Aan henna en abba

Die naar hier zijn gekomen
Een totaal nieuwe wereld

Aan henna en abba

Die naar hier zijn gekomen
Een totaal nieuwe wereld 
Jullie kennen er niemand 
Het is hier koud 
Sneeuw hebben jullie nog nooit gezien
Jullie hebben geen andere keus 
Vertrokken met niks 
Aanschuiven en hopen dat jullie de baan hebben 
Arbeidsmigranten 
Jullie familie verlaten 
Enkel hun stem via cassettes beluisteren
Eenzaam en alleen
Jullie rol als man of vrouw vervullen
Jullie kinderen een betere toekomst geven 

Het is maar tijdelijk 
Daarna gaan jullie terug 
Tenminste, dat dachten jullie
 
Ik ben het kleinkind van een arbeidsmigrant. Ik ben elf jaar.

Henna (zo noemden we oma) is net overleden. Abba (zo noemen we opa, ook al betekent het vader) zit naar de tv te schreeuwen. Hij kijkt naar Al Jazeera. Op tafel staat een kopje koffie. De koffie is caramelkleurig. Dat komt omdat hij er altijd veel melk en suiker in doet. Sommige mensen zouden zeggen dat het geen echte koffie meer is. Een echte koffiedrinker drinkt hem namelijk zwart.

Het zal wel aan mijn leeftijd liggen, ik begrijp niet waarom hij zich altijd zo moet opwinden. Het is maar televisie en de taferelen spelen zich toch duizenden kilometers verder af? Ik ben nieuwsgierig, maar niet naar wat er in de wereld gebeurt. De deur staat op een kier, ik kijk vanuit de opening hoe geëmotioneerd hij reageert op de actualiteit. Het zijn altijd dezelfde thema’s die hem raken: het conflict Israel/Palestina, corruptie, armoede, oorlog, slavernij, uitbuiting, vrouwen en kinderen die slecht behandeld worden, … kortom allemaal erge dingen.

“Hoe kan je dit nou leuk vinden?” denk ik.
Het is iets wat mijn abba dagelijks doet, en ik ook.
De deur staat altijd op een kier, en ik observeer hem vanop een afstand. 

Mijn abba, zo gezellig als hij is, vraagt me dikwijls om bij hem te komen. Ik zit op zijn schoot en hij laat me een slok nemen van zijn koffie. Ik haat koffie, maar uit respect drink ik een beetje. Vervolgens neem ik de chips, of pistachenootjes, uit een van de kleine schaaltjes. Zo kan ik die smerige koffiesmaak vergeten. De televisie staat nog steeds op hetzelfde kanaal. Abba legt me uit dat de wereld een slechte plek is. Ook al ben ik klein, hij vindt toch dat ik het moet weten. 
 
Abba zegt: “Eerst koloniseren ze ons, vervolgens gaan ze oorlogje spelen om enkel zichzelf te helpen. Daarna dwingen ze ons om hun vuile werk te doen. Ten slotte laten ze ons in de steek. Stank voor dank noemen we dat.” 

Hij gaat verder: “De Marokkanen hebben hier ook schuld aan. De overheid behandelt zijn eigen volk slecht. Imazighen worden gediscrimineerd en in de marginaliteit geduwd. Sociale ongelijkheid, corruptie en racisme zijn een ramp in Marokko en niemand doet er iets aan. We moeten opkomen voor onze rechten, net zoals bij de Arabische lente. Ik kan dit niet meer doen, ik ben oud en uitgeput, maar jij en de anderen kunnen hier wel wat aan doen. Jullie zijn nog jong en vol dromen.” 
 
Ik knik. Abba staat op en zet zijn leeg glas in de gootsteen. Hij gaat naar de badkamer, doet het raam open en steekt een sigaret op. Wanneer hij klaar is kijken we naar oude martial arts films zoals Karate Kid, of andere films uit de jaren tachtig zoals Back to the Future
Dat is ons dagelijks ritueel. 

Ik ben het kleinkind van een arbeidsmigrant. Ik ben tweeëntwintig jaar.

Al die films die we samen in de zetel keken, zijn herinneringen die ik koester.
Tijdens de coronacrisis is mijn abba aan ouderdom gestorven. Hij lag op zijn sterfbed en het laatste wat ik zei tegen hem was: “Bedankt voor alles.” 
Het is allemaal bij hem en henna begonnen. Hij ging eerst van Marokko naar Algerije, en belandde dan met henna in België, waar wij geboren werden.
 
Ik ben sinds drie jaar, toen de coronacrisis begon, niet meer in Marokko geweest. Hier en daar voel ik me een alien in de stad. Ik voel me als het ware verscheurd. 

Ik hoor hier wel, maar tegelijk ook weer niet. Ik hoor daar wel, maar tegelijk ook weer niet. 
Ik stel mezelf steeds de vraag: “Wie ben ik, hoe zou ik zijn geweest als ik in Marokko geboren was.” 
Zal die existentiële crisis me de rest van mijn leven blijven achtervolgen?
 
De wortels van onze familie liggen ergens op het platteland in Temsamane. 
Daar ligt iedereen van onze familie begraven, ook mijn henna en abba. 
Ze zijn dan toch terug naar huis gegaan.

Hoe raar het ook klinkt, ik voel me altijd goed wanneer ik naar een begraafplaats ga. Maar die van onze familie, daar ga ik het liefste van allemaal naartoe. 
Dat is ons plekje. 
Dat is de plek waar we ooit voor eeuwig kunnen rusten. 
Daar is het stil en vredig.

Nooit meer nadenken over wie ik ben. 
Gewoon nooit meer nadenken.

Wanneer ik ooit sterf, ga ik naar mijn thuis.



Over de auteur:

Majda is geboren in Nederland, groeide op in Antwerpen en heeft Marokkaanse roots. Ze heeft een passie voor lezen en schrijven. Maatschappelijke thema’s boeien haar enorm.