Maar is dit ook niet het geval voor de westerse media in al hun afstandelijkheid?
De gebeurtenissen in Japan vergen zoveel aandacht, dat andere pijnlijke toestanden op de wereldkaart uit het blikveld verdwijnen. Ivoorkust, bijvoorbeeld. Het land is geen kijkcijferkanon, schrijven SADDIE CHOUA en KAREL ARNAUT, maar er woedt wel een burgeroorlog die dagelijks tientallen slachtoffers maakt.
De postelectorale crisis in Ivoorkust is haar derde maand ingegaan. Wat begon als een politiek-diplomatiek steekspel tussen twee presidenten die elk de verkiezingsoverwinning opeisten is snel ontaard in een gewelddadige confrontatie tussen burgers, ordetroepen en strijders van beider obediëntie. De laatste weken verwordt de crisis tot een uitputtingsslag, waarbij groepen mensen als hefboom worden gebruikt voor machtsontplooiing door zowat alle betrokken partijen, en indirect ook de media. Zij benadrukken onvoldoende dat de burgeroorlog in Ivoorkust niet enkel gaat om gewapende burgers maar ook om burgers als wapens.
Aan de kant van Alassane Ouattara wordt opgeroepen tot een revolutie naar Tunesisch of Egyptisch model. Het volksverzet tegen Laurent Gbagbo maakt dagelijks tientallen slachtoffers waaronder ook telkens dodelijke. In Ouattara-gezinde delen van Abidjan is een stadsguerrilla losgebarsten die mede door de brutale represailles van militairen die Gbagbo aanhangen, een ongeziene volksverhuizing heeft veroorzaakt. Sommige schattingen spreken van 400.000 mensen die op de dool zijn. Een militaire campagne in het westen van het land heeft afgelopen week alleen al 20.000 mensen op de vlucht gedreven, waardoor het totaal op bijna 80.000 komt. Hele wijken, dorpen en streken zijn zo op drift en betekenen op korte termijn een ondraaglijke last voor de families of de centra waar ze terechtkomen.
Zorg en moordlust
Gbagbo van zijn kant is bijzonder stijlvast. Met een genadeloos populisme heeft hij zich de afgelopen acht jaar toegang verschaft tot de harten en geesten van honderdduizenden Ivorianen die zich bereid tonen voor hem te sterven. In het kader van de Opération Peigne Fin (Operatie Fijne Kam) worden wijkcomités opgericht die hun orders en wapens direct van Gbagbo en zijn volkscommissarissen ontvangen. Overal in de stad bevolken ze barrages die het verkeer controleren, met name van deze populaties die sinds 10 jaar het doelwit vormen van verdachtmaking en repressie. Geheel in overeenstemming met Gbagbo's autochtonie-ideeëngoed viseert men een bonte verzameling van ‘volksvijanden' en ‘vreemdelingen': politieke tegenstanders, migranten afkomstig uit het noorden van Ivoorkust en uit de buurlanden, VN-vredestroepen, en westerse expats.
Greep krijgen op deze populaties maakt onderdeel uit van een bijzondere mengeling van zorg en moordlust. Recent drukte een pro-Gbagbo-militieleider zijn bezorgdheid uit over het feit dat de migrantengemeenschappen in zijn stad het eerste slachtoffer zouden worden van een eventuele burgeroorlog, goed wetende dat om het even welke aanval tegen deze ‘allochtonen' enkel zou plaatshebben met actieve medewerking van hemzelf en zijn militiegenoten. Dergelijke ‘zorg' loopt op een dunne lijn tussen omarmen en wurgen: ‘zolang ze ons niet naar het leven staan laten we ze leven, in het andere geval laten we ze sterven'. De Fijne Kam is het banale biopolitieke – of necropolitieke – instrument van een mogelijk fatale maatschappelijke schoonheidsoperatie.
Het westerse antwoord bestaat grotendeels in het afkondigen van sancties. De financiële sancties van de EU en de VS mikken op een 80-tal kopstukken van het Gbagbo-regime. Daarnaast is er een batterij economische sancties die de vitale cacaohandel alsook de Ivoriaanse havens lamleggen. Versterkt door de financiële sancties die de West-Afrikaanse staten hebben getroffen, worden de gevolgen steeds zichtbaarder: de meeste banken zijn gesloten, de geldautomaten zijn leeg, er dreigt een tekort aan geneesmiddelen en aan gas voor kookvuren.
Miljoenen gezinnen schakelen over op één maaltijd per dag. De markten en kleine winkels, die vooral vrouwen inkomsten en eten bezorgen, draaien op een moordend laag pitje. Niet toevallig zien we de laatste tijd geregeld vrouwenbetogingen: activisme van de honger en de sociale miserie. De westerse sancties laten zich inderdaad gevoelen, maar voorlopig enkel onder aan de maatschappelijke voedselketen. De elites geven geen krimp. De wapenaankopen aan beide kanten gaan hun gang, de rekrutering van nieuwe soldaten en militieleden evenzeer.
De Afrikaanse Unie zwakt de meer radicale positie van de West-Afrikaanse staten af door al maanden alles in het teken te stellen van onderhandelen, maar zonder ooit te zeggen waarover. Haar officiële positie is en blijft dat Alassane Ouattara de verkiezingen heeft gewonnen. Ondertussen blijven de strijdende partijen het heft in eigen handen nemen, met alle hierboven beschreven gevolgen van dien.
Het kamp van Alassane Ouattara onderneemt pogingen om de RTI als een soortRadio Télévision Libre des Mille Collines (herinner u Rwanda 1994) te laten veroordelen en heeft een eigen tv-kanaal opgericht, Télévision Côte d'Ivoire, waarin Gbagbo's wreedheden breed worden uitgesmeerd. Zo zien we hoe ook de media in dit conflict de bevolking als strijdwapen gebruiken. Maar is dit ook niet het geval voor de westerse media in al hun afstandelijkheid?
Robert Fisk maakte een tijdje terug het belangrijke punt dat oorlog niet zozeer bestaat in het treffen van vijanden, maar in het stichten van pijn en miserie onder een zo groot mogelijke groep mensen. Daarover niet berichten vond Fisk een mediadelict van genocidaire omvang. Dit geldt a fortiori voor de berichtgeving over het Ivoriaanse conflict: groeiende mensengroepen worden er gebruikt als hefboom voor machtsontplooiing en steeds meer bezwijken ze onder het gewicht van elkaars miserie.
Dit stuk verscheen ook in De Standaard