Etienne Vermeersch, Vlaanderens Grootste Filosoof, noemde onlangs “de islamlanden” achterlijk. Hij deed dat op grond van het feit dat een zeer laag aantal mensen daar de evolutieleer blijken te onderschrijven. We onderwerpen zijn oordeel aan wat fact checking.
Vermeersch deed die merkwaardige uitspraak in een nu al legendarisch dubbelinterview met Bert Anciaux, in Reyers Laat van maandag 6 mei 2013. Ik citeer:
“In de Amerikaanse cultuur neemt veertig procent de evolutietheorie aan. Die cultuur heeft zelfs voor minderjarigen de doodstraf. Die cultuur is achterlijk, zal ik ook zeggen. Wanneer ik nu zeg dat in de islamlanden maar twintig procent of minder de evolutietheorie aanneemt. Dan mag ik toch ook zeggen dat die nog meer achterlijk zijn?”
Deze uitlating sloeg Anciaux met verstomming en ontlokte hem de opmerking: “meneer Vermeersch, ge zijt aan het zeveren”. Zever? We gaan het na.
De twintig procent
Waar haalt Vermeersch die percentages vandaan? Wellicht van een kort stuk gepubliceerd door Salman Hameed in het tijdschrift Science onder de titel “Bracing for Islamic Creationism” (Science 322: 1637-1638, 2008). In dit korte stukje verwijst Hameed naar een andere studie: Riaz Hassan, “On being Religious: patterns of Religious Commitment in Muslim Societies” (The Muslim World 97: 437-478, 2007). In dit forse artikel voert Hassan statistieken op over de mate waarin mensen in Kazakhstan, Indonesie, Turkije, Pakistan, Maleisie en Egypte geloof hechten aan de evolutieleer. Het is die statistiek die Hameed overneemt in zijn stuk in Science, en het zijn de door Hameed geïnterpreteerde cijfers die door Vermeersch worden aangehaald als argument voor de “achterlijkheid” van “de” islamlanden.
Hameeds artikel is strikt genomen geen wetenschappelijke bijdrage. Ze is geplaatst onder de Commentary katern van Science, meer bepaald in een deel dat “Policy Forum” heet. Stukken in dat deel van het tijdschrift worden in de regel opgevraagd door de Redactie en worden niet noodzakelijk gerefereerd door andere vakspecialisten. Dat is nuttig om weten, want de toon van Hameeds artikel is polemisch. Hij waarschuwt de wereld voor het dreigende gevaar dat, na de Verenigde Staten, nu ook de Islamwereld snel de weg van het Creationisme zou kunnen op gaan, en hij besluit met de oproep: “at this critical juncture, we cannot afford to leave the initiative with Muslim Creationists”.
Die polemische toon dringt ook door in de wijze waarop hij met de bevindingen uit het onderzoek van Hassan omspringt. Ik citeer de interpretatie die Hameed geeft aan de cijfers uit de studie van Hassan:
“A recent sociological study analyzing religious patterns in Muslim countries (Indonesia, Pakistan, Egypt, Malaysia, Turkey, and Kazakhstan) included a question about evolution as an example of an idea that challenges a “fundamental religious belief widely held by Muslims”.The respondents were asked: “Do you agree or disagree with Darwin’s theory of evolution?” Only 16% of Indonesians, 14% of Pakistanis, 8% of Egyptians, 11% of Malaysians, and 22% of Turks agree that Darwin’s theory is probably or most certainly true. The former Soviet republic of Kazakhstan, already showing differences in religious patterns with other countries in the study, had the highest fraction that accepted evolutionary theory. In fact, only 28% of Kazakhs thought that evolution is false, a fraction much lower than that of the U.S. adult population (~40%).”
Deze lezing is merkwaardig, want in het onderzoek van Hassan werden vier mogelijke antwoorden gebruikt, twee categorische (“True/probably true” en “Could not possibly be true”) en twee niet-categorische (“Probably false” en “never thought about it”). De niet-categorische antwoorden vullen nogal wat ruimte: tussen de 20% van de antwoorden (Turkije) en de 50% van de antwoorden (Kazakhstan) zijn hetzij speculatief (“probably” – “ik denk…”) hetzij een uitdrukking van onkennis, niet van afwijzing (“never thought about it”). Gegeven de zeer kleine samples waarmee Hassan tewerk ging zijn dit opvallende cijfers: een belangrijk deel van de ondervraagden heeft geen opinie, gokt of begrijpt niet waarover het gaat. Wat die samples betreft: de sample voor Turkije is n=527 (populatie ruim 73 miljoen), die voor Egypte is n=786 (populatie ruim 82 miljoen). Een beetje methodoloog begint de wenkbrauwen al te fronsen. Een ding is zeker: wanneer 22% van de bevolking akkoord gaan met de theorie van Darwin betekent dat in het licht van de gebruikte schaal niet dat 78% van de bevolking dit afwijzen. Het betekent dat, onder zij die de vraag begrijpen – waarover straks meer – een zeker deel ermee akkoord gaat.
De antwoorden, met andere woorden, geven veel meer aan dan wie akkoord is en wie niet; ze geven ook aan wie de vraag begreep en wie niet – voor wie dit een relevante en bekende zaak is, en voor wie niet. Als we diegenen uit de sample nemen die de vraag niet hebben begrepen – “never thought about it” plus degenen die raden – dan komen de percentages anders te liggen. Voor Egypte, bijvoorbeeld, verschuift de schaal van ongeveer 8/100 naar ongeveer 8/60; voor Kazakhstan van ongeveer 40/100 naar ongeveer 40/50. Wie die belangrijke verschuiving in de interpretatie niet volgt – zoals Hameed en Vermeersch – die maakt de ernstige fout dat niet-categorische antwoorden gezien worden als categorische antwoorden en als dusdanig worden geïnterpreteerd. Het feit dat mensen niet weten waarover de ondervrager het heeft wordt plots gelezen als een ‘afwijzing’, want, inderdaad, ze hebben geen ‘ja’ gezegd en dus moet het maar ‘nee’ worden.
We weten dat je met cijfers alles kunt aantonen wat je maar wil. We weten ook dat statistiek wat dat betreft vaak veel meer moeilijkheden en onduidelijkheden schept dan men graag toegeeft. De grote methodoloog Aaron Cicourel beschreef al de fundamentele methodologische problemen in Method and Measurement in Sociology (New York: Free Press of Glencoe, 1964); een halve eeuw later blijven zijn opmerkingen onbeantwoord en tonen statistische studies nog altijd aan hoe je een veld vol onzekerheden – hebben alle respondenten de vraag identiek begrepen? – met wat hocus pocus kan omtoveren tot een veld vol “harde cijfers”.
Even vergelijken
Hoe komt het dat zo’n belangrijke percentages van de ondervraagden niet bleken te weten waarover de evolutieleer gaat? Wel, een reden daarvoor zou kunnen zijn dat niemand de Theorie van Darwin zomaar uit zichzelf leert; deze brok kennis behoort tot de dingen die men hetzij op school leert, in een formele leeromgeving; hetzij vandaag de dag via de informele leeromgevingen op het internet – Google en Wikipedia.
De vraag naar kennis of onkennis van de evoliutieleer lokt op die manier een andere vraag uit: die naar de kennisinfrastructuur in “de islamlanden”. Kan het zijn dat er in die landen bepaalde structurele eigenschappen aanwezig zijn die onkennis van zaken zoals de evolutieleer verklaren? Laat ons eens kijken.
Ik neem vier landen: Turkije en Egypte als twee “islamlanden” uit de studie van Hassan; de Verenigde Staten, omdat Vermeersch die islamlanden qua achterlijkheid met de VS vergeleek; en België als ijkpunt voor onze eigen kenniswereld. Voor die vier landen ga ik een aantal gegevens na inzake geletterdheid, onderwijs en arbeidsmarkt. Deze gegevens zijn makkelijk te vinden – voor ons althans. De website van de Wereldbank en die van Indexmundi verschaffen ons een overvloed aan vergelijkende gegevens.
Een eerste punt is geletterdheid. Wie niet kan lezen en schrijven zal in alle waarschijnlijkheid nooit Darwin hebben bestudeerd. Hier volgen de cijfers.
Geletterdheidsratio, percent van de totale bevolking
Belgium: 99%
US: 99%
Turkey: 87,8%
Egypt: 72%
Die cijfers plaatsen de landen meteen in een rangschikking tegenover mekaar:
Geletterdheidsrang in de wereld, op 205 landen
Belgium: 36
US: 22
Turkey: 132
Egypt: 160
In die rangschikking staat Turkije lager dan bijvoorbeeld Kenya, Jamaica, Gabon en Brazilië. Egypte scoort lager dan Laos, Cambodja en Kameroen. Het is duidelijk dat de algemene profielen van geletterdheid zeer grondig verschillen, met aanzienlijk lagere geletterdheidsniveaus in Turkije en Egypte vergeleken met de VS en België. Noteer daarbij dat Turkije – Hameed geeft het ook aan – behoort tot de koplopers inzake geletterdheid en onderwijs onder “de Islamlanden”. Als we een land zoals Jemen bekijken zakt de geletterdheidsratio meteen tot 64%; het plaatje voor Tsjaad is nog veel minder fraai: een geletterdheidsratio van 34%.
Nu kijken we naar een tweede reeks gegevens, over onderwijs in de vier landen. Een eerste criterium is de “school-levensverwachting” van kinderen, d.w.z. het gemiddelde aantal jaren dat kinderen in het onderwijs spenderen.
School-levensverwachting
Belgium: 16 jaar
US: 16 jaar
Turkey 12 jaar
Egypt: 11 jaar
Een kind in België en de VS verblijft dus gemiddeld 4 jaar langer in het onderwijs dan een kind in Turkije, en 5 jaar langer dan een kind in Egypte. Concreet zit een Belgisch of Amerikaans kind bijna anderhalf keer zo lang in het onderwijs als een kind uit Egypte. Vermits de school de plaats is waar men in de regel Darwin leert kennen, beginnen we ons een beeld te vormen van de structurele condities waarin dat soort kennis circuleert in de landen die we hier bekijken.
We kijken even verder nu, en gaan na, achtereenvolgens, hoeveel percent van de jongeren ingeschreven wordt in het secundair onderwijs, en hoeveel in het hogere, tertiaire onderwijs. Vermits weinig kinderen een grondige kennis van de evolutieleer opdoen in hun lagere school kunnen deze cijfers relevant zijn. Na de percentages geef ik het jaar van telling, aangezien dit kan verschillen van land tot land. Noteer ook dat het totale inschrijvingsvolume hoger kan zijn dan 100% omwille van systemen zoals tweedekansonderwijs.
Inschrijving secundair onderwijs
Belgium: 111% 2010
US: 96% 2010
Turkey: 82% 2010
Egypt: 72% 2008
Inschrijving tertiair onderwijs
Belgium 71% 2010
US: 95% 2010
Turkey 55% 2010
Egypt 32% 2010
De verschillen zijn alweer enorm: voor secundair onderwijs is er bijna 30% verschil tussen België en Turkije en ruim 40% verschil tussen België en Egypte. Voor tertiair onderwijs is de verhouding van de VS tegen Egypte zowat 3 tegen 1, en voor België tegenover Egypte zowat 2 tegen 1. Nogmaals: de cijfers zouden nog veel dramatischer zijn indien we landen zoals Tsjaad en Soedan in de vergelijking zouden betrekken. De landen die ik heb gekozen hebben relatief goede onderwijs-cijfers. Maar het is helder: terwijl een grote meerderheid van onze jongeren en hun Amerikaanse leeftijdsgenoten na de secundaire school nog enkele jaren voort studeert, is dit slechts waar voor zowat de helft (Turkije) of zelfs maar een derde (Egypte) van hun leeftijdgenoten in “islamlanden”.
We beginnen wellicht te begrijpen dat kennis en begrip van de evolutieleer niet voor iedereen toegankelijk is in de “islamlanden’ die Vermeersch achterlijk noemt. Ik durf ook vermoeden dat de lage doorstroming van secundair naar hoger onderwijs geen zaak is van de keuze van jonge mensen, maar dat dit een gevolg is van de bestaande sociale structuren in de verschillende landen.
Wat die sociale structuren betreft, laat ons even de arbeidsverdeling bekijken. Ik geef twee cijfers: eerst geef ik het percentage van de mannelijke bevolking dat in de landbouw werkt. Dat is misschien nuttig, omdat we weten dat kennisinfrastructuur in vele landen geconcentreerd is in urbane gebieden en afwezig is uit rurale – landbouw – gebieden. Om dezelfde reden laat ik die cijfers volgen door cijfers die het percentage van de mannelijke bevolking geven dat tewerkgesteld is in de dienstensector – de “white collar” werkers, die in de regel geletterd, hoger opgeleid en volledig geïntegreerd in de kenniseconomie zijn.
Mannen tewerkgesteld in de landbouwsector
Belgium 2% 2011
US: 2% 2010
Turkey 18% 2011
Egypt 28% 2008
Mannen tewerkgesteld in de dienstensector
Belgium 64% 2011
US: 72% 2010
Turkey 51% 2011
Egypt 44% 2008
De verschillen zijn ook hier alweer enorm. In de VS en België zien we dat de meerderheid van de mannen werkt in de dienstensector – en dus opgeleid en geletterd is – terwijl in Turkije en Egypte dit niet zo is. In de westerse landen is de landbouwsector nauwelijks een factor van belang inzake mannelijke tewerkstelling, terwijl landbouw in Turkije voor bijna 1 op 5 mannen, en in Egypte voor ruim 1 op 4 mannen wel het economische bestaan bepaalt. In zoverre we deze cijfers mogen koppelen aan gradaties van inschakeling in een kenniseconomie, spreken ze voor zich.
Nu bekijken we een laatste element. We weten dat, bij ons althans, toegang tot het internet een enorme reeks van informele leermogelijkheden heeft geschapen. Men kan via het web vrijwel alles over alles leren, en haperingen in het formele leertraject – het niet beëindigen van de studies bijvoorbeeld – kunnen nu deels gecompenseerd worden door zelfvervolmaking door middel van online leermogelijkheden.
Er bestaan accurate gegevens over internet-toegang in zowat alle landen ter wereld. Ze bekijken dan ook het deel van de bevolking dat internettoegang geniet in onze vier landen.
Internettoegang (juni 2012)
Belgium 81,3%
US: 78,1%
Turkey 45,7%
Egypt 35%
Het zelfde liedje: terwijl ruim 8 op 10 Belgen toegang tot het internet hebben – vrijwel iedereen met andere woorden – zitten de cijfers voor Turkije en Egypte beneden de helft. Dus: terwijl de overgrote meerderheid van de bevolking in België en de VS Darwins evolutietheorie kan leren via het internet, is dit slechts mogelijk voor minder dan de helft van de Turken, en net meer dan een op drie Egyptenaren.
Als we dat alles nu samen nemen dan zien we dat in de “islamlanden” de evolutieleer voor een belangrijk deel van de bevolking geen zaak is waar men voor of tegen is: het is een zaak die men eenvoudigweg niet kent en niet kan kennen omwille van de factoren die ik hier kort heb aangegeven. De evolutieleer zal overigens niet de enige kennis zijn die niet te verkrijgen is: de stelling van Pythagoras of de vervoeging van avoir zal evenmin gekend zijn. En niet omdat mensen die kennis afwijzen, wel omdat ze er eenvoudigweg niet aan raken.
Over appelen en citroenen
Landen zoals Turkije en Egypte zijn achterlijk volgens Vlaanderens Grootste Wijsgeer Etienne Vermeersch; ze zijn ook nog achterlijker dan de Verenigde Staten. Hij eigent zich het recht toe dat te ‘vinden’ op grond van het feit dat een zeer klein deel van de bevolking in “de islamlanden” geloof hecht aan de evolutietheorie van Darwin.
Vermeersch baseert zijn oordeel van achterlijkheid enerzijds op een uiterst eenzijdige en ongestaafde lezing van een enkele studie; anderzijds op een aanname dat “de islamlanden” en de Verenigde Staten vergelijkbaar zijn wat het punt van de evolutieleer betreft.
Welnu, die aanname is belachelijk, want wat we aan de hand van de beknopte vergelijkingen hier hebben vastgesteld is dat er enorme verschillen zijn in de kennisinfrastructuur in die verschillende landen. Die verschillen in infrastructuur zorgen ervoor dat de evolutieleer niet op dezelfde wijze kenbaar is in die landen: de kennis over zaken zoals de evolutieleer wordt op een bijzonder verschillende wijze verdeeld over bevolkingen, waarvan de ene nagenoeg volledig geletterd is en de andere niet; waarvan de ene in overgrote meerderheid post-primair onderwijs geniet en de andere niet; waarvan de ene overwegend in een arbeidssysteem zit dat we de kenniseconomie noemen, en de andere niet, en waarvan de ene nagenoeg complete toegang heeft tot informele leeromgevingen zoals het internet en de andere niet.
Vermeersch maakt de wereld plat en plaatst samenlevingen op een lijn die diepe verschillen vertonen. Hij doen dat met betrekking tot een kennisgegeven: de evolutieleer van Darwin. En we zien dat net in de organisatie van kennis, de landen die hij met mekaar vergelijkt appelen en citroenen zijn.
Vermeersch gaat dus Levi-Bruhl achterna, de laat 19de eeuwse Franse antropoloog die fundamentele verschillen zag tussen de geesten van de westerlingen en de niet-westerlingen – deze laatsten waren ‘primitief’, ze dachten in associaties en maakten geen onderscheid tussen de dagelijkse realiteit en magie of spiritualiteit. De westerlingen, die hadden een geest getraind door en voor logisch denken en speculatieve wetenschappelijkheid. De niet-westerse mens was ‘achterlijk’, jawel, maar Levi-Bruhl geloofde sterk in de mogelijkheid om die achterlijke mens stilaan, stapje voor stapje en via het koloniale systeem van overheersing tot ons superieure westers niveau van denken te brengen.
Levi-Bruhl had geen aandacht voor de concrete manieren waarop samenlevingen in mekaar zitten, en voor de effecten die dergelijke structurele gegevens hadden op kennis. Hij hield zich bezig met de mensen en hun geesten. Hij schiep voor zichzelf zo het intellectuele comfort waarin hij naar hartenlust een nieuw soort van geleerd racisme kon ontwikkelen, niet gestoord door de concrete realiteit van koloniale uitbuiting, geweld en vernedering.
Etienne Vermeersch, Vlaanderens Grootste Wijsgeer, is in het zelfde bedje ziek. Het valt te hopen dat hij snel ontwaakt en beseft dat hij in een verkeerd bedje ligt: niet dat van de wijsgeer, maar dat van de intellectuele lapzwans die – dixit Anciaux – ongelooflijk loopt te zeveren.
Links
Richtlijnen van het tijdschrift Science: http://www.sciencemag.org/site/feature/contribinfo/prep/gen_info.xhtml#…
Indexmundi:
World Bank
http://data.worldbank.org/indicator/
Internet World Stats
http://www.internetworldstats.com/stats1.htm
>>> Meer van Jan Blommaert over dit thema leest u hier <<<