De levensbeschouwelijke vakken zijn geen catechese, zoals veel mensen lijken te denken. Onze leerplannen staan online, dus het is erg verbazend om dat soort reductionisme te horen: alsof wij met onze twee uur per week weerbarstige, zoekende pubers kunnen overtuigen van het één, of het ander.
Bijna als een wetmatigheid dook in de nasleep van een door de media als islamitisch geduide aanslag weer het oude voorstel op om de levensbeschouwelijke vakken in het Vlaamse onderwijs te herzien, en liefst te vervangen door een objectief-wetenschappelijk, maatschappelijk vormend vak. En al bijna even voorspelbaar was de aflevering die Jan Hautekiet aan het thema wijdde: veel voorstanders van die hervorming. Eigenlijk: alleen voorstanders van die hervorming.
Zijn er in Vlaanderen anno 2015 geen mensen die zo’n vak nuttig en nodig vinden? Tuurlijk wel, maar zij kunnen op een dinsdagvoormiddag niet eventjes aan de telefoon gaan hangen om een babbeltje te doen. Ze zitten op de schoolbanken. Ruwweg 85% van hen volgt rooms-katholieke godsdienst op school, voornamelijk omdat 80% van hen in een katholieke school zit. Een betere oefening in interreligieuze dialoog is amper denkbaar.
Hun namen? Marouane, die heel erg bezig is met ‘een goed mens zijn’, maar denkt dat de hoge standaarden die de islam zoals hij die geleerd heeft voorschrijft voor hem niet haalbaar zijn. Victoria, die hem daarin zacht maar kordaat corrigeert: haar vader, een Russisch-orthodoxe priester, heeft haar geleerd dat God niet van ons vraagt dat we perfect zijn, maar dat we het goede in ons hart hebben. Maissa, die het zo moeilijk heeft om te begrijpen waarom niet elke moslima een hoofddoek draagt. Femke, die duidelijk maakt dat zij geloofsregels geen goede reden vindt om homo’s en lesbiennes anders te behandelen dan andere mensen. Esther, die daar wel oren naar heeft maar het toch moeilijk heeft met twee mannen die kussen. Is dat oké, mevrouw?
Jonge mensen moeten in een wereld navigeren waarin informatie letterlijk aan hun vingertoppen zit, en ongefilterd binnenkomt. Zij moeten niet, zoals de opiniemakers van vandaag dat in hun schooltijd deden, kiezen tussen gelovig zijn of niet. Zij moeten kiezen uit een overaanbod van levensbeschouwingen dat ze tegenkomen in hun dagelijkse leven, bij hun vrienden, maar ook in de media en op het internet. Zij worden geconfronteerd met vragen waar wij, pre-internet, heel eenduidige antwoorden op kregen. Wat gebeurt er als je sterft, mevrouw? Weg is de tijd van de duale antwoorden: letterlijk alles is mogelijk, en denkbaar.
In een onderwijscontext waar ze moeten gevormd worden tot mondige, kritische burgers maar vooral tot potentiële arbeidskrachten en ondernemers, is er weinig plaats voor hen: voor Robin die o zo druk is maar boordevol creativiteit en ideeën zit. Voor Wassila die heel genuanceerd en kritisch de inter-levensbeschouwelijke dialoog op haar 18e beter in de vingers heeft dan heel wat politici en journalisten. Voor Joelie die het zo moeilijk heeft met gezag, maar zoveel waardevolle levenservaring meedraagt dat zij in een gesprek over lijden meer toevoegt dan eender welke Bijbeltekst. Voor Sarah die stil is en daardoor heel onzeker overkomt, maar eigenlijk ongelofelijk intelligent is en verrassend uit de hoek kan komen als het antwoord niet per sé juist moet zijn.
De levensbeschouwelijke vakken zijn geen catechese, zoals veel mensen lijken te denken. Onze leerplannen staan online, dus het is erg verbazend om dat soort reductionisme te horen: alsof wij met onze twee uur per week weerbarstige, zoekende pubers kunnen overtuigen van het één, of het ander.
Onze vakken zijn een ontmoetingsplaats, waar moslims ontdekken dat elk huis een andere versie van het verhaal van Ibrahim en Ismaël kent; waar ongelovigen ontdekken dat ze soms minder rationeel zijn dan sommige gelovige leerlingen en overtuigde christenen op ethisch vlak op hun plaats gezet worden door overtuigde atheïsten. Waar jongeren met elkaar in gesprek gaan rond thema’s als identiteit, hoe je je soms in een groep zo alleen kan voelen, waarom het zo moeilijk is om sorry te zeggen, hoe het voelt om verliefd te zijn, hoe het voelt om iemand te verliezen. Waar ze zien dat mensen kunnen lachen om een Jezusgrapje (ja, ook de leerkracht) en dat bijna iedereen weent als ie iets vertelt over overleden grootouders. Waar blijkt dat de leerkracht protestantse godsdienst kan uitleggen dat de Bijbel niet zo positief staat tegenover homoseksualiteit, maar dat hij zelf vindt dat de liefde primeert.
Onze vakken zijn een plaats waarin ze 100% zichzelf mogen zijn, met al hun vragen en zorgen, met al hun foutjes (klein en groot) en al hun talenten. En als zichzelf treden ze elkaar open tegemoet. De dialoog waar onze samenleving zo veel nood aan heeft, begint in onze vakken.
We hebben het middel bij uitstek in handen om radicalisering tegen te gaan. Waarom het warm water proberen uit te vinden? En vooral: waarom wijn in water willen veranderen?
>>> Elke is leerkracht godsdienst in een middelbare school in Mechelen en heeft een diploma filosofie