In mei 2009 begon de werkgroep-Magits een studie van de organisatie van de erediensten in België. Hoewel pas eind maart 2011 een finaal rapport wordt afgeleverd, zijn nu al enkele van de meest opvallende resultaten naar buiten gekomen. Deze roepen meteen ook enkele ernstige vragen op.
Tot op vandaag is de erkenning van een eredienst een lang en moeizaam proces dat desalniettemin noodzakelijk is voor levensbeschouwingen om gebruik te kunnen maken van enkele voordelen.
De werkgroep merkt dit terecht op en werpt de mogelijkheid op om dit proces op te delen in twee stappen: eerst een ‘registratie’ met enkele beperkte fiscale voordelen, gevolgd door een ‘erkenning’ waardoor meer uitgebreide subsidies beschikbaar worden gesteld. Het verschil in beide ligt in het aantal gelovigen, evenals de duur van verblijf in België.
Elk van deze stappen vereist echter enkele bijkomende voorwaarden die menig wenkbrauw doen fronsen. Zo dienen geregistreerde erediensten ‘de mensenrechten te erkennen’. Het is mij niet geheel duidelijk hoe dit in het finale rapport zal worden geduid, maar is het niet dit soort reïficaties en vereenvoudigingen die we vandaag op de spits gedreven zien in de discussie rond ‘de islam’ en ‘het Westen’? Wie of wat erkent de mensenrechten? De gelovigen? De leer? En zijn (al dan niet culturele) gebruiken zoals het dragen van de hoofddoek een schending van deze rechten (door onderdrukking) of net het gebruik van deze(publieke tekenen van religie)?
Ter erkenning – en dit vormt waarschijnlijk het grootste probleem – dient de eredienst dan weer één representatief orgaan te hebben dat toeziet op de interne werking van de eredienst en een aanzienlijke invloed heeft over bedienaars, leraars en subsidies. Dit vormde al langere tijd een ongeschreven regel en werd o.m. de islam opgedrongen bij de start van de Executieve. Dat de staat zich hiermee op glad ijs begeeft voor wat betreft de vrijheid van vereniging (om van de scheiding tussen kerk en staat nog maar te zwijgen) is eerder al aangeklaagd door juristen waaronder Adriaan Overbeeke. Dat geen lessen werden getrokken uit de pijnlijke geschiedenis van het Executief binnen de Werkgroep is dan weer bijzonder jammer. Andere plurale erediensten dreigen zo eenzelfde lot beschoren te zijn.
Een laatste ironische opmerking is te maken op de verdeling van het personeel van de erediensten. Het rapport stelt voor het personeelskader te halveren. Dit betekent voor de islam een maximaal potentieel kader van 185 imams. Een puur hypothetisch gedachte-experiment gezien het bijzonder gering aantal imams dat tot op vandaag erkend is en een loon krijgt van diezelfde staat (twee in héél Vlaanderen!)1 .
De blik die de media ons geven in het rapport leidt echter niet enkel tot negatieve opmerkingen. De verhoging en vereenvoudiging van de wedden lijkt een verbetering, evenals de studies die de vraag naar financiering van de erediensten zouden moeten vastleggen. Al bij al wordt toch het gevoel gecreëerd dat, met het oog op gelijkschakeling, de wezenlijke verschillen tussen tradities worden genegeerd.
Dit is nergens meer duidelijk dan in de eis om tot één representatief orgaan te komen. Op het eerste gezicht lijkt dit niet problematisch voor de islam. Immers, iedereen, van theologen tot Mohammed met de pet, zullen je zeggen dat er maar één islam is. Ook zal iedereen echter zeggen dat er aanzienlijke culturele verschillen zijn. Deze zorgen niet noodzakelijk voor theologische problemen maar leiden wel tot verschillende interpretaties. Denk maar aan de verschillende dagen van het offerfeest voor Turkse en Marokkaanse gelovigen2 . En dan hebben we het nog niet eens over outsiders die zichzelf zien als islamitisch maar niet door de mainstream erkend worden.
Misschien leidt een nieuw, tweegetrapt systeem van registratie en erkenning tot een mogelijke individuele erkenning voor elk van deze stromen. Maar is dit type versnippering wat we willen? Deze onderzoeker opteert alvast voor een meer open benadering in het erkenningsbeleid waarin ruimte voor verschil, consensus en diversiteit gaan boven uniformiteit.
Immers, gelijke gevallen vragen een gelijke en verschillende gevallen een aangepaste behandeling.
Het is uitkijken naar het finale rapport.
-------------------------------------------------------------------------------------
1De halvering heeft, in absolute cijfers, potentiële de grootste impact op de rooms-katholieke kerk. Echter, het rapport wijst erop dat vandaag de dag het kader sowieso slechts voor de helft wordt opgevuld. Ontslagen zouden dus niet vallen.
2Turkse moskees (in het bijzonder van Diyanet) volgen, over het algemeen, de Turkse kalender. De Marokkaanse gemeenschap volgt daarentegen Saoudi-Arabië en de maan.
Eenheidsworst maakt macht? De islam en de resultaten van de Werkgroep-Magits
In mei 2009 begon de werkgroep-Magits een studie van de organisatie van de erediensten in België. Hoewel pas eind maart 2011 een finaal rapport wordt afgeleverd, zijn nu al enkele van de meest opvallende resultaten naar buiten gekomen. Deze roepen meteen ook enkele ernstige vragen op.