De Tuin van Tito

De geschiedenis die Korneel De Rynck vertelt in ‘De Tuin van Tito’ is niet de mooiste: het uiteenvallen van Joegoslavië, gevolgd door de opkomst van het nationalisme, of in dit geval, de ‘grijze massa’. Maar ook een grijze massa kan kleuren.
De Tuin van Tito

Milosevic was absoluut geen overtuigde nationalist, hij exploiteerde het gewoon. Nationalisme was voor hem geen einddoel, maar een middel om aan de macht te blijven.

 

‘De Tuin van Tito’ van Korneel De Rynck lees je het best op de trein. Haal het boek in huis en haast je in allerijl naar het station. Daal de roltrap af, win het van de conducteur. De trein vertrekt niet vooraleer hij fluit, alsof hij een voetbalwedstrijd beëindigt. De deuren schuiven dicht onder hel geschal. Je zit in een blauw gestipte zetel. Recht tegenover je kijkt een man onachtzaam naar de kale betonnen muur van het ondergrondse station, schuin zit een vrouw met witte koptelefoon. Haar ogen zijn gesloten. Haar hoofd beweegt lichtjes op het beuken van de muziek.

Neem het boek op je schoot. Het eerste wat je aandacht trekt zijn de dansende duiven op de cover. De foto is genomen door Frederik Buyckx, de reiscompagnon van De Rynck. Op de foto zie je een meisje dat plezier beleeft, en tegelijkertijd schrik lijkt te hebben van de fladderende vogels rond haar. Het meisje in roze jas wordt bestookt door pikkende bekken die de kruimels, het graan, of de maïs uit haar hand willen stelen. Stokstijf laat ze begaan. Haar voeten vastgevroren. Als een beeld. Enkel haar lichtroze pet zakt scheef onder het gewicht van een spiedende duif.

De cover toont slechts de helft van de foto. ‘Twee jonge meisjes houden maïskorrels in de hand en worden overstelpt: de duiven zitten op hun hoofd en armen. Ze joelen en lopen door de grijze massa. Het is een heus fladderballet.’

De cover bepaalt de toon van het boek. De geschiedenis die De Rynck vertelt in ‘De Tuin van Tito’ is niet de mooiste: het uiteenvallen van Joegoslavië, gevolgd door de opkomst van het nationalisme, of in dit geval, de ‘grijze massa’. Maar er zijn evenveel ‘joelende meisjes’ die gesterkt worden door verdraagzaamheid en relativeringsvermogen. Ook een grijze massa kan kleuren. En het zijn die kleuren waar De Rynck naar op zoek gaat op zijn treinreis van Belgrado naar Sarajevo, terwijl aan het raam de geschiedenis van het voormalige Joegoslavië passeert.

‘Mijn verhaal begint bij het begin van de spoorlijn: Belgrado. Daarna bezoek ik plaatsen waar de sporen doorheen lopen, ik reis in dit geval met trein 451. Die bepaalt waar ik kom, ik bepaal waar ik uitstap. De 451 is mijn belangrijkste vervoersmiddel en rode draad.’

Je kijkt even op van het boek. De trein heeft zich intussen langzaam in beweging getrokken en wint geleidelijk aan snelheid. De man tegenover je zit wat te suffen, de vrouw met de witte koptelefoon wiegt haar hoofd heen en weer op muziek die het tempo wat temperde. De letters van het boek trekken opnieuw je aandacht. De mans interesse lijkt ook gewekt. Hij probeert te zien welk boek je leest. Je schraapt je keel, neemt het boek in beide handen en brengt het voor je gezicht. Zo onopvallend mogelijk. Iedereen mag het zien, moet het zien, moet het lezen.

 

Tito

Je leest dat Josip Broz, ofte Tito, wordt gezien als de bevrijder van Joegoslavië tijdens en net na de tweede wereldoorlog. Hij wordt eerst premier en vervolgens president van de federale republiek Joegoslavië, en zijn voornaamste doel was om de verschillende volkeren vreedzaam met elkaar te laten samenleven. Joegoslavië was namelijk een verzameling van verschillende gebieden en religies: de republieken Slovenië, Kroatië, Servië, Bosnië en Herzegovina, Montenegro, Macedonië, en de autonome gebieden Kosovo en Vojvodina; katholiek, orthodox en moslim. Zijn motto was ‘Broederschap en eenheid’ (naar het Franse ‘Liberté, Egalité en Fraternité’, zo lijkt het). Dit streefde hij na aan de hand van een aantal maatregelen. Zo mocht er niet gesproken worden over het verleden, en verzwegen schoolboeken de pijnlijke gebeurtenissen die plaatsvonden tijdens WOII, en werd de macht gedecentraliseerd (er kwam regionale autonomie = federale staat). Hij voerde een politiek van gelijkwaardigheid en proportionaliteit, het regime onderdrukte iedere uiting van nationalisme, een multipartijensysteem of verkiezingen werd niet toegelaten, en alle propaganda verliep via kranten, radio en televisie.

Hierdoor ‘zaaide Tito zelf de kiemen voor de ondergang van zijn land’.

‘Hoewel Joegoslavië van bij het begin een federale staat was en de republieken na 1974 verregaande bevoegdheden kregen, hield Tito zelf de touwtjes in handen. “Het systeem functioneerde niet, Tito functioneerde”. In 1980 viel de scheidsrechter weg (Tito sterft aan de gevolgen van gangreen, fc) en er kwam geen nieuwe. Na zijn overlijden werd een roterend collectief presidentschap van kracht: vertegenwoordigers van de zes deelrepublieken en de twee provincies vormden een presidium, om het jaar vervulde een van hen de rol van president van het presidentschap. Dat federale bestuur had net als de overkoepelende communistische partij weinig reële macht, die lag voortaan bij de republikeinen. Eigenlijk werd Tito’s decentralisatie nu pas, na zijn dood, geactiveerd. De federale regering was voortdurend bezig met het vinden van unanimiteit. Dat lukte nauwelijks. Administratieve impasses waren schering en inslag, er was rivaliteit en er ontstond ruimte voor substatelijk nationalisme. Besefte Tito wat komen zou? Kort voor zijn dood sprak hij: “Ik weet niet wie mij zal opvolgen. Uiteindelijk zal er niemand zijn die het land kan beschermen tegen zijn verdeeldheid.”’

Je slikt deze brok geschiedenis even door, draait de bladzijde om, en gaat verder. Stations, muren en bomen, open vlaktes en fabrieken passeren aan een rotvaart. Het zijn als schimmen, onvatbaar.

 

Nationalisme en de media

Het stilzwijgen van het verleden leidde tot onderdrukte spanningen en onverwerkte trauma’s. Een aantal maakte daar dankbaar gebruik van. De bekendste onder hen was allicht de Servische leider Slobodan Milosevic.

‘Terwijl oude elites in andere landen zich trachtten te handhaven door van de ene dag op de andere het democratische woord te spreken en de vrije markt en partijpluralisme voor te staan, viel de elite van Servië – en later Kroatië – terug op nationalisme om de macht te behouden of te grijpen. Intellectuelen hadden altijd al nationalisme gekoesterd, maar Tito bande dergelijke ideeën. Nu kregen ze alle ruimte. Vooral Milosevic profiteerde.’

Je spreekt je algemene kennis aan. Milosevic: Servië, oorlogsmisdadiger, massamoord Srebrenica, machtsgeil figuur, volksmenner. En wat blijkt: ‘Milosevic was absoluut geen overtuigde nationalist, hij exploiteerde het gewoon. Nationalisme was voor hem geen einddoel, maar een middel om aan de macht te blijven.’ Dit laatste komt uit de mond van Milosevic’oud-adviseur Zuonimor Trajkovic.

Het voornaamste instrument waarmee Milosevic zijn gedachtegoed verspreidde was de media. Vooral Radio en Televisie Belgrado – vanaf 1992 RT Servië – had een serieus pak boter op het hoofd. We kunnen zelf spreken van pure propaganda. Zelf verontschuldigde RTS zich achteraf voor de berichtgeving tijdens het bewind van Milosevic, en noemde het zelf een ‘haatcampagne’. De media werd dus de spreekbuis van de politiek.

De media als spreekbuis... Je kijkt rond in de trein en ziet verschillende mensen knoeien met een opengevouwen krant. Je vraagt je af hoe het met onze media is gesteld. Zijn die ook niet enkel tot spreekbuis verworden van de hedendaagse politici? Hoe vaak wordt de mening van een politici omgevormd tot nieuwsbericht? Hoe vaak worden resultaten van studies verpakt als nieuws, zonder na te gaan wie de opdracht gaf tot die studie, en welke invloed de resultaten hebben voor die opdrachtgever. Wordt de stem van de burger nog gehoord? Hoe democratisch is ons bestuur als een minister die niet verkozen is door het volk toch cruciale beslissingen kan nemen?

De Rynck stelt bij monde van Sasa Mirkovich, medeoprichter en manager van B92 (onafhankelijke nieuwszender onder Milosevic, fc) dat er nu nog steeds sprake is van verborgen controle van de media. De politieke elite zet op verschillende manieren druk: via bedrijven, financiering, reclame. En dat is gevaarlijk voor de kritische journalistiek in Servië. (En bij uitbreiding in heel Europa of de wereld, denk je, deze laatste regels opnieuw lezend.)

 

Kinderlijke onschuld

Als je een kind vraagt of er een ‘vreemde’ in de klas zit, zal hij altijd negatief antwoorden. Het is slechts door het aanwijzen van de ‘andere’ door de ouder, dat het kind het ‘andere kind’ ook als dusdanig zal ervaren. Ouders maken het onderscheid, niet de kinderen. De kinderen willen enkel spelen, leren.

‘Onze grootouders hebben de oorlog meegemaakt. Ze hebben altijd een vijandigheid gevoeld tegenover de “anderen”. Wij als kind begrepen dat niet. Tijdens de Titojaren moesten we onze etniciteit registreren, maar nooit kwam dat in de openbaarheid. Behalve in de klas. Daar hoorden we dan dat er een Kroaat in de klas zat. We keken ’s achter ons, zagen geen verschil, en vergaten het. Maar we groeiden op en ook onze generatie werd door oorlog getroffen. Toen pas begrepen we wat onze grootouders hadden bedoeld.’

Ook hier gaat de media een grote rol in spelen. Vijandbeelden worden maar al te graag verspreid via radio, televisie en kranten. Angst is een krachtig middel om de massa te onderdrukken, monddood te maken. De spanning tussen bijvoorbeeld Serven en Kroaten is in veel gevallen een constructie. ‘Enkel de media maken van kleinigheden een grote nationalistische kwestie, ze hebben een goed verhaal nodig.’ En wat later in het boek komt een andere boosdoener aan bod die aan de grondslag ligt van de segregatie tussen Kroaten en Serven.

‘De aparte scholen werden ingesteld tijdens de VN-transitie met de bedoeling conflicten te vermijden. Sindsdien is het blijven bestaan. Volgens onderzoeken van ngo’s zijn 71 procent van de ouders nochtans tégen segregatie. Dat het systeem dan toch niet verdwijnt, heeft te maken met twee factoren. Ten eerste: de ouders zeggen niet luidop dat ze bezwaren hebben, ze houden hun mening voor anonieme enquêtes, uit vrees niet meer aanvaard te worden door zowel de Servische als de Kroatische gemeenschap. Ten tweede: het zijn de lokale politici die de gescheidenheid in stand houden uit nationalistische, electorale en economische overwegingen.’

 

Eindstation van deze trein

De trein is bijna leeg. Kranten liggen her en der verspreid op de zetels of op de bagagedragers. De man die recht tegenover je zat is enkele stations geleden uitgestapt, de dame schuin, net. Kort kruisten jullie ogen elkaar, een moment werd de blik vastgehouden, maar het was al voorbij voor je het goed en wel besefte. Dit boek pinde je vast. Niet enkel door de geschiedenis van het voormalige Joegoslavië, maar ook door de gevolgen van doorgedreven nationalisme, machtsmisbruik, en de rol van de media. Je stelt vast dat een kritische blik onontbeerlijk is in onze huidige maatschappij. Je neemt jezelf voor om meer vragen te stellen over alles wat rondom je gebeurt. Je beslist om je beter te informeren en je niet langer te laten misleiden door oppervlakkige berichtgeving.

Dit alles leerde Korneel De Rynck je met zijn boek ‘De Tuin van Tito’. Hij toonde je aan dat de oorzaken van conflicten vaak veel dieper zitten dan je denkt. Hij spreekt je aan om na te denken en te graven. Hij zoekt naar oorzaken en gevolgen, praat met mensen die het aan den lijve ondervinden, probeert een genuanceerd beeld te schetsen door alle lagen van de bevolking aan het woord te laten, door zaken aan het toeval over te laten.

Je rijdt het eindstation binnen. Het boek berg je op, je jas trek je aan. De deuren schuiven open. Terwijl je de paar treden afstapt passeert dat ene weetje door je hoofd. Het is een detail in een gebeurtenis die de geschiedenis van Europa danig zou beïnvloeden. Het wapen waarmee de Bosnisch-Servische nationalist Gavrilo Princip in 1914 de Oostenrijkse aartshertog en troonopvolger Franz Ferdinand neerschoot, en daarmee het startschot gaf voor de eerste wereldoorlog , was een Belgische FN 1910.

De Tuin van Tito. Een reis langs de spoorlijn Belgrado - Sarajevo
Korneel De Rynck
(foto’s Frederik Buyckx)
Uitgeverij epo
317p.