afname van het aantal vervolgingen in een poging sodomie dood te zwijgen. Hoewel de Franse Revolutie er voor zorgde dat sodomie uit de strafwet verdween, werden ‘pederasten’ in de late 18deeeuw vervolgd en met gevangenisstraf bestraft via de wet op de openbare zedenschennis.
Wannes Dupont beschrijft in hoofdstuk vijf de ontwikkeling van het Brussels homomilieu in de 19deen vroeg 20steeeuw, met vooral de openbare urinoirs als ontmoetingspunt voor homoseksuele mannen. De op Franse leest geschoeide liberale wetgeving zorgde er in het pas gestichte België voor dat repressie van homoseksualiteit geen politionele of gerechtelijke prioriteit was. Desalniettemin, zo vertelt Dupont, was er nog steeds geen sprake van enige sociale tolerantie ten aanzien van homoseksualiteit.
In hoofdstuk zes focust hij op het proces tegen de schrijver Georges Eekhoud naar aanleiding van diens boek Escal-Vigor dat handelt over de passionele liefde tussen een graaf en een jonge boerenknaap. Het hoofdstuk schetst een tijdsbeeld dat wordt gekenmerkt door een veranderende visie op seksualiteit tussen mensen van hetzelfde geslacht. Waar het voordien werd gezien als een moreel verwerpelijke daad, ontstond stilaan de conceptualisering van homoseksualiteit als een conditie die kon voorkomen en genezen worden.
Paul Borghs schetst in hoofdstuk zeven de opkomst en groei van de holebi-beweging sinds de jaren 1950, met een geleidelijk evolutie van een visie op homoseksualiteit als een ziekte en sociale plaag naar een grotere maatschappelijke aanvaarding van homoseksualiteit. Ook de tegenstellingen en spanningen in de holebi-beweging, tussen homo’s en lesbiennes bijvoorbeeld, maar ook tussen radicaal maatschappijkritische en meer pragmatische tendensen, komen aan bod.
In het laatste hoofdstuk vertelt Bart Eeckhout hoe een steeds zichtbaardere homocultuur werd uitgebouwd in Vlaanderen, met een eigen taalgebruik en door middel van verschillende media.
Een mannelijk perspectief
Hoewel het boek een geschiedenis van homoseksualiteit van mannen én vrouwen wil zijn, staat zoals de auteurs ook toegeven, mannelijke homoseksualiteit onmiskenbaar centraal. Dat de seksuele handelingen van vrouwen door de eeuwenlange miskenning van hun seksuele verlangens onder de radar van de overheden bleven en daarom in strafrechtelijke bronnen weinig terug te vinden zijn, wordt hiervoor als verschoning aangevoerd. Of de positionering en interesses van de auteurs hebben meegespeeld in hun gedrevenheid en alertheid om elementen te vinden die kunnen wijzen op seksuele handelingen of relaties tussen vrouwen en/of in de beslissing om andere bronnen buiten beschouwing te laten, laten de auteurs in het midden.
Bovendien lijkt het boek vaak een mannelijk perspectief te bieden. De stelling bijvoorbeeld dat ‘men’ zich sinds de middeleeuwen niet kon ‘inbeelden dat vrouwen elkaar konden bevredigen zonder hulp van een man of een dildo’ (p.63) wekt alvast de indruk dat de ‘men’ waarvan sprake mannelijk is. De stelling is bovendien gebaseerd op bronnen die enkel de stem weergeven van mannelijke rechters en inspecteurs. Door weinig inspanning te doen om de vrouwen uit het verleden (en het heden) een stem te geven, lijkt het boek de eeuwenlange onderdrukking van vrouwen en de vrouwelijke seksualiteit die het zegt te betreuren, enigszins te reproduceren.
Tegen de intuïtie in
Dat met de term homoseksualiteit naar een verleden wordt gekeken waarin seksualiteit en seksuele handelingen betekenissen hadden die niet met die term te vatten zijn, creëert een spanning die voelbaar is doorheen het hele boek. De verdienste van het boek is niet zozeer dat het toont dat allicht altijd al seksuele praktijken en relaties plaatsvonden tussen mensen van hetzelfde geslacht (dit hoeft geen betoog), wel dat het documenteert hoe sekse, gender en seksualiteit geen onveranderlijke categorieën zijn, maar doorheen de geschiedenis worden gesmeed en geherformuleerd, steeds in innige relatie met sociale, politieke, culturele en economische factoren. De lange geschiedenis van vervolging en stigmatisering van ‘sodomieten’, ‘bugghers’, ‘geelgieters’, ‘uranisten’ en ‘homofielen’ in onze contreien, plaatst bijvoorbeeld onmiskenbaar kanttekeningen bij de tendens om gelijkheid op basis van gender en seksualiteit als inherent aan ‘onze cultuur’ te beschouwen.
Het boek toont dan ook met levendige en vaak schokkende verhalen hoe rechten van vrouwen en seksuele minderheden fel bestreden en nog maar heel recent verworven zijn. De auteurs blijven echter eerder op de vlakte over de implicaties van de tegenstellingen en spanningen die hun boek zichtbaar maken, in het bijzonder voor hedendaagse debatten over en conceptualiseringen van seksualiteit. Hoe bijvoorbeeld aspecten van homonationalisme de dag van vandaag het discours rond seksuele rechten doorkruisen, is een onderwerp dat de auteurs grotendeels onaangeroerd laten.
Bovendien is het niet altijd helemaal duidelijk op basis van welke bronnen bepaalde beweringen over het verre verleden worden gedaan. De keuze om niet nauwgezet en consequent aan te geven op basis van welke stemmen conclusies werden getrokken, komt de vlotte verhaallijnen vast en zeker ten goede maar deze vlotte stijl maakt meteen ook grotendeels onzichtbaar hoe de ‘waarheden’ in dit boek geproduceerd werden en op welke wijze ze deels bepaald werden door het ideologisch-theoretische kader van deze tijd. Ik treed de auteurs dan ook bij wanneer ze stellen dat de geschiedenis tegen de intuïtie indruist: “Ze stelt simplificaties in vraag en wapent ons tegen opvattingen die beweren altijd en overal geldig te zijn.”(p.17) Een grotere transparantie over de ontstaansgeschiedenis van de verhalen samen met een grotere reflexiviteit over de eigen positie van de auteurs als onderzoeker, hadden dit nog verder kunnen expliciteren.
**
Katrien De Graeve is postdoctoraal onderzoekster aan de onderzoeksgroep Gender & Diversiteit van de UGent.
--
W. Dupont, E. Hofman & J. Roelens, ‘Verzwegen verlangen: Een geschiedenis van de homoseksualiteit in België.’ Vrijdag: Antwerpen, 2017