De dorpsmentaliteit in het stedelijk onderwijs

Als je bepaalde streefdoelen niet haalt in het onderwijs, word je niet beloond. Eigen schuld, dikke bult. Ongeacht je behoeften en belangen als burger. Je moet mee met de stroom, en als je niet kunt zwemmen, ja... helaas. PARDON?
De dorpsmentaliteit in het stedelijk onderwijs

Door zo’n leerling in een standaard format te willen persen ga je inderdaad een systeem handhaven waarin de sterksten overwinnen en gaat er inderdaad een groot deel verzuipen.

 

De kwaliteit van het onderwijs in België ligt zeer hoog in vergelijking met de rest van de wereld. Heel goed. Wat in België dan weer beduidend lager ligt, zijn de slaagkansen van leerlingen uit sociaal minder behoede klassen. Zij hebben blijkbaar minder slaagkansen dan leerlingen uit hogere klassen, en dan spreken we vooral over leerlingen van allochtone afkomst. Dat is ons ook bekend. We hebben er inmiddels een levendig debat rond, met speciaal ontwikkelde woorden als concentratieschool, taalbarrière, watervalsysteem, en met het zeer onlogisch standpunt dat blijkbaar door veel mensen als zoete koek wordt geslikt: namelijk dat het de schuld is van die jongeren zelf. Dat laatste schoot bij Kif Kif toch wel in het verkeerde keelgat.

Net zoals psychoanalyticus Paul Verhaeghe geloven we niet in het argument dat kansarme jongeren niet doorstromen naar ‘hogere richtingen’ omdat ze dat niet zouden willen of kunnen – en dat de eindverantwoordelijkheid dus bij hen ligt – een typische uitleg is die hoort in de meritocratische, neoliberalistische manier van denken. Een denkwijze die helaas hegemonisch is geworden in onze samenleving en dus ook doordringt in het onderwijssysteem. Volgens Verhaeghe is het meritocratisch, “omdat het je beloont naargelang je aan bepaalde streefdoelen voldoet. Het is neoliberaal, omdat het enkel gericht is op kortetermijnwinst voor anonieme aandeelhouders, zonder rekening te houden met de belangen van burgers en de maatschappij”. 

Met andere woorden: als je bepaalde streefdoelen niet haalt, word je niet beloond. Eigen schuld, dikke bult. Ongeacht je behoeften en belangen als burger. Je moet mee met de stroom, en als je niet kunt zwemmen, dan is het jammer, maar dan ga je toch stroomafwaarts, richting waterval. Dat is de metafoor van het watervalsysteem, en in die denkwijze verdien je geen reddingsboei als je niet meteen weet hoe je moet zwemmen. Dat lijkt het discours te zeggen. En daar knelde het schoentje. Zodanig, dat Kif Kif in 2011 besloot een onderzoeksgroep op te richten die zich een jaar lang zou focussen op onderwijs. De resultaten daarvan werden door het CIB in een documentaire gegoten die we Wonderwijs doopten. 

In tegenstelling tot het Jongerenpact 2020, waar het woord OUDER zelden of niet voorkomt, wilden we de ouders wel degelijk betrekken in ons onderzoek. Die ouders vormen immers een vat aan potentieel. De leefwereld van een jongere bestaat immers niet uit de uren die hij of zij op school doorbrengt. Integendeel: de hele schoolloopbaan wordt beïnvloed door de achtergrond van de leerling, en die achtergrond wordt samengesteld door verschillende factoren die samensmelten tot een complexe en zeer individuele ‘identiteit’ van elke leerling. Belangrijke pijlers die daarin meespelen zijn bijvoorbeeld de financiële situatie, een eventuele ‘taalbarrière’, de sociaaleconomische situatie, het opleidingsniveau van de ouders en de ‘culturele’ achtergrond van die bepaalde leerling. Een identiteit is nooit gebaseerd op één element, zoals sommigen het willen doen lijken. Het is altijd op maat gemaakt en opgebouwd uit verschillende elementen die, als ware het een lappendeken, samen een groter geheel vormen – dat maakt elk mens zo uniek.

Door zo’n leerling in een standaard format te willen persen ga je inderdaad een systeem handhaven waarin de sterksten overwinnen en gaat er inderdaad een groot deel verzuipen. Met alle gevolgen van dien. Hoge werkloosheid in een bepaalde groep (en dan vooral een bepaalde economische klasse) is daar één gevolg van. Een laag zelfbeeld is een ander, dat niet te onderschatten is. Om maar te zwijgen over de discriminatie op de arbeidsmarkt.

Of begint die discriminatie soms al op de schoolbanken? Want daar lijkt het wel op. Ik noem een paar clichés die ons bekend in de oren gaan klinken en die (bewust of onbewust) een element van discriminatie met zich meedragen: ten eerste de “concentratiescholen”, en de bijbehorende notie dat die bepaalde scholen door hun superdiverse samenstelling onderwijs van mindere kwaliteit zouden aanbieden. En het onderwijs zou van mindere kwaliteit zijn, niet door het niveau van de leerkracht, maar doordat klasgenootjes (we hebben het over kleuters) eerst thuis een andere taal zouden aanleren. Me dunkt dat een school met verschillende nationaliteiten, sociale klassen, religies en levensbeschouwingen geen concentratieschool kan zijn. Een school met een homogene samenstelling, een school waar iedereen hetzelfde is van kleur en klasse ja, dát lijkt me eerder een concentratieschool. Een school die overigens de maatschappij niet weerspiegelt. Een omgeving die je klaar zou moeten stomen voor de wereld en die je wereldvreemd maakt. Deze contradictie lijkt heel veel mensen te ontgaan. 

Dat brengt me op het tweede problematische begrip dat we al in de mond nemen zonder erover na te denken: de befaamde “taalbarrière”. Voor zover ik weet heeft elke kleuter de onvoorstelbare capaciteit om moeiteloos meerdere talen aan te leren. In een superdiverse samenleving als deze, waarin het Nederlands al lang niet meer de enige taal is in het straatbeeld, en waarin onze wereld niet beperkt wordt door landsgrenzen (denk hierbij aan de invloed van satelliettelevisie en internet, de geglobaliseerde economie) kan ik me niet voorstellen dat het spreken van meerdere talen een barrière kan zijn. Eerder een meerwaarde. Uit ervaring weet ik dat een kind dat op latere leeftijd Vlaams moet leren dat na een half jaar – door samen te kunnen spelen met kinderen, door contract met de leerkracht – al vloeiend kan. En daarbij, hoe meer talen je spreekt, hoe makkelijker het wordt om er nog een te leren. Je hebt immers meer associaties die je kunt leggen. Als men dus spreekt over taalbarrières, dan kan ik niet anders dan denken dat die barrières door onszelf opgelegd worden. Als betonblokken die de een openbare weg afsluiten.

Ons dunkt, dat het beleid gevormd wordt aan de hand van waarden die verouderd zijn. De wereld is veranderd, maar het onderwijssysteem lijkt gek genoeg te hebben stilgestaan. Zoals Marc Tulfer (Centrum Deeltijds Onderwijs) heel juist zei, zie je dat al aan oudere schoolgebouwen. Hoge ramen, gesloten poorten. Vooral geen contact of interactie met de buitenwereld. Nee, want dat zou de leerlingen kunnen afleiden van de les. Wel, misschien wordt het eens tijd om de poorten te zetten en een keer uit het raam te kijken. Dan zullen we zien dat de wereld om ons heen grondig veranderd is, en dat we het ons niet kunnen veroorloven om het potentieel van maar een bepaald percentage van onze jongeren te benutten. Want, zoals Ronny Dujardin (Leonardo Lyceum) terecht zegt in Wonderwijs, hersens hebben geen kleur. 

Omdat we weten dat kritiek opbouwend moet zijn, hebben we ook mensen geraadpleegd die een oplossing hebben gevonden voor deze zogezegde ‘problemen’ (probleem is een woord dat ze zelf niet in de mond willen nemen. Wij eigenlijk ook niet). Ze lijken hetzelfde te zeggen: het onderwijssysteem moet dringend vernieuwen, aansluiten bij de ervaring en achtergrond van de leerlingen (niet andersom dus!), inspelen op hun talenten en niet op hun zwaktes. Ze zien een meerwaarde in de meertaligheid. Ze zien dat heterogeniteit (een ander woord voor superdiversiteit) een realiteit is. En ze proberen van hun school een echte spiegel van de samenleving te maken. Zonder elites en zonder vervormingen. En terecht merken ze allemaal op dat, om dit te bereiken, er eerst een grondige mentaliteitswijziging nodig is.

We moeten beseffen dat we er niet gaan komen door ons op te rollen als een bolletje wanneer we ons bedreigd voelen door wat we niet kennen. Onbekend hoeft niet onbemind te zijn. Onze jeugd heeft talent zat. Tijd dat ze (allemaal!) de kansen krijgen om die te ontplooien in een veilige en warme omgeving, met de steun en faciliteiten die daarvoor nodig zijn. Maar eerst, en dit is belangrijk, zullen we ons onderwijssysteem moeten hervormen naar de realiteit van de grootstedelijke, superdiverse context. Niet sociale stabiliteit of homogenisering maar sociale elasticiteit is het antwoord. En dat houdt in dat we dringend vaarwel moeten zeggen tegen de dorpsmentaliteit.

---

Wonderwijs wordt aanstaande zondag (22/04) om 14u00 vertoond in het Zuiderpershuis in Antwerpen. Voor meer info, klik hier.