'Zeg dat je een makaak bent of ik sla harder'

MO* brengt politiegeweld in ons land in kaart. De politie zelf ontkent de problemen niet en suggereert hoe ze kunnen worden verholpen. Vraag is of de politiek mee aan die kar wil trekken.
'Zeg dat je een makaak bent of ik sla harder'

Onze mensen moeten meer beseffen dat de burger niet altijd blank of welgesteld is, maar soms ook gekleurd en arm.

 

De manier waarop de politie je behandelt, bepaalt mee hoe je je voelt in de samenleving. ‘Ons leven was nooit meer helemaal hetzelfde’, getuigen Belgen die kennismaakten met politiegeweld.

Neem Khaled Battafala, jurist, jeugdwerker en twintiger. Hij bezoekt op 28 augustus 2009 zijn ouders in Elsene. Als hij in de buurt komt, ziet hij een ambulance en enkele verplegers die een vrouw reanimeren. Hij staat bij Nordine, die de verplegers even ervoor heeft gevraagd of ze de vrouw, die naakt is, niet wat kunnen bedekken. Kennelijk hebben de verplegers daarop de politie opgeroepen. Even later verschijnt die ten tonele en valt het tweetal aan.

Khaled krijgt klappen van de wapenstok; voor hij het weet, zit hij geboeid in de combi. Hij zit voorovergebogen, de agenten slaan op zijn hoofd en nek. Telkens als de combi halt houdt, stopt het kloppen. Als hij weer doorrijdt, roept iemand “go, go, go” en slaan ze verder. ‘Zeg dat je een vuile makaak bent of ik sla nog harder’, roept een agent. Khaled doet het. ‘Achteraf voelde ik me zo vernederd. Het spijt me nog altijd, maar ik was overweldigd en bang.’ De politie springt op zijn rug als hij valt, Nordines neus wordt gebroken. Vierentwintig uur later worden ze weer vrijgelaten, maar pas nadat ze een verklaring hebben getekend dat ze zich bezondigd hebben aan “weerspannigheid” en “slagen aan de politie”. ‘Op dat moment had ik eender wat getekend om weer vrij te komen.’ We zijn bijna drie jaar later en Khaled kreeg nog altijd geen rechter te spreken.

Of neem Marianne Maeckelbergh. Ze werkt als antropologe aan de Universiteit van Leiden en onderzoekt onder meer wereldwijde sociale bewegingen. Daarom komt ze op 1 oktober 2010 naar een manifestatie in Brussel van het No Bordernetwerk, dat strijdt tegen uitsluiting van migranten. De politie arresteert haar terwijl ze foto’s neemt. Maeckelbergh: ‘Veertien uur lang werd ik onderworpen aan hun macht en willekeur. Ik werd twee keer in het gezicht geslagen met de open hand, terwijl een andere agent me van achter heel hard aan mijn haar trok. Later werd ik door een agent tegen mijn linkerdij geschopt en in mijn gezicht gespuwd, terwijl hij me meermaals vuile hoer noemde. Daarna werd ik vastgeketend aan een radiator en voortdurend bedreigd. De politiechef (kantoor Hectoliterstraat) zag het vanuit zijn kantoor allemaal gebeuren en reageerde niet. Ook niet toen een andere gearresteerde meermaals werd geschopt en geslagen door drie agenten, tot hij op de grond lag te schreeuwen en zich helemaal in een knoop had gedraaid – zijn hand was vastgeketend – in een poging de slagen te ontwijken.’ Maeckelbergh heeft de stellige indruk dat het geweld niet uitzonderlijk is, omdat het voor niemand verborgen werd.

Er is ook het bekende geval van de Griekse Niki, een indignada die op 14 oktober 2011 werd aangehouden tijdens een actie tegen Dexia. Ze zit met de handen op de rug gebonden op de grond als een agent in burger haar in het gezicht trapt. De gsm-opnamen gaan de wereld rond. Hoewel de beelden voor zich spreken, worden ze – zo vernemen we uit goede bron – in de rechtszaak ontkend door de politie. Het zou om gezichtsbedrog gaan.

Op 6 december 2011 wordt de Angolees José Eduardo Simba (29 jaar) op zijn werk afgeranseld. De man loopt stage als boekhouder bij MuziekPublique in het theater Molière, hartje Brussel. Aangezien het theater in de zone ligt waar de manifestaties tegen de herverkiezing van Joseph Kabila plaatsvinden, gaat José over de middag even kijken. De politie maant hem aan ofwel deel te nemen aan de manifestatie, ofwel weg te gaan. José gaat weer werken. Als hij later veel lawaai hoort, kijkt hij toch even vanuit de poort van het theater. ‘Suivez-nous, fouteur de merde’, roept een agent hem toe. José loopt het theater in, roepend: ‘Ze volgen mij.’ Zonder huiszoekingsbevel volgen de agenten hem diep het theater in. Ze isoleren hem in de backstage van het theater en jagen er iedereen weg. José ligt op de grond, drie agenten slaan hem. Even later komen er ook twee honden aan te pas. Dat getuigen alle personeelsleden, die beurtelings de deur openen om José te bevrijden maar brutaal worden weggeduwd. Pas na tien minuten “bewerking” wordt José weggevoerd. Om 3 uur ’s nachts wordt hij vrijgelaten zonder beschuldigingen. Later stelt een arts bij Eduardo meerdere hondenbeten vast, gekneusde ribben en grote angstigheid. In die periode raadt MuziekPublique zijn zwarte medewerkers aan niet meer te komen werken: het risico dat ze door de politie worden aangevallen, is te groot.

Samira is een tengere dame van vijftig van Marokkaanse afkomst. Op 21 januari 2012 viert ze een feestje in haar woning bij het Noordstation. Als de politie na klachten over nachtlawaai langskomt, wordt ze, als ze zich even op straat begeeft om kalmpjes haar identiteitskaart te tonen, met een beenveeg gevloerd, op haar buik gelegd, geboeid en met voeten op haar rug tegen de grond gehouden. Daarna wordt ze afgevoerd in de koude winternacht, met alleen een hemdje aan. Als ze in het politiekantoor komt, moet ze haar juwelen en bh afgeven. ‘Toen ik klaagde over de kou, brieste agent Gaetan Wilmot dat ik mijn bek moest houden. “Hoer, dronken slet”, riep hij. Ik zei hem dat ik niet dronken was, vroeg om een bloedtest, maar hij slingerde me met geweld tegen de grond. Op dat moment dacht ik echt dat ik niet meer in België was.’

Drie uur later, om 7.30 uur ’s morgens, verlaat ze het politiekantoor met een oproepingsbevel dat ze zich moet melden voor verhoor wegens “weerspannigheid en slagen aan de politie”. Samira: ‘Het verhoor werd op 6 maart afgenomen door Gaetan Wilmot, de man die me had geslagen.’

Samira en haar zus snappen het niet. ‘Als we vroeger hoorden over politiegeweld, dachten we altijd: waar rook is, zal wel vuur zijn. Nu denken we daar anders over. Ik voel me geen Belg meer. We zijn niets nu.’

Een breed spectrum

Deze gevallen zijn maar een snelle greep uit recent politiegeweld in de Brusselse omgeving. Grosso modo doemt het beeld op van een breed spectrum van geweld. Aan de ene kant heb je een beperkt aantal zaken van criminele aard, waarbij bijvoorbeeld een groep politieagenten een Algerijn zonder papieren eerst zijn werk als zakenroller laat doen aan het Brusselse Zuidstation, om hem ’s avonds zijn buit af te nemen en vreselijk toe te takelen. Ze worden verklikt door een collega. Daaronder bevinden zich de hierboven beschreven gevallen van “middelmatig” verbaal en fysiek geweld. Aan de andere kant van het spectrum is er lichter fysiek en verbaal geweld, dat dikwijls onder de radar blijft. Omdat mensen om allerlei redenen geen klacht indienen: te arm, beschaamd, bang, geen geloof in het resultaat.

Zo wordt Nordine Saïdi op 16 augustus 2009 opgepakt terwijl hij pamfletten uitdeelt op de markt van Anderlecht. Hij wil klanten en verkopers erop wijzen dat producten uit Israël worden aangeboden en dat Israël de internationale rechtsregels overtreedt. Na zes uur komt hij vrij zonder proces-verbaal. Op het politiekantoor krijgt hij het volgende te horen: ‘Bougnoul, als het je hier niet aanstaat, ga dan in je eigen land schijten. Doe iets rond je buik en laat je ontploffen in je eigen land.’

Marc Condijts, adjunct van de commissaris in Anderlecht, is een van de betrokkenen. Later dienen ook collega’s klacht in tegen Condijts, voor homofobe opmerkingen en verbaal en fysiek geweld. Condijts is ook bij het gerecht bekend vanwege vele klachten: de laatste, voor slagen en verwondingen, dateert van oktober 2011.

Uit de gesprekken die we voerden, blijkt dat in bepaalde politiekantoren verbaal geweld en “taarten” (klappen met de open hand die geen sporen nalaten) bijna routine zijn.

Soms zijn jongeren daarvan het slachtoffer. X is vijftien jaar en van Maghrebijnse afkomst. Na school is hij met drie vrienden op stap. Met één van hen blijft hij achter. De twee anderen slaan het raam van een wagen in en worden opgepakt. Later belt de politie bij X thuis aan en doorzoekt zijn kamer. Er wordt niks gevonden. X wordt meegenomen in een combi; de verontruste ouders volgen. Na verhoor kan de jongen weer mee met zijn ouders. X ziet er “getroffen” uit. Pas als de ouders aandringen, bekent de jongen dat hij geslagen is. Taarten. De ouders zijn beschaamd over de gebeurtenis en praten er met niemand over.

Thomas Devos van Jeugd en Samenleving (JES) doet straathoekwerk in Molenbeek: ‘De eerste keer denk je dat de jongeren overdrijven of liegen, maar de twintigste keer gaan je ogen open. Dit soort geweld gebeurt dikwijls.’ Devos weet niet in hoever racisme een rol speelt. ‘Soms hoor ik dat Marokkaanse agenten de ergste geweldplegers zijn. Je kunt zeker niet zeggen dat alle agenten racisten zijn. Een bevraging leert dat jongeren meer waardering hebben voor de wijkagenten dan voor de interventieploegen.’

Dirk De Block van het Molenbeekse jeugdhuis D’broej: ‘Vele politiecontroles zijn gebaseerd op zogenaamde profiling van risicogroepen, die veel meer worden gecontroleerd.’ Het risico bestaat dat het almaar controleren van dezelfde jongeren op de duur zoveel ergernis wekt dat ze er juist rebels door worden.

Probleem niet ontkend

De politiemensen die wij spraken, ontkennen de problemen niet. Er is het getuigenis van agent Saïd maar ook commissaris Pierre Collignon van Molenbeek veegt de problemen niet onder de mat. Al wijst hij erop dat er tegenwoordig, dankzij betere opleiding, minder geweld is dan vroeger: ‘Het studieniveau is sterk gestegen. Tot de jaren zeventig waren wijkagenten soms ongeletterd. Geweld werd toen meer aanvaard, mensen zijn nu mondiger. Dat gezegd zijnde: ja, er zijn dagelijkse geweldfeiten bij de politie. Die zijn het gevolg van twee problemen. Het eerste is verkeerde selectie: mensen die eigenlijk bij de politie komen om “Arabieren te kraken” en toch door de selectie geraken. Die moet je er weer uit krijgen. Het tweede probleem is dat van agenten die het niet meer aankunnen. Mensen die tien, vijftien jaar patrouilleren, al die tijd uitgescholden worden en daarom “taarten” gaan uitdelen. Die mensen kunnen we soms recupereren. Als we hen goed opvangen en een tijd in de administratie laten werken, kan het weer goed komen.’

Collignon ziet een onderscheid tussen het politieoptreden bij manifestaties, waar structureel een element van geweld in zit, en wat er gebeurt na een arrestatie. ‘Dan is geweld verboden. Als iemand geboeid is, moet hij behandeld worden als een waardevol juweel. Zelfs als je als agent beledigd wordt, wat veel gebeurt, moet je dat kunnen verdragen.’

Advocaat Olivier Stein verdedigt vaak mensen die het slachtoffer zijn van politiegeweld en is lid van de commissie justitie van de Liga van de Rechten van de Mens. ‘Het geweld neemt de jongste tijd toe. De Liga krijgt dezer dagen een tot twee klachten over politiegeweld per week binnen. Daarom richten we nu, samen met JES, een observatorium voor het politiegeweld op.’ Stein vreest voor een criminalisering van sociale bewegingen.

Diane Reynders van het Comité P wijst erop dat de cijfers waarover het comité beschikt niet betrouwbaar zijn omdat nogal wat politiezones hun gegevens over klachten en veroordelingen niet nauwgezet doorsturen. Ze stelt dat de politie over het algemeen behoorlijk optreedt maar dat politiegeweld spijtig genoeg voorkomt.

Sancties

Veel slachtoffers hebben het gevoel dat er amper iets gebeurt met hun klachten. De juridische molens draaien, zeker in Brussel, erg traag. Zo werd ons land in 2009 veroordeeld door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens voor foltering en discriminatie van Turan Cakir, die zwaar werd toegetakeld door de Schaarbeekse politie. Omdat het gerecht de zaak liet verjaren, ging het slachtoffer zijn zaak met succes bepleiten op Europees niveau.

Dat geweld plegende agenten bij wijze van zelfbescherming steevast een tegenklacht indienen wegens weerspannigheid en slagen aan de politie – wat ook Collignon erkent – heeft gevolgen. Stein: ‘Als slachtoffers er na lange tijd in slagen hun onschuld te bewijzen, zijn ze vaak te uitgeput om nog verder te procederen. Dat er minder veroordelingen zijn, mag dus niet geïnterpreteerd worden als bewijs dat de situatie verbetert.’

Volgens het jaarverslag van het Comité P werd in 2010 in België één agent veroordeeld voor geweld zonder wettige reden. Het verslag leert ook dat in Gent in totaal 31 politieagenten werden veroordeeld voor andere vergrijpen dan geweld, tegen maar 23 in Brussel en zestien in Antwerpen, steden die veel groter zijn dan Gent. Ofwel zijn de Gentse agenten “stouter”, ofwel kloppen de cijfers niet, ofwel worden overtredingen in Brussel en Antwerpen lakser vervolgd. In alle gevallen is er werk aan de winkel.

Reynders wil niet uitsluiten dat de houding van het parket verschilt van regio tot regio. Bovendien is het maar de vraag hoe belangrijk de politiek, de minister van Justitie in het bijzonder, politiegeweld vindt. Stein: ‘Het regeerakkoord spreekt spijtig genoeg enkel over geweld tegen de politie en niet over geweld door de politie. De grootste problemen zijn dat andere agenten niet reageren op geweld en dat het parket er niet alles aan doet om ervoor te zorgen dat de politie in haar rol blijft.’ Woordvoerder Jos Colpin zegt dat het parket geweld tegenover gearresteerde burgers wel ernstig neemt, maar geeft toe dat het soms erg lang duurt voor zaken voorkomen.

Diane Reynders vindt ook dat agenten moeten leren om elkaar kritiek te geven. En dat geweld uiteindelijk de legitimiteit van de politie ondergraaft en haar werk moeilijker maakt. Collignon nuanceert: ‘De uitdaging is om dingen te veranderen zonder het moreel van het korps aan te tasten.’

Preventie

En wat met het voorkomen van politiegeweld? Reynders vindt dat de opleiding daarin een grote rol kan spelen: ‘Er zou een duidelijker gedragscode moeten komen, die al op de politieschool wordt aangeleerd. Een gemeenschapsgerichte politie is er voor de burger, maar onze mensen moeten meer beseffen dat die burger niet altijd blank of welgesteld is, maar soms ook gekleurd en arm.’

Jozef De Witte, directeur van het Centrum voor Gelijke Kansen en Racismebestrijding, gelooft dat er nog veel werk aan de winkel is: ‘Uit onderzoek bij de Antwerpse politie bleek dat heel wat agenten zich ziek melden als ze bij een collega van Marokkaanse oorsprong worden ingedeeld. Je kunt je afvragen hoe zulke mensen optreden tegen burgers van vreemde herkomst.’ De Witte is niet tevreden over de manier waarop de politie met geweld en discriminatie omgaat. ‘Burgemeesters mogen ook wel eens pleiten voor nultolerantie op dit vlak. Nu de minister van Binnenlandse Zaken ook gelijke kansen onder zich heeft, is er een kans om stappen vooruit te zetten op dat vlak.’

---

Omwille van plaatsgebrek werden de getuigenissen in dit artikel ingekort. De volledige getuigenissen leest u op Politiegeweld in België: de getuigenissen