De logica van Marion Van San

Als een reactionaire regering wat wetenschappelijke blabla nodig heeft om een stigmatiserend beleid tegenover allochtonen te motiveren hoeven ze maar één nummer te bellen: dat van Marion Van San. Zij zal dan wel “bewijzen” dat Marokkanen meer “criminogeen” zijn dan Turken of Slovaken
De logica van Marion Van San
 

Als een reactionaire regering wat wetenschappelijke blabla nodig heeft om een stigmatiserend beleid tegenover allochtonen te motiveren hoeven ze maar één nummer te bellen: dat van Marion Van San. Zij zal dan wel “bewijzen” dat Marokkanen meer “criminogeen” zijn dan Turken of Slovaken, of, zoals nu, dat het probleem van de radicalisering in de Moslimgemeenschap zelve gezocht moet worden en niet in de samenleving in haar geheel. Dit standpunt werd door Vlaams Belang in 2013 al toegejuicht, zie hier. Vandaag mag ze het aan het Vlaams Parlement komen vertellen.

Het recept van Van San is lekker simpel en lineair redeneren (het probleem van correlatie en causaliteit, weet je wel), op een wijze die ons wat paradoxaal doet denken aan de meest vulgaire vormen van Marxisme. Ze zegt dat als je zelf geen slachtoffer bent van marginalisering, maar integendeel hoogopgeleid middenklasser bent, marginalisering geen motivering kan zijn voor je handelen en denken. Geradicaliseerde Moslimjongeren zijn vaak middenklassers en hoogopgeleiden, en dus zijn argumenten zoals kansarmoede en marginalisering “onvoldoende” om hun handelen en denken te verklaren.

Klinkt logisch, ware het niet dat via die logica de geschiedenis van de Vlaamse Beweging, de arbeidersbeweging, de onafhankelijkheidsstrijd in de voormalige kolonies en de strijd voor vrouwenrechten niet te verklaren is. Elk van die bewegingen werd getrokken door hoogopgeleide middenklassers die zich verzetten tegen de marginalisering van hun gemeenschap. Men hoeft immers niet zelf slachtoffer te zijn van verdrukkingsmechanismen in een gemeenschap om zich met die gemeenschap te identificeren, en de verdrukking ervan aan te klagen of actief te bestrijden.

Een klein beetje historisch besef volstaat om dit in te zien: ruim twee decennia marginalisering van Moslimgemeenschappen in dit land, aangedreven door het botte racisme van het Vlaams Belang, spelen wel degelijk een rol in wat men vandaag “radicalisering” noemt. Die “radicalisering” is er immers al heel lang, en heeft doorheen de jaren al verschillende vormen aangenomen, gaande met het oprichten van nieuwe moskeeën en geloofsgemeenschappen die de “mainstream” verwerpen, tot masssale steun aan radicale Moslimbewegingen elders in de wereld, en nu actief Jihadisme van een handvol jongeren.

De sociaaleconomische positie van “allochtone” gemeenschappen in dit land is ondanks twee decennia “beleid” (de aanhalingstekens zijn doelbewust) nagenoeg ongewijzigd gebleven, met precies dezelfde structurele problemen in het onderwijs en op de arbeidsmarkt. Een kleine groep uit de tweede en derde generatie heeft zichzelf inmiddels wel opgewerkt tot een opgeleide middenklasse – ondanks beleid eerder dan dankzij beleid – en fungeert nu als een “gematigde” voorhoede en pleitbezorger. Zie Meyrem Almaci, Rachida Aziz, Bleri Lleshi, Abou Jahjah en anderen. En zij blijven constant hameren op die structurele achterstelling van een gemeenschap.

Noteer ook dat superdiversiteit heeft geleid tot een hele reeks transformaties bij de “allochtonen” in dit land. Er is ook een diversifiëring opgetreden binnen de Moslimgemeenschap, die nu niet langer nagenoeg uitsluitend bestaat uit mensen met Turkse en Marokkaanse afkomst, maar gelovigen uit Mali, Mauretanië, Pakistan, Afghanistan, Irak, Yemen, Somalië, Tsjetsjenië en wat nog allemaal omvat. “De” islam in dit land heeft al lang heel verschillende gezichten. Bij deze laatste zin neem ik aan dat iedereen meteen “ja” knikt. Maar het is verbijsterend hoe weinig onderzoek met deze evidente elementen rekening houdt.

En noteer tenslotte dat islam een geglobaliseerd fenomeen is, dat zoals zowat elk ander cultureel en sociaal element sinds de invoering van Web 2.0 zeer verregaande veranderingen heeft ondergaan. Er is een soort van wereldwijde “supermarkt” ontstaan van Islamitische beelden, informatie en boodschappen, en de klassieke autoriteitspatronen – wie is een geestelijk leider? – zijn erdoor aangetast. Mensen leven hun leven niet meer alleen in een straat of een wijk, ze leven het in een grote wereld; gezagsfiguren zijn daardoor niet enkel meer mensen uit de eigen straat of wijk, ze kunnen evengoed aan de andere kant van de wereld zitten. Syriëstrijders zijn om evidente redenen enkel mogelijk binnen een Web 2.0 kader. En de onmacht en wanhoop van de ouders van Syriëstrijders vloeit evengoed voort uit het feit dat ze door het bestaan van deze nieuwe geglobaliseerde kennis- en machtsomgeving nauwelijks op de hoogte zijn van de leefwereld van hun kinderen, en er dus nog minder vat op hebben.

Van San geeft al vele, vele jaren blijk van een volstrekt gebrek aan belangstelling voor die langere en tragere sociopolitieke, culturele en demografische evoluties binnen de Moslimgemeenschap. Een geschiedenis van structurele ongelijkheid is voor haar, net zomin als voor Liesbeth Homans, geen “excuus”. Ik ben dan ook benieuwd of de term “racisme” in haar betoog zal gehanteerd worden, en of ze melding zal maken van het feit dat allochtone jongeren – hoogopgeleid of niet – evengoed het slachtoffer van racisme worden als hun lager opgeleide buren. Wie de wetenschappelijke producten van Van San wat volgt, merkt snel dat ze veeleer een voorstandster is van “eigen schuld dikke bult” verklaringen: neem vooral zelf je eigen verantwoordelijkheid op, maak “de juiste keuzes” in het leven en laat je vooral niet leiden door “politiek correcte” structurele verklaringen. Men kan makkelijk raden aan wiens discours de wetenschappelijke saus van Van San het meest smaak toevoegt.

Het perverse aan de redenering van Van San is dat de hoogopgeleide voorhoede, waarvan ik boven wat namen gaf, in wezen het recht wordt ontzegd om nog iets over marginalisering in de ruimere gemeenschappen te zeggen. Bleri Lleshi en Rachida Aziz zouden beter hun tater houden over racisme en stigmatisering tegenover een gemarginaliseerde gemeenschap, want zij zelf kunnen/mogen (?) niet meer tot die gemeenschap behoren – zij zijn “middenklassers” en “hoogopgeleiden” en kunnen/mogen (?) dus niet meer namens die gemeenschappen spreken. De pleitbezorgers van gemarginaliseerde gemeenschappen worden zo monddood gemaakt, want op het einde van de rit produceren ze, net als de blanke progressieve middenklasse, gewoon “politieke correctheid”. Reactionaire regeringen horen zoiets heel erg graag, uiteraard.

Bart De Wever, Peter De Roover en Geert Bourgeois moeten volgens diezelfde logica hun tater houden over de Vlaamse Beweging. Prima hoor.