[Boekrecensie] Denken over schalen en breuklijnen

Wereldvreemd in Vlaanderen is een belangrijk en intellectueel moedig boek dat de maatschappelijke uitdagingen van de steeds groeiende sociale ongelijkheden en de dreigende ecologische crisis aankaart. Met een kritisch oog naar meerlagige politiek, Vlaamse Media, het middenveld en de bevolking.
[Boekrecensie] Denken over schalen en breuklijnen
 

‘Zonder een andere verknoping van een meerlagige politiek en zonder een andere mentale kaart voor de Vlaamse media, het middenveld en de bevolking, komt er geen progressief antwoord op de maatschappelijke uitdagingen van de steeds groeiende sociale ongelijkheden en de dreigende ecologische crisis.’ In die ene zin vat mede-redacteur Eric Corijn de boodschap van ‘Wereldvreemd in Vlaanderen’ samen. Lees hem twee keer want er zit veel in, zoals trouwens in heel dit belangrijke en intellectueel moedige boek dat ook om een tweede lectuur vraagt.

Gravensteen versus Vooruit

Intellectuelen hebben vaak de neiging om vanuit hun studeervertrekken persoonlijke reflecties te brengen over de stand van de wereld. Collectieve ‘denktanks’ trekken hen doorgaans minder aan. De laatste jaren is daarin in Vlaanderen, met als centrum Gent, enige verandering gekomen. In het voorjaar van 2008 werd in Gent de Gravensteengroep opgericht. In een eerste manifest positioneerde de groep zich in het kamp van de Vlaamse Beweging tegenover de Belgische federatie en beweerde daarin een linkerzijde te willen vormen. De uitgesproken hoofdbekommernis was, ertoe bij te dragen dat een aantal rechtmatige Vlaamse eisen niet uitsluitend in de rechtse of extreemrechtse hoek werden gesitueerd. Op het sociaaleconomische vlak namen ze afstand van het radicale neoliberalisme, maar vanaf het eerste manifest in februari 2008 zou die groep een strikt territorialiteitsbeginsel herhalen en een confederale staatshervorming bepleitten.

Als reactie daarop is de Vooruitgroep ontstaan, een informele denktank van academici, kunstenaars en publicisten die zich zorgen maakten over de toenemende verrechtsing van het politieke klimaat. Dat schrijft Eric Corijn in de inleiding van dit boek waaraan, naast mederedacteur Pieter Saey, werd meegeschreven door Pascal Debruyne, Stijn Oosterlynck, Francine Mestrum, Jan Blommaert, Ico Maly, Robrecht Vanderbeeken, Johan Van Hoorde, Anneleen Kenis, Matthias Lievens, Pascal De Decker, Bruno Meeus, Chris Kesteloot, Mark Saey, Thomas Decreus, Dominique Willaert, Karim Zahidi, Anja Van Rompaey, Paul Pataer en Eric Goeman.

Dit boek is een reader, maar dan niet zo eentje dat bestaat uit losse flodders die na een of ander colloquium bij elkaar werden geharkt. Eric Corijn en Pieter Saey hebben door hun redactie- en schrijfwerk ervoor gezorgd dat de drie delen, de negen hoofdstukken en een voor- en nawoord een boeiende zoektocht zijn geworden van gelijkgezinden naar de nieuwe schalen en breuklijnen voor een andere wereld. En die zijn niet in Vlaanderen te zoeken. In Vlaanderen is men, conform de titel, nog steeds wereldvreemd. ‘De wereld alleen blijven denken als een verzameling landen is nu echt passé,’ schrijft Corijn al dadelijk in zijn inleiding. ‘In Vlaanderen moeten we aan wereldpolitiek doen en dat op de juiste schalen verbinden met de lot- en bondgenoten elders.’ Daar liggen volgens hem de bakens voor een progressieve politiek, voor de heropbouw van een linkse, democratische tegenkracht in België, in Vlaanderen en Europa. ‘De wereld is één en geen enkel deel ervan is nog onafhankelijk. Daarom moet een deelstaat als Vlaanderen in België begrepen worden vanuit een groter geheel.’ (p. 23)

Schalen

In een zeer sterk eerste deel hanteren Corijn en Saey de breedhoeklens en schetsen ze het brede kader van de huidige transitie waarin ze de 21ste eeuw als ‘kanteleeuw’ beschouwen van een wereld die op schalen ‘meerlagig’ wordt. Het beeld van de in elkaar passende politieke doosjes (Vlaanderen, België, Europa, de wereld…) zoals Russische matroesjkas is een lang gepasseerd station en bovendien onbruikbaar analyse-instrument. Die voorstelling als een genestelde hiërarchie van ruimtelijke schalen van klein naar groot, van gemeenten, provincies, deelstaten, staten naar internationale organisaties, correspondeert niet met de werkelijkheid van de mondialisering. Er doet zich een grondige schaalverandering voor: ‘De sociaaleconomische verhoudingen situeren zich niet langer vooral op binnenlands vlak en het is dus zaak elke verhouding op de juiste schaal te plaatsen. Daardoor is ook de ruimte van stromen en interacties (de space of flows) zo belangrijk geworden en die bewerkt de ruimte van plaatsen (de space of places). Zo worden plaatsen eerder knooppunten in netwerken, dan alleen plekken in een lokale ruimte. Vandaar dat de steden een centrale plaats bekleden in de nieuwe economie.’ (p. 17) Wie het werk van Corijn een beetje volgt, weet dat zijn benadering als stadssocioloog en sociale en culturele geograaf in deze passage sterk doorklinkt. In een interview voor mijn boek ‘Het vacuüm van de kosmopoliet’ concretiseerde hij die schaalverandering als volgt: ‘De lokale staat kan alleen ondergeschikt aan de wetten van de wereldmarkt optreden. Staat en wereldsysteem sluiten als het ware een contract af en de geweldig nadelige sociale gevolgen van die liberale mondialisering doen zich gevoelen in de stad. De armoede en de dualisering concentreren zich in de stad. Ook het culturele uitsluitingsfenomeen dat vooral migranten treft, komt er het duidelijkst tot uiting. Regio’s en steden treden met elkaar in concurrentie binnen het wereldsysteem. Er ontstaat een dubbele beweging: niet alleen een integratie in grotere eenheden, maar tegelijk het specifiëren van kleinere eenheden. Dat heet dan “glokalisering.” De regio Catalonië bijvoorbeeld kan de concurrentie met de Europese kerngebieden aan als ze niet te veel transferten naar Andalusië moet uitvoeren. Idem dito bij ons. De regio Vlaanderen kan blijven concurreren met Beieren op voorwaarde dat ze niet moet blijven betalen voor Wallonië en ga zo maar door. Om de concurrentiecapaciteit te vergroten wordt het bereik van de solidariteit ingeperkt. Overal duiken regionalistische identiteiten op die de nationale eenheid dreigen te breken, die nieuwe nationaliteiten ontwikkelen. Dat gebeurt zelfs in sterke natiestaten als Frankrijk.’

De nieuwe schalen zijn zowel kleiner als groter. Het Europees project bijvoorbeeld. Is dat meer dan een bond van lidstaten of een congres met bevriende partijen? Daarover buigt Francine Mestrum zich in hoofdstuk 4 ‘Op weg naar een sociaal Europa?’ Haar besluit? Verzet tegen de overheersend neoliberale logica moet dringend worden georganiseerd. ‘Niet enkele met marginale verbeteringen, maar met een radicaal nieuwe logica die mensen opnieuw hoop kan geven, die berust op solidariteit, de ecologische dimensie integreert en de noodzakelijke meerschaligheid progressief kan invullen.’ (p. 122)

Breuklijnen

In het boek worden in een aantal hoofdstukken drie essentiële politieke breuklijnen beschreven: de sociaal-politieke, de maatschappelijke en de sociaaleconomische breuklijn. De sociaal-politieke breuklijn gaat om een hernieuwde discussie over de opvattingen betreffende de economische organisatie van de samenleving die vandaag oorzaak is van een sociale crisis. De dominantie van de marktlogica zal moeten worden doorbroken. ‘Groene economie versus klimaatrechtvaardigheid’ noemen Anneleen Kenis en Mathias Lievens in hoofdstuk zes de nieuwe breuklijn die zich steeds meer aftekent tussen een rechtse neoliberale en een linkse, progressieve en sociale invulling van het ecologisch project.

De maatschappelijke breuklijn gaat om een samenlevingsmodel waarin diversiteit en multicultuur worden opgevangen vanuit een open secularisme en wereldburgerzin en niet langer vanuit een eng identiteitsdenken. In hoofdstuk vijf ‘Vlaanderen als progressief project: mogelijkheid of fictie?’ formuleren Jan Blommaert, Ico Maly, Robrecht Vanderbeeken en Johan Van Hoorde de kritiek van de Vooruitgroep op het nationalisme en begrippen over monocultuur en volkssoevereiniteit die nog uit de negentiende eeuw stammen. Mark Saey gaat in hoofdstuk acht ‘Diversiteit: van eigen volk naar superdiversiteit’ in op de vraag naar hoe samen te leven in superdiversiteit en dat moet volgens hem gedacht worden binnen het kader van de seculiere democratische rechtsstaat waarvan convivialiteit, actief pluralisme en wereldburgerzin de ordenende principes zijn.
Dat de conditie van de globalisering verstedelijking is, wordt in hoofdstad 7 ‘Densiteit: naar een emancipatorische verstedelijking’ nog eens op een deskundige manier uit de doeken gedaan door Bruno Meeus, Pascal De Decker en Chris Kesteloot en toegepast op de Vlaamse situatie. Volgens hen heeft een vermarkte ruimtelijke ordening en een neoliberaal concurrentiebeleid geleid tot de Vlaamse ruimtelijke chaos. ‘Die kanteling naar een openheid voor de kosmopolitische stedelijkheid en naar de creativiteit die deze stedelijkheid inhoudt, maakt deel uit van een politieke breuklijn tegenover het oude model waarin de Vlaamse identiteit wortelt in de suburbaniteit en zich afzet tegen de multiculturele samenleving.’ (p. 196). Zij pleiten voor ‘verdichten en verdunnen tegelijk’.

In hoofdstuk negen ‘Democratie: naar een herpolitisering’ schrijven Thomas Decreus, Pieter Saey en Dominique Willaert over de vernieuwing van de democratie als basis voor een ander politiek bedrijf. Zij focussen in de eerste plaats op het versterken van de participatieve democratie en op de belangrijke rol van het maatschappelijk middenveld daarin. Democratie als politieke activiteit gaat volgens hen in essentie over kritisch burgerschap. ‘Politiek mag niet alleen gebaseerd zijn op het tijdelijke en gedeeltelijke vertrouwen dat kiezers aan de verkozen politici geven. Een permanente, alerte kritische houding van burgers en organisaties is van wezenlijk belang.’ (p. 245).

Moedige intellectuele oefening

In zijn nawoord benadrukt Corijn dat de Vooruitgroep, rekening houdend met die drie breuklijnen, een politiek voorstaat die op verschillende schalen mikt. Omdat de sociaal-ruimtelijke transformatie de sociale ongelijkheid vergroot, wordt ‘gelijkheid’ als een regulerende doelstelling naar voren geschoven. Hij formuleert afsluitend drie grote onderzoeksopdrachten. Ten eerste is er veel meer zicht en respect nodig voor de vele maatschappelijke initiatieven die ‘zand in de machine’ brengen en die mede-actoren kunnen zijn in de kanteling naar een nieuwe sociaalecologische ordening. Hij pleit ook voor het aanwenden van nieuwe wetenschappelijke en academische inzichten om het maatschappelijk debat kwalitatief te komen versterken. En last but not least benadrukt hij ook dat de politiek in Vlaanderen wereldvreemd is. Geen enkele partij, ook niet ter linkerzijde, laat zien hoe haar maatschappelijk programma samenhangt en op welke niveaus dat met welke partners zal worden verwezenlijkt. ‘Hoe maken we wereldpolitiek tot inzet van wijkontwikkeling? En hoe realiseren we de voorwaarden in de periferie van het wereldsysteem voor het behoud van verzorgingsstaten, ook in het centrum?’ (p. 260) En Corijn eindigt het pleidooi van de Vooruitgroep met een fameuze uitsmijter: ‘We zijn er ons van bewust dat dit voor vele organisaties en praktijken een echte herbronning vereist, maar zonder dat blijft elk links alternatief een schijnmanoeuvre.’ (p. 261).

Wereldvreemd in Vlaanderen’ is een eerlijke, maar zeer moeilijke intellectuele oefening in het uitzetten van bakens voor een progressieve politiek. Het was trouwens opvallend dat bij de voorstelling van het boek in De Groene Waterman de vertegenwoordigers van de Vooruitgroep duidelijk aangaven dat ze slechts aan het begin staan van een lange en ingewikkelde zoektocht. Corijn is trouwens niet te beroerd om toe te geven dat zij als Vooruitgroep er vooralsnog zelf niet in geslaagd zijn om volledig waar te maken wat zij beogen. ‘Hoewel velen van ons deelnemen aan internationale fora en actief zijn op verschillende schalen, hebben we ons in dit debat toch als een Vlaamse denktank georganiseerd en slagen we er nog even niet dat debat ook open te trekken naar Brussel en Wallonië of naar de Europese metropolen.’ (p. 253) Het zal ook wel niet toevallig zijn dat er in het boek verwezen wordt naar de centrale rol die kunst in dit zoekproces kan spelen. ‘Telkens weer moeten beelden en betekenissen worden gecreëerd om de diverse ervaringen en verbanden te duiden.’ (p. 44) ‘Het is een uitdaging die nog zeer onvolledig is beantwoord, maar die in elk geval niet met oude recepten en business as usual kan worden afgedaan.’ (p. 19)

‘Wereldvreemd in Vlaanderen’ is een gedurfde poging die getuigt van denkkracht om een nieuwe discussieagenda voor te stellen om met andere ogen en zonder Russische popjes naar Vlaanderen en de wereld te kijken. ‘Dit is maar een begin…’ luidt het laatste zinnetje. Hopelijk is het vervolg een iets minder academische versie waardoor de verdere discussie breder zal kunnen worden gevoerd.


>>> Eric Corijn en Pieter Saey (red.) Wereldvreemd in Vlaanderen, bakens voor een progressieve politiek. EPO, Berchem, 2014, 279 blz. ISBN 9789491297960