Toch zijn er leerlingen en scholen die met hun verhalen bewijzen dat het mogelijk is om de obstakels, die de gelijke onderwijskansen in de weg staan, te overwinnen.
In totaal namen 80 mensen uit verschillende middenveldorganisaties maar ook politici en academici deel aan de studiedag 'Intercultureel of apart?' die vorige zaterdag op initiatief van CDF vzw, Imavo, KifKif en het Masereelfonds in Gent-Brugge doorging.
Tijdens deze studienamiddag werd het Vlaamse diversiteitsbeleid kritisch tegen het licht gehouden. Hoe kunnen we de middenveldorganisaties opnieuw activeren om het Vlaamse diversiteitsbeleid actief te beïnvloeden?
Hoewel deze prangende vraag niet concreet werd beantwoord, werd er wel nog eens heel duidelijk aan de alarmbel getrokken. ‘De boot is al vertrokken en we zitten er niet op’ zei professor Jan Blommaert, de auteur van het boek ‘Links van de kerk: De linkerzijde en de multiculturele samenleving’. Hij besloot zijn uitdagende analyse van het migrantenbeleid als volgt: ‘In het huidige extreemrechtse klimaat is activisme meer dan ooit nodig. We zijn veel te braaf’.
Tijdens deze studienamiddag bundelden de deelnemers, hun opmerkingen en voorstellen. Verdeeld in drie werkgroepen (volgens thema’s als diversiteit in het onderwijs, het verenigingsleven en rond de vraag of het culturaliseren van het diversiteitbeleid al dan niet wenselijk is ) werden vooral een aantal struikelblokken besproken waarmee men kampt als men op een structurele manier aan diversiteit wilt werken.
Het potentieel van de diversiteit binnen het onderwijs goed benutten
‘Ons onderwijs reproduceert ongelijkheid…’ en ‘nergens in de EU is de kloof tussen de autochtone en allochtone leerlingen zo groot als in Vlaanderen’, stelde Meryem Almaci van Groen! tijdens haar inleiding over de diversiteit in het onderwijs. ‘Hoe dramatisch de situatie ook moge zijn toch stel ik vast dat er een soort van gewenning bestaat van ‘we hebben het geprobeerd om de kloof tussen de allochtone en de autochtone leerlingen te verkleinen maar het is ons niet gelukt’’ aldus Almaci.
Toch zijn er leerlingen en scholen die met hun verhalen bewijzen dat het mogelijk is om de obstakels, die de gelijke onderwijskansen in de weg staan, te overwinnen. Het eerste en belangrijkste probleem stelt zich op dit moment bij de vorming van de nieuwe leerkrachten. Binnen de lerarenopleiding is het omgaan met diversiteit binnen het kader van de gelijke onderwijskansen nog steeds een keuzevak. Toch is het van belang dat alle toekomstige leerkrachten goed voorbereid zijn op de toenemende diversiteit binnen de scholen.
In de werkgroep werd ook duidelijk gesteld dat een negatieve houding, ten opzichte van de leerkrachten en/of de kwetsbare leerlingen die extra begeleiding nodig hebben, onproductief werkt en een defensieve houding veroorzaakt. De leerkrachten zijn de kapiteins van hun schepen en daarom moeten zij eerst hun eigen problemen overwinnen voor ze zich volledig op hun onderwijstaak kunnen focussen. Tegenwoordig worden ze belast met allerlei administratieve rompslomp die weinig tot niets bijdraagt tot hun pedagogische kerntaak. Bovendien, hebben sommige heel creatieve leerkrachten weinig armslagruimte om binnen hun klas specifieke initiatieven te nemen. Maar om deze eigen problemen te overwinnen, is het noodzakelijk dat de leerkrachten zich strijdbaarder opstellen. Een strijdbare leerkracht is op zich een rolmodel voor haar/zijn leerlingen.
Een ander probleem waarmee de scholen en leerkrachten kampen is dat de maatschappelijke evolutie op het vlak van diversiteit veel sneller evolueert dan dat het beleid erop reageert. Hierdoor kunnen ze door gebrek aan middelen niet altijd een adequate oplossing uitwerken. Het zou dan ook oneerlijk zijn om alleen de leerkrachten de schuld te geven van het feit dat de problemen in verband met de implementatie van gelijke onderwijskansen zich blijven opstapelen. Bovendien demotiveert zo’n aanpak de leerkrachten die al veel inspanningen leveren om hun zwakkere leerlingen vooruit te helpen. Zijn er onvoldoende middelen of worden die niet op een efficiënte manier ingezet? In de werkgroep wordt opgemerkt dat de zorgverbreding waar scholen gebruik van maken, veel geld kost maar niet altijd de gewenste resultaten oplevert. Het gebeurt regelmatig dat de zorgverbreding meer ‘stoornissen’ en ‘problemen’ bij de leerlingen vaststelt dan dat ze die effectief ook op een adequate manier oplost.
Een andere belangrijke opmerking was dat het eens dringend tijd wordt dat men afstand doet van het leeftijdsgebonden aanleren van competenties. Waarom zouden de kinderen, en dus ook de leerkrachten, onder druk gezet worden om bijvoorbeeld voor de kerstperiode te leren lezen, zo vraagt men zich af. Het belangrijkste is dat het kind tussen 5 en 8 jaar kan leren lezen.
Een beter spreidingsplan binnen het leerplan is dus ook van groot belang. Bovendien moet de school zich weerbaarder opstellen ten op zichte van de wensen van de ouders en moet ze in staat zijn om de bezorgdheid van de ouders over het ontwikkelingstempo van zijn kinderen te relativeren. Hoewel het huidige ASO, TSO en BSO-systeem ook een belangrijke aandeel heeft in de reproductie van ongelijkheid, vindt men dat het erg van belang is dat TSO en BSO-richtingen geherwaardeerd worden. Men moet in staat zijn om de trots van de leerlingen in deze richtingen te herstellen.
Naast dit alles werd een zelforganisatie van leerlingen en ouders van allochtone herkomst in geen geval afgeraden, in die zin dat dit in het emancipatorisch proces van de doelgroep een belangrijke rol speelt en een machtig middel is om hun belangen te verdedigen. Maar ondanks de reeds genoemde obstakels is het op de eerste plaats van primordiaal belang dat de leiding van de instelling zich duidelijk positioneert en bereid is om diversiteit binnen gelijke kansen onderwijs ter harte te nemen want ‘indien we de volgende jaren niet actief (en gecoördineerd) proberen die jongeren met de juiste talenten op de juiste plaats te krijgen, dan dragen we mee de verantwoordelijkheid voor de toekomstige maatschappelijke positie van allochtone groepen’ en tegelijk ‘zetten we de ontwikkeling van hele gemeenschappen op het spel’, besloot Almaci. ‘Deze ongelijkheid in het onderwijs is niet alleen onrechtvaardig maar ze hypothekeert zowel onze toekomst als die van de betrokken jongeren’.
Verenigingsleven en het culturaliseren van het diversiteitbeleid
Apart of zich samen verenigen? Om te beginnen moet het basis recht om zich te verenigen gerespecteerd blijven. Het is wel van belang dat de middenveldorganisaties de evoluties van de verenigingen volgen en op basis daarvan de algemene belangen samenbrengen. Het bundelen van die algemene belangen en het vormen van allianties die de etniciteit overschrijden is een krachtig middel om front te vormen om het beleid te beïnvloeden. Maar deze frontvorming mag de onafhankelijkheid van de verenigingen niet in het gedrang brengen.
Er wordt ook vastgesteld dat verenigingen over het algemeen problemen ondervinden met de overheid als ze hun werking willen verantwoorden. De overheid verwacht blijkbaar niet dat sociaal-culturele verenigingen zich ook met structurele vraagstukken bezighouden en zelf initiatieven nemen om trends op te zetten. Daarom zijn ze vaak met handen en voeten gebonden aan het ritme van de overheid en moeten ze solliciteren op aangeboden subsidies.
Een ander probleem is dat de allochtonenverenigingen meer dan Vlaamse verenigingen afhankelijk zijn van overheidssubsidies omdat ze geen of weinig alternatieve inkomsten hebben. De allochtone doelgroepen hebben ook weinig financiële middelen en netwerken om via lidgeld of andere activiteiten hun verenigingen financieel extra te ondersteunen.
Tot slot werd gesteld dat een diversiteitsbeleid inclusief moet zijn en gericht zijn op de noden van de kwetsbare groepen binnen onze samenleving. Deze aanpak is niet alleen goed voor de allochtonen, maar ook voor de autochtone bevolking. Helaas, gehoorzaamt het huidige beleid aan de noden van de sterksten in onze samenleving. Het beleid is te bureaucratisch, te traag en stelt weinig middelen ter beschikking om de kwetsbare groepen adequater te kunnen ondersteunen. Men roept de middenveldorganisaties en verenigingen op om alert te blijven zodat ze niet zouden verwikkeld geraken in een door de overheid opgezette bezigheidstherapie. Zowel de middenveldorganisaties als de verenigingen moeten opnieuw een actieve rol spelen in de beleidsvorming.
Er is in ieder geval optimisme want aan de basis passen de mensen zich sneller aan de diversiteit aan dan het beleid kan volgen. Deze evolutie zou in staat kunnen zijn om het beleid vanuit de basis te beïnvloeden.