Mandela probeerde een uiterst verscheurd land tot een sterke natie om te smeden; De Wever doet al jaren precies het tegenovergestelde, en gebruikt sinds ruim een jaar Antwerpen als de kookpot voor dit recept
Een kliklijn tegen vuilnismannen die fooien ophalen. Dit nieuwe dieptepunt in de publieke moraal in Antwerpen toont aan hoe de stad van Bart De Wever en Liesbeth Homans is afgegleden van een echte metropool naar een benauwende provinciestad vol verdeeldheid, spanning en dwang.
Bij de dood van Nelson Mandela kwamen plots honderden politici, van elke signatuur, uit de kast met bekentenissen over hoe sterk ze wel door de grote Zuidafrikaan waren geïnspireerd. Zo ook de Burgemeester van Antwerpen, die Mandela de hemel in prees als voorbeeld voor de hele mensheid. Hij betreurde het bij die gelegenheid dat de inspanningen van Mandela om de vele bevolkingsgroepen in Zuid Afrika om te smeden tot een samenhangende natie niet werden doorgezet na zijn bewind.
Er is al wat inkt over gevloeid, want politiek cynisme kreeg een geheel nieuwe dimensie bij de dood van Mandela. Figuren die grote delen van hun leven het Apartheidsregime steunden en de ‘communist’ en ‘terrorist’ Mandela de dood in wensten stonden nu plots te drummen om zijn bejubelde stoffelijk overschot en schreeuwden urbi et orbi dat zij de politieke en menselijke nalatenschap van Mandela incarneerden.
Zo ook De Wever. En het blijft een heroïsch en zeldzaam staaltje populisme hoe hij wierook toezwaaide naar dat deel van Mandela’s erfenis dat hijzelf constant, doelbewust en gedisciplineerd verwerpt en saboteert. Mandela probeerde een uiterst verscheurd land tot een sterke natie om te smeden; De Wever doet al jaren precies het tegenovergestelde, en gebruikt sinds ruim een jaar Antwerpen als de kookpot voor dit recept.
Verdeeldheid en dwang
Het beleid van de Antwerpse burgemeester draait rond twee zaken. Een: het scheppen van een scherpe tegenstelling tussen Antwerpenaars die ertoe doen en Antwerpenaars die er niet toe doen. De stad is niet van iedereen. De scheidingslijn tussen beide groepen is rijkdom, en daarrond is een heel complex van verdelende eigenschappen gewikkeld: het is in essentie een tegenstelling tussen rijk en arm, die de vorm aanneemt van ondernemers tegen werknemers, autochtonen tegen allochtonen, werkenden tegen niet-werkenden, gezonden tegen zieken, rechts tegen links, oud tegen jong, sterk tegen zwak, dwang tegen recht.
Het tweede punt is disciplinering en bestraffing. De scheidslijn tussen beide groepen wordt streng bewaakt, en er wordt aan de Antwerpenaars een dwingend gedragsmodel opgelegd – mensen lopen constant rond met de vraag “mag dit nog?” Antwerpen is het Vlaamse epicentrum van de GAS-cultuur, de nultolerantie en de kliklijnen. Het is een plek waarin de Burgemeester en zijn College zich een absolutistische macht hebben eigen gemaakt om naar willekeur te beslissen wat ‘overlast’ berokkent (aan wie?), wat ‘leefbaar’ is (voor wie?), wat ‘goed is voor de stad’ (voor wie?) enzovoort. Waar het bestuur de burgers oproept andere burgers te verklikken en aan te geven. Het is een plek waar gezagsdragers schaamteloos kiezen voor de belangen van de vermogenden en tegen die van de onvermogenden. Het is een plek waarin die zelfde gezagsdragers zich publiek smalend en beledigend uitlaten over racisme en discriminatie, over steuntrekkers, welzijnswerkers, intellectuelen en kunstenaars, academici en andere deskundigen, leden van de oppositie en van het georganiseerde middenveld. Het is een plek geworden waar “jij bent hier niet welkom” een vaak gebruikt beleidsinstrument is, gericht tegen al wie zwakker staat dan de vermogende middenklasse die het beleid draagt en aanstuurt. En het is een plek waar de kwaliteit van het bestuur en de dienstverlening pijlsnel daalt en stilaan het niveau van een bananenrepubliek bereikt – denk aan de op instorten staande stadsscholen.
In Antwerpen worden GAS boetes niet enkel uitgeschreven om storend gedrag te beteugelen – op zich een volkomen onduidelijke en willekeurige categorie van handelingen. Ze worden ook gebruikt om politieke dissidentie te beknotten. En dat gaat ver. Vanaf januari 2014 volstaat het deel te nemen aan een samenkomst die overlast zou kunnen veroorzaken om strafbaar te zijn. Er hoeft dus nog geen overlast veroorzaakt te worden: een GAS-ambtenaar kan soeverein oordelen dat iets mogelijk tot overlast zou kunnen leiden, en bewijzen zijn hiervoor niet vereist. De wankele categorie ‘overlast’ wordt nu nog uitgebreid tot het potentieel voor overlast. Men kan zich inbeelden tot welke groteske rechtsonzekerheid dit zal leiden, en welke absurde boetes zullen worden uitgeschreven. In dezelfde adem laat De Wever weten dat de media moeten ophouden met berichten over opmerkelijke en absurde GAS-boetes, want dat zo het hele ‘systeem’ wordt uitgehold. Niet het schandelijke systeem is dus fout, wel de kwaadwilligen die erover praten en schrijven.
Dat systeem moet de stad ‘veilig’ maken. Zo ook met de kliklijnen. Er werd een dieptepunt van publieke moraal rond ‘veiligheid’ bereikt toen drie politiepatrouilles uitrukten om vuilnismannen te beletten hun traditionele ‘fooienronde’ rond Nieuwjaar te houden. Buurtbewoners hadden immers het noodnummer gebeld om, gevolg gevend aan de oproep van het stadsbestuur, fooien ronselende vuilnismannen te verklikken. En dus rukten de ordediensten uit, met dienstwapen, matrak en pepperspray, om deze bron van ‘onveiligheid’ uit te schakelen. Zo ver is het gekomen.
De Antwerpse traditie
Antwerpen is, kortom, een plek waar alle politieke en sociale mores aan een sneltreinvaart naar de uitgang worden gebracht, waar de burger bevreesd is voor het beleid dat hem moet beschermen, waar het gemeenschapsgevoel is vervangen door een cultuur van achterdocht en tegenstellingen, en waar iedereen zich constant de vraag moet stellen: “is de stad wel van ‘A’?” Antwerpen is degoutant aan het worden.
Er was een tijd waarin slaven die in Antwerpen voet aan wal zetten hun vrijheid verkregen; waarin wie het minder goed had naar de stad trok om zich daar een toekomst op te bouwen, en daar welkom was; waarin het precies de verscheidenheid was die het bruisende karakter van de stad gestalte gaf; waarin kunst, kennis en sociale organisaties floreerden zoals nergens elders; waarin de buildrager uit de dokken een standbeeld kreeg, en waarin dissidenten al sinds Plantijn en zijn Humanistische vrienden werden gerespecteerd. Een zwerver zoals Vincent Van Gogh volgde er tekenles, en de vroege Flaminganten zoals Hendrik Conscience en Jan Frans Willems – politieke dissidenten en in het geval van Conscience ook zoon van een migrant – vonden er een plaats om te leven en te werken. En de strijd om het algemeen stemrecht werd deels in de straten van Antwerpen uitgevochten.
De huidige burgemeester en z’n College zijn geheel andere waarden toegedaan. Ze lijken niet te begrijpen dat hun stad nog altijd die functie heeft die ze vanouds bezit: een plek waarin alle soorten mensen hun plaats vinden, een ‘metropool’ – de bijnaam die de stad zichzelf nog altijd graag geeft. Ze lijken dan ook niet te snappen dat hun zogenaamd ‘gedurfde’ politiek niets positiefs oplevert, maar wel nieuwe broeihaarden van spanning en verzet schept die dit College op termijn haar reputatie en macht zullen kosten.
Om De Wevers woorden over Mandela even om te keren: het is jammer dat het Antwerpse stadsbestuur er niet in slaagt uit de vele en uiteenlopende bevolkingsgroepen een samenhangende gemeenschap te vormen. Het is jammer dat dit bestuur zoveel energie besteedt aan precies het tegenovergestelde, en zich daardoor historisch als een volstrekte antipode openbaart van Mandela, maar eigenlijk ook van het grote Antwerpen dat ze hebben geërfd en waarvoor ze nu verantwoordelijk zijn, en dat stilaan niets meer dan een benauwend-kleinburgerlijke provinciestad aan het worden is.