Extremisme in Centraal-Azië: een ander perspectief

Op dinsdag 9 februari 2016 organiseerde het European Institute for Asian Studies (EIAS) een briefing seminar op het Asia Platform te Brussel. Deze briefing seminar had de titel “Rising Extremism in Central Asia? Stability in the Heartland for a Secure Eurasia”.
Extremisme in Centraal-Azië: een ander perspectief

Volgens Kocak wordt de burgeroorlog die nu in Syrië woedt gebruikt als voorwendsel om zo’n beleid in Tadjikistan door te voeren. Het verbod op baarden en hoofddoeken is futiel en men heeft in Centraal-Azië eerder global actors nodig die kunnen en moeten bijdragen aan de stabiliteit van het gebied.

 

Op dinsdag  9 februari 2016 organiseerde het European Institute for Asian Studies (EIAS) een briefing seminar op het Asia Platform te Brussel. Deze briefing seminar had de titel “Rising Extremism in Central Asia? Stability in the Heartland for a Secure Eurasia”. De sprekers waren Konur Alp Kocak (European Parliamentary Research Service), Julia Ebner (Quilliam Foundation), Rashmi Thapa (Search for Common Ground) en Michael Privot (European Network Against Racism).

Omwille van de stijging van het aantal terreuraanvallen en aanhangers van het religieus extremisme, zijn er strikte maatregelen en interventies ondernomen in de landen waar terreur en religieus extremisme aanwezig zijn. EIAS verschuift met deze lezing de aandacht naar de situatie in en het belang van Centraal-Azië. Juist vanwege haar strategische ligging op wereldschaal is de stabiliteit en veiligheid in dat gebied onontbeerlijk voor de stabiliteit in heel het Euraziatisch continent. Niet alleen de strategische ligging, maar ook de culturele en religieuze diversiteit van Centraal-Azië, haar geschiedenis, de klimaatveranderingen, de plaag van politieke corruptie en repressie maken van het gebied een vruchtbare bodem voor extremisme, waar zowel Europa als de rest van Azië onder zou kunnen lijden, aldus Kocak.

Het is ook belangrijk om te duiden op het feit dat het gebied grenst aan Afghanistan en Pakistan, waar religieus extremistische groeperingen zoals Al Qaeda en de Taliban de twee landen teisteren. Met de komst van de IS wordt er nog meer zware druk gelegd op het behoud van de stabiliteit in Centraal-Azië. Kocak roept daarom op tot een nauwere samenwerking tussen de EU en de Centraal-Aziatische landen om het probleem efficiënter aan te pakken, want hij meent dat de bestrijding van het extremisme in Centraal-Azië erg overdreven is. In Tadjikistan bijvoorbeeld worden lange baarden en hoofddoeken verboden om radicalisering tegen te gaan. Volgens Kocak wordt de burgeroorlog die nu in Syrië woedt gebruikt als voorwendsel om zo’n beleid in Tadjikistan door te voeren. Het verbod op baarden en hoofddoeken is futiel en men heeft in Centraal-Azië eerder global actors nodig die kunnen en moeten bijdragen aan de stabiliteit van het gebied.

Julia Ebner ging iets dieper in op de factoren die radicalisering en extremisme kunnen aanwakkeren. Centraal-Azië leed na de val van de Sovjet-Unie onder een identiteitscrisis. Tijdens de Sovjet-Unie werd de islam naar de achtergrond verdreven en met de val van de SU kenden de Centraal-Aziatische landen grote socio-economische problemen. Socio-uitbuitingen van Chinese investeerders en het westers kapitalisme, de invloeden van het wahabbisme, salafisme en het khomeinisme, de inspiratie de geput kan worden uit de rellen van de Tsjetsjenen en het panturkisme dat gepromoot wordt door Turkije zijn allemaal factoren die bijdragen tot de identiteitsontwikkeling van de bevolking in Centraal-Azië.

Wat opviel was dat de spreker Julia Ebner in het begin van haar presentatie hamerde op het wezenlijke verschil tussen enerzijds de islam en het islamisme, anderzijds de jihad en het jihadisme. Volgens haar definiëring is islam een religie op zich. De jihad is een term binnen dit geloof die duidt op de innerlijke strijd die elke gelovige moet voeren om dichter bij God te kunnen zijn en de islam werkelijk te kunnen beleven. Daartegenover is het islamisme een politieke ideologie die verlangt het kalifaat opnieuw in te stellen en de sharia te implementeren op alle vlakken van de maatschappij. Het jihadisme kan daarbij gebruikt worden als een gewelddadige methode om dit ideaal te verwezenlijken. Omdat deze vier termen heel vaak door elkaar gebruikt worden in de media, wordt er volgens Ebner zo’n verkeerd beeld overgedragen. Het feit dat zij deze verwarring wilde rechtzetten, was een positief teken, totdat ze een uitspraak deed over het soefisme en deze meteen bijgesteld werd door Michael Privot. Ebner deelde de verschillende islamitische en ideologische groeperingen in Centraal-Azie op in progressieve (links) en radicale (rechts), waarbij ze het soefisme en ook de beweging van Fethullah Gulen onder de noemer ‘moderate’ oftewel ‘progressief’ plaatste. Privot stelde deze uitspraak erg snel aan de kaak. Hij wees bijvoorbeeld op het feit dat de leiders van de soefi-tariqa’s in Libië gewapende opstanden hadden geleid tegen de kolonisatoren. Dit druist natuurlijk in tegen het apolitiek en geweldloos beeld van het soefisme dat de meesten onder ons koesteren. Hoewel Ebner een goede indruk had gegeven om de verwarring omtrent bepaalde termen in de media bewust en onbewust recht te zetten, was ze later in haar toespraak zelf in de val getrapt van vervormde beeldvorming.

Uit mijn onderzoek over de beeldvorming van het soefisme is alvast gebleken dat het soefisme een lange, radicalere geschiedenis kent waarbij het vaak geaffilieerd is geraakt met politieke zaken. Ebner stelde dit verwrongen beeld natuurlijk onbewust voor. Het is wel belangrijk om open te staan voor andere perspectieven en je eigen beeldvorming steeds bij te stellen.