Vlaanderen boven? Enkele bedenkingen bij de 11 juli-vieringen

11 juli zindert nog na. Op de vooravond van 11 juli gaf Geert Bourgeois als Minister-President van Vlaanderen de traditionele 11 juli- speech. Bourgeois verdedigde er al even traditioneel de Vlaamsheid van zijn beleid en gaat expliciet in op diversiteit.
Vlaanderen boven? Enkele bedenkingen bij de 11 juli-vie

Voor N-VA mag je alle mogelijke identiteiten hebben (van man, vrouw of transgender tot Marokkaan, hiphopper of hipster), zolang je je maar bekent tot het Vlaming-zijn of beter tot het Vlaams-nationalisme.

 

11 juli zindert nog na. Op de vooravond van 11 juli gaf Geert Bourgeois als Minister-President van Vlaanderen de traditionele 11 juli-speech. Bourgeois verdedigde er al even traditioneel de Vlaamsheid van zijn beleid. Hij benadrukte dat zijn regering voldoende doet voor de Vlaamse natie en illustreerde dat met de beleidskeuzes en de toekomstplannen van de Vlaamse regering. De speech was in typische N-VA-traditie opgebouwd uit twee grote elementen: nationalisme en neoliberalisme. Bourgeois verdedigt hoe hij de natie versterkt en hoe hij die natie positioneert in de ‘wereldmarkt’. En voor sommigen waarschijnlijk opmerkelijk, Bourgeois gaat ook expliciet in op diversiteit.

 

 Een inclusief nationalisme?

 

“De Vlaamse Gemeenschap is ook een diverse samenleving. Eindeloze combinaties van leeftijd, geslacht, opleiding, loopbaan, levensbeschouwing en culturele achtergrond maken iedere Vlaming uniek. Maar hoe uniek we allemaal mogen zijn. Samen vormen de zes en een half miljoen Vlamingen één Vlaamse Gemeenschap. “

 

Inhoudelijk is deze quote niet nieuw, noch een verrassing te noemen. Het past binnen het motief van een ‘inclusief nationalisme’ dat De Wever al een decennium geleden liet optekenen. Dat inclusief nationalisme was een ideaal retorisch instrument om N-VA te onderscheiden van het Vlaams Belang. En het is ook in eerste instantie een retorisch instrument. Het nieuwe in dat ‘nieuw nationalisme’ is miniscuul. Het zit hem in het feit dat je voor N-VA alle mogelijke identiteiten mag hebben (van man, vrouw of transgender tot Marokkaan, hiphopper of hipster), zolang je je maar bekent tot het Vlaming-zijn of beter tot het Vlaams-nationalisme. In wezen houdt dit geen enkele essentiële correctie in op een klassiek organisch, etnisch en gesloten nationalisme. Lezen we even mee met Bourgeois:

 

“Op deze feestdag moeten we ons afvragen hoe we de samenhang binnen onze gemeenschap kunnen verbeteren, hoe we onze identiteit kunnen versterken. Dat doen we niet door als eenlingen naast elkaar te leven. Dat doen we door één publieke cultuur te delen.”

 

De kernwoorden zijn gekend: samenhang van de gemeenschap, identiteit (lees nationale identiteit) versterken, een gedeelde publieke cultuur. De verpakking mag dan wat moderner klinken, in wezen krijgen we terug het klassieke nationalistische mantra geserveerd: één volksidentiteit, één taal, één cultuur op één grondgebied. De aanvaarding van diversiteit is dan ook voorwaardelijk: ze wordt aanvaard, zolang men zich inschrijft als Vlaming en in het Vlaams nationalistische project. Het inclusief nationalisme vertrekt dus nog steeds van een dominante etnische Vlaamse identiteit.

 

“Onze publieke cultuur steunt op gemeenschappelijke waarden zoals democratie, vrije meningsuiting, gelijkwaardigheid en respect voor mensenrechten.”

 

De ‘ander’ moet zich inschrijven in de morele gemeenschap die voortkomt uit die etnische identiteit of in het pseudo-intellectueel discours van De Wever: men moet de subjectieve elementen van die identiteit overnemen. En zoals altijd wordt die publieke cultuur omschreven in termen van ‘gemeenschappelijke waarden’. Het is hier dat het grijsgedraaide Wij-Zij-discours, zoals dat in de laatste decennia werd vormgegeven, terug impliciet wordt geactiveerd. En ook hiervan zijn de ingrediënten gekend. ‘Wij’ worden dan gedefinieerd door een summiere selectie van waarden (gelijkheid is bijvoorbeeld nooit een waarde van ons) die men destilleert uit de mensenrechten en de Belgische grondwet. Een selectie die bovendien nooit operationeel gemaakt wordt. Het verwijst niet naar een praktijk, maar naar een eigenschap: naar iets typisch ‘Vlaams’ dat ‘de Ander’ moet aanvaarden.

 

Die definiëring klinkt natuurlijk zeer ongeloofwaardig als we weten dat kritische middenveldsinstellingen zoals Vluchtelingwerk Vlaanderen weggesaneerd worden, dat cultuurinstellingen de mond gesnoerd worden. Dat democratische basisrechten worden aangetast door staatssecretaris Francken om de ‘asielcrisis’ te bestrijden. Zo eigent de overheid zich vandaag het recht toe om tot vijf jaar lang zich ‘onder het mom van het opsporen van schijnhuwelijken en schijnrelaties’ in te mengen in het privéleven van mensen. De overheid vindt dat relaties blijkbaar op ‘echte liefde’ moeten groeien en acht zich blijkbaar in staat om te oordelen wat ‘echte liefde’ is, althans enkel bij ‘migranten’. Zouden Jan Jambon of Theo Francken deze liefdestest doorstaan? Tegen de Europese regelgeving in wordt het verblijf in gesloten centra voor asielzoekers opgetrokken van vier tot zes maand en worden gesloten centra de facto omgevormd tot gevangenissen waar de bewoners zullen worden bewaakt door bewakers en constant gefouilleerd mogen worden. Het recht op wonen is voorwaardelijk gemaakt aan taalkennis, enz. enz. De lijst van schending van die waarden door nota bene N-VA-ministers is schier eindeloos aan het worden.

 

Die ondertussen klassieke definiëring van onze Vlaamse cultuur is dan ook niet anders dan een sterk staaltje hypocrisie. We lezen die gedeelde waarden dan ook best als nationalistische en uitsluitende waarden, als ‘voorwaarden om bij de nationalistische club’ te mogen behoren. De ultieme voorwaarde blijft dan ook de taal.

 

“Onze publieke cultuur vergt ook een gedeelde taal. Taal is niet alleen een zaak van identiteit. Taal emancipeert mensen en vormt het bindmiddel van elke gemeenschap. Taal verbindt ons allemaal en die taal is het Nederlands.”

 

‘De tael is gansch het Volk’, schreef van Duyse al in de 19de eeuw en vandaag geldt dit nog altijd als een onbetwistbare wet voor Vlaams nationalisten. Meertaligheid is dan ook een probleem in deze middens. Al neemt men hier dezelfde logica aan als bij identiteit: zolang je ook Nederlands spreekt, dan ben je potentieel één van ons. Maar dat Nederlands moet dan wel perfect en zuiver zijn:

 

“Voor alle duidelijkheid, vrienden, onze taal is het Standaardnederlands, de frisse taal van Thé Lau en Drs P, Willem Elsschot en Tom Lanoye, en niet een tussentaaltje, helaas zo vaak op onze publieke omroep te horen.”

 

Kortom, in het inclusief nationalisme worden alle uitsluitingsmechanismen behouden van het klassieke 19de eeuwse nationalisme. In wezen is er heel weinig verschil met de Vlaams Blok-slogan aanpassen of opkrassen.

 

Flamigrantendag

 

Wat misschien wel opvallend is voor sommigen, of  verrassend, is het feit dat Bourgeois net 11 juli uitkoos om hiervan een punt te maken. Dat feit is op conto te schrijven van het middenveld. De hoogdag van het Vlaams nationalisme kreeg dit jaar immers concurrentie van een heuse Flamingrantendag. De aanleiding en het doel van die Flamigrantendag wordt als volgt omschreven op de website: ‘De Vlaamse feestdag werd over de jaren gekaapt door de rechterzijde en wordt enkel nog geassocieerd met vaandelzwaaierij en nationalisme, het is dus dringend tijd om hem terug op te eisen en in zijn ware betekenis te herstellen: een strijd voor de erkenning van andere culturele identiteiten.’

 

De Flamigrantendag werd expliciet opgezet tegen deze uitsluitende logica van het Vlaams nationalistisch project van N-VA en haar coalitiepartners. Ze wijzen terecht op het onderliggende Wij-Zij-discours: “De beweging Gentse Lente wijst radicaal dit wij/zij-denken af en streeft naar een inclusief model van burgerschap, waarbij de fundamentele gelijkwaardigheid van iedereen centraal staat (…) Daarom is er op 11 juli nood aan een evenement dat die diversiteit voor het voetlicht plaatst, dat jonge talentvolle artiesten de kans geeft hun creativiteit de vrije loop te laten. Dit wordt op die manier het levende, bruisende en kleurrijke bewijs van de nieuwe samenleving die Vlaanderen geworden is.”

 

De kracht en de sterkte van zo’n evenement is dat ze op ludieke wijze duidelijk maakt dat diversiteit en meertaligheid de norm is. Het is ook sterk dat men zo’n breed gedragen kritische stem laat horen rond uitsluiting en de niet aanvaarding van diversiteit. Het subtiële woordspel waarbij Flamingant vervangen wordt door flamigrant is leuk en creatief.

 

Toch roept het evenement ook vragen op. De intertekstuele verbondenheid met het N-VA –discours is bij momenten wel zeer expliciet. Kernwoorden zijn ook hier ‘gedeelde identiteit’, sociale verbondenheid en de nood om te verbinden. Zo zegt de woordvoerdster van de Flamigrantendag: “Wij willen met dit evenement nieuwe gedachten doen binnensijpelen bij de mensen wat de Vlaamse identiteit eigenlijk betekent. We kunnen namelijk die identiteit delen. Vandaar ook de term flamigrant, want iedereen is ergens eigenlijk een flamigrant.”

 

Dit discours is geen bedreiging voor het nationalistische project van N-VA. Het nationalistische discours van N-VA, zoals hierboven geïllustreerd, heeft die culturele diversiteit al lang opgenomen. Het is dan ook niet onverwacht dat De Roover lekker beaamt: “Nu moeten we ongegeneerd durven te stellen dat hetzelfde geldt voor mensen met een andere etnische achtergrond. Ook de Vlaamse Beweging moet dat doen, als ze consequent wil zijn met haar principes. Waarom zou een Afrikaan geen Vlaams-nationalist kunnen zijn? En waarom zou iemand van allochtone origine geen leeuwenpin kunnen dragen? ”

 

Twee bedenkingen als besluit

 

De manifeste intertekstualiteit tussen het discours omtrent de Flamigrantendag en dat van N-VA toont aan dat het discours omtrent de Flamigrantendag, mocht dat al de bedoeling zijn, heel weinig tanden heeft om het N-VA-discours aan te vallen. En dat heeft zo zijn redenen. Ik geef twee bedenkingen.

 

Ten eerste is er volgens mij een inherente zwakte aan de focus op diversiteit binnen het master-narratief van een ‘Vlaamse’ samenleving. Er zijn immers discursieve grenzen geaccepteerd die er onvermijdelijk toe leiden dat men het Vlaams nationalisme versterkt. Billig omschreef ‘Banal nationalism’ in zijn baanbrekend werk met dezelfde titel als: ‘the ideological habits which enable the established nations of the West to be reproduced. […] Daily, the nation is indicated, or “flagged”, in the lives of its citizenry’ (1995: 6). En zoals we weten droomt De Wever al langer van een banaal Vlaams nationalisme. Door een tegenactie te beperken tot een Vlaams perspectief, en dus een Belgisch, Europees of globaal perspectief uit te sluiten, reproduceert men onvermijdelijk de ‘Vlaamsheid’ ongeacht de kritische noten die worden aangebracht. Vanuit Vlaams nationalistische hoek is een dergelijk evenement in wezen een extra flag, een stap in goede richting, een stap naar een banaal nationalisme.

 

De tweede bedenking zit hem in het feit dat de focus op ‘culturele identiteit’ ons wegleidt van de politieke dimensie van diversiteit. Diversiteit bekijken als culturele diversiteit, zorgt ervoor dat de andere dimensies van diversiteit buiten beeld blijven. Diversiteit bestaat als een complex geheel aan verschillen die voorkomen in een reële context van sociale, economische en politieke ongelijkheid en die ongelijkheid ent zich op die diversiteit. Het is in deze context dat het kritisch potentieel schuilt van een actie en dit kritisch potentieel wordt althans in de communicatie niet gebruikt.

 

Misschien had men beter 14 juli gevierd, als een herinnering aan en een claim op waarden als vrijheid, gelijkheid, universele en onvervreemdbare mensenrechten en democratie.

 

>>> Ico Maly is doctor in de Cultuurwetenschappen en universitair docent Nieuwe media en politiek. Hij is de auteur van N-VA analyse van een politieke ideologie (Epo, 2012).