Waarom zwarte wielrenners een zeldzaamheid zijn

120 jaar, 7 maanden en 29 dagen. Zo lang is het geleden dat een zwarte renner kampioen werd in een wielerdiscipline. Marshall Walter Taylor won op 10 augustus 1899 het wereldkampioenschap op de sprint in Montreal. Hij was niet enkel de laatste, maar ook de enige zwarte wielerkampioen. Hoe komt het dat het wielrennen nog steeds zo’n witte sport is terwijl we al lang in een multiculturele samenleving leven? 

In zijn scriptie 'Waarom is wielrennen wit?' (2006) vertrekt Jan Boesman vanuit een lezersbrief aan het ondertussen verdwenen Cycle sport magazine. 

“Why are there no black riders in the male international peloton? Has there ever been a black rider in the peloton? […] at a time when professional football is multi-racial, I wonder why cycling seems to be stuck in a Caucasian members-only mentality”

Deze lezersvraag is een feitelijke vaststelling die veertien jaar later nog steeds actueel is. Renners als Kévin Reza, Daniel Teklehaimanot of Merhawi Kudus zijn nog altijd uitzonderingen in het wielerpeloton. 

Allez Allez Zimbabwe

Wanneer het wielerseizoen opnieuw op gang getrapt wordt, is er bijna dagelijks ergens een wielerwedstrijd. Als kinderen naar die wedstrijden kijken, dromen ze ervan om zelf ook ooit naast Greg Van Avermaet of Chris Froome te rijden. Een topsporter, en dus ook een profwielrenner, heeft een voorbeeldfunctie voor kinderen. Er zijn zelden zwarte wielrenners te vinden in een grote internationale wedstrijd en dat zorgt ervoor dat zwarte kinderen zelden een rolmodel hebben op de fiets.

Dat het ook anders kan, bewijst een land als Colombia. Wielrennen is er ontzettend populair bij jongeren omdat ze er meerdere rolmodellen hebben. Luis Herrara, bijvoorbeeld, won in 1987 als eerste niet-Europeaan de Ronde van Spanje, vermoedelijk was hij een voorbeeld voor de Colombiaanse wielrenners die na hem volgden. Nairo Quintana was al eindwinnaar in de Ronde van Italië en in die van Spanje, en sinds vorig jaar heeft Colombia met Egan Bernal zijn eerste Tourwinnaar. Colombia is momenteel een van de toplanden in het wielrennen.

Volgens een studie aan de KU Leuven beheersen vooral West-Europese landen de grote wielerwedstrijden.

Ook de media spelen in dit alles een rol. Een tekenend voorbeeld daarvan was Allez Allez Zimbabwe, een VTM-programma over enkele jonge veldrijders uit Zimbabwe. Het programma is helaas niet volledig terug te vinden op het internet, maar volgens Jan Boesman zat er doorheen het programma een neerbuigende toon naar de Zimbabwanen toe. In zijn scriptie stelt hij dat de serie zorgt voor een beeld dat ‘zwarten niet kunnen fietsen’. In een fragment van het programma dat wel nog online staat, wordt dit bevestigd. De zwarte wielrenners die Roger De Vlaeminck komt scouten in Zimbabwe worden één voor één uitgelachen tijdens de eerste training. Daarenboven is de invalshoek van de hele reeks problematisch. Niet de Zimbabwaanse wielrenners staan centraal, maar de veldrijder Roger De Vlaeminck. De focus ligt op zijn reis in Zimbabwe, niet op de progressie van de renners. Het programma schept dus het beeld dat zwarten niet kunnen fietsen.

Verschillende grondoorzaken

Wielrennen lijkt voor Belgen, Fransen of Italianen vaak een van de grootste sporten ter wereld, maar dat is het niet. Volgens een studie aan de KU Leuven beheersen vooral West-Europese landen de grote wielerwedstrijden. Op deze grafiek wordt aangetoond dat het aantal wielrenners uit andere werelddelen wel gestaag toeneemt. Een belangrijke detail: dat geldt niet voor Afrika.

Bron: “Mondialisering van het wielrennen” - Jef Reyniers en Manuel Aalbers
Bron: “Mondialisering van het wielrennen” - Jef Reyniers en Manuel Aalbers

In 2019 waren er in totaal 116 landen die punten verzamelden op de ranglijst van de wielerunie, bijna dubbel zoveel als 20 jaar geleden. Niet in al die landen worden wedstrijden op internationaal niveau gereden, en dat is een probleem als de UCI meer mondialisering wil. De UCI Africa Tour is wel degelijk populair in Afrika, maar dat maakt de wedstrijd nog niet mondiaal. Tijdens de Ronde van Rwanda, een deel van de Africa Tour, staan er miljoenen toeschouwers langs de kant. Ze supporteren voor een peloton dat grotendeels bestaat uit zwarte Afrikaanse renners. Maar omdat renners zoals Julian Alaphilippe of Wout Van Aert daar niet aan de start staan, krijgen we hier in Europa zelden iets te horen over die wedstrijden.

Het overgrote merendeel van de wedstrijden op de internationale kalender wordt op Europese bodem gereden en daar staan dan ook de grootverdieners van het wielrennen aan de start. In landen die vroeger gekoloniseerd werden door Frankrijk zoals Burkina Faso, of door Italië zoals Eritrea, is wielrennen populair. Maar de Ronde van Burkina Faso of die van Eritrea worden in die landen gezien als lokale ronden en als opstapje naar Europa. Tijdens de kolonisatie in de negentiende eeuw tot ongeveer 1950 waren de Ronde van Algerije en Marokko ontzettend populair. Er deden ook profrenners uit Europa mee aan de wedstrijden, maar na de kolonisatie verdwenen de belangrijkste wedstrijden samen met de Europese renners.

Een andere oorzaak van de ‘witheid’ van het wielrennen is het gebrek aan financiële middelen en infrastructuur. Een racefiets, het onderhoud en de onderdelen zijn duurder dan een voetbal of een paar loopschoenen, en je hebt ook meer plaats en goede wegen nodig om je fiets te kunnen stallen en te fietsen. Dat bewijst het programma Tom fietst. De vijfde aflevering van het nieuwe één-programma schept een duidelijk beeld over de nood aan fietsen in Zambia. Het toont ons dat het bezit van een fiets niet overal een evidentie is.

Is er ook een fysiek verschil tussen een zwarte en een witte man dat ervoor zorgt dat zwarten minder gemakkelijk de top bereiken? Wielrennen gaat over krachtproductie en coördinatie, en daarin is er geen enkel verschil tussen een witte en een zwarte man. Peter Hespel, professor inspanningsfysiologie aan de KU Leuven, bewees dat aan de hand van een experiment. Qatar wilde in 2006 een gouden medaille binnenhalen in het wielrennen op de Aziatische Spelen, en stelde daarvoor een team samen met renners uit o.a. Somalië en Oeganda.

Volgens sommige renners hoorden die ‘n***rs’ niet thuis in de wielersport.

De tests van die renners toonden aan dat zwarte renners exact dezelfde fysieke capaciteiten hadden als witte wielrenners, maar dat het trappatroon anders was. Reden? Ze scoorden lager omdat ze de traptechniek niet van kinds af aan hadden meegekregen.

Racisme in het wielrennen

Het is natuurlijk ook van belang dat er heel wat flagrant racisme ronddwaalt in de wielersport. Zo slingerde de Italiaanse renner Gianni Moscon racistische opmerkingen naar het hoofd van de Franse wielrenneer Kévin Reza tijdens de derde rit van de Ronde van Romandië in 2017. Het was voor Reza niet de eerste keer dat hij daarmee geconfronteerd werd. Op het moment dat hij profrenner werd, hoorde hij geruchten dat zijn toelating vooral een marketingstunt was, en dat hij niet binnengehaald was omwille van zijn talent. "Volgens sommige renners hoorden die ‘n***rs’ niet thuis in de wielersport." zegt Reza in een interview met de Franse sportkrant L’Equipe. En ook in 2014 schold de Zwitserse renner Albasini hem uit voor ‘fucking n***r’.

Ook in de scriptie van Jan Boesman komt racisme in het wielrennen aan bod: 

Staat men wel open voor atleten met een andere culturele achtergrond? Jazeker, zegt die ene allochtone renner. Racistische reacties zijn hem vreemd. Uit de verhalen van Afrikaanse en Afro-Amerikaanse wielrenners is een andere, opvallende constante af te leiden: het is allemaal goed zolang ze slecht rijden. […] In Vlaanderen zijn de Burkinezen een welgekomen exotische act in kermiskoersen, zolang ze de prijzen van de lokale kampioenen niet inpikken. “En voor de Zimbabwanen koesteren we sympathie omdat ze aan ónze sport willen meedoen. Zolang ze maar niet winnen, denken we erbij”, schrijft sportsocioloog Bart Vanreusel (in De Standaard, 6/01/06). 

Natnael Teweldemedhin Berhane

Gelukkig kunnen we her en der ook andere tendensen opmerken. Iemand als Natnael Teweldemdhin Berhane, bijvoorbeeld, is een wielrenner uit Eritrea die momenteel voor de Franse wielerploeg Cofidis rijdt. Hij kwam via het Centre mondial du cyclisme van de UCI in Europa terecht. Dat is een trainingscentrum in Zwitserland voor jonge renners die niet de middelen hebben om zichzelf te ontwikkelen als wielrenner. Met dat trainingscentrum wil de internationale wielerunie het enthousiasme in niet-traditionele wielerlanden aanwakkeren.

Het team NTT Pro Cycling probeert er mee voor te zorgen dat zwarte renners geen uitzondering meer zijn. NTT Pro Cycling is een Zuid-Afrikaans wielerteam dat in 2008 een licentie kreeg voor internationale wedstrijden en sinds 2016 in de UCI World Tour rijdt, vergelijkbaar met de eerste klasse in het voetbal. In 2015 waren ze zelfs het eerste Afrikaanse team in de Ronde van Frankrijk. In die editie van de Tour veroverde Daniel Teklehaimanot als eerste Afrikaan ooit de bolletjestrui die hij vier dagen lang wist vast te houden. Met de slogan ‘Winning to mobilise Africa’ wil het Zuid-Afrikaanse team zorgen voor meer diversiteit in het wielerpeloton. Maar uiteindelijk komen slechts twaalf van de veertig renners van het team uit Afrika. En nog straffer, maar twee van de veertig renners hebben een zwarte huidskleur.

Niettemin gelooft Natnael Berhane erin dat we over een paar jaar een Afrikaanse eindwinnaar zouden kunnen krijgen in de Ronde van Frankrijk. Hopelijk kan die toekomstige kampioen ervoor zorgen dat meer kinderen gepassioneerd raken door de wielersport. Op die manier krijgen we dan misschien toch een juistere weerspiegeling van de maatschappij binnen de koers. En de kandidatuur van Rwanda om het wereldkampioenschap te organiseren in 2025 is al een eerste stap richting meer populariteit.