Godsdienstvrijheid en de scheiding tussen Kerk en Staat

In Gent loopt momenteel de tweede editie van het samenwerkingsverband Dar es Salaam - Huis van de vrede. In deze reeks hebben de organiserende partners ervoor gekozen om het kader breder te maken dan Gent alleen en enkele algemene principes uit de interreligieuze dialoog onder de loep te nemen.
Godsdienstvrijheid en de scheiding tussen Kerk en Staat

Het systeem dient voornamelijk rechtvaardiger gemaakt te worden

 

In Gent loopt momenteel de tweede editie van het samenwerkingsverband Dar es Salaam - Huis van de vrede. In deze reeks hebben de organiserende partners ervoor gekozen om het kader breder te maken dan Gent alleen en enkele algemene principes uit de interreligieuze dialoog onder de loep te nemen. De lezingenreeks ging van start met een lezing over de idee van godsdienstvrijheid en de scheiding van Kerk en Staat. In het hoofddoekendebat in het beroepen zowel voor- als tegenstanders zich veelvuldig op de godsdienstvrijheid. Maar wat houdt dit concept nu precies in en wat is de praktische invulling hiervan in de Belgische context? Filosoof Patrick Loobuyck neemt de aanwezigen mee doorheen de geschiedenis van de godsdienstvrijheid, legt vervolgens uit waarom we zoveel belang hechten aan dit concept en schetst ten slotte de situatie in België.

Godsdienst is een ‘hot issue’ in een geseculariseerde samenleving. Dagelijks leest men er wel iets over in de krant. Volgens Loobuyck is het net omdat we in een geseculariseerde samenleving leven, dat religie zo veel aandacht krijgt. De discussie over het dragen van religieuze symbolen in de openbare ruimte was helemaal niet van toepassing in de jaren 1950. Zij die nu wel nog die symbolen dragen, vallen op. Ze vormen een rariteit, wat de mensen aanspreekt. Dit is echter geen teken van ‘God is Back’, toch niet wat betreft West-Europa.

Daarbij dient opgemerkt te worden dat de scheiding tussen Kerk en Staat niet hetzelfde is als de scheiding tussen Kerk en samenleving. Of religie al dan niet aan een wederopgang bezig is in onze samenleving, is een veelgestelde vraag. Een bepaalde vorm van religie is aan het verdwijnen. Dit is wat in de seculariseringthese gesteld wordt. Daarnaast is er echter de komst van de islam en de overvloedige berichtgeving over religie in de media. Denken we hierbij aan een programma als ‘In Godsnaam’. Volgens Loobuyck is de secularisering in West-Europa echter niet terug te draaien. Ook binnen de moslimgemeenschap zien we naast de tendensen tot radicalisering ook een ruime groep die aan het seculariseren is en dit op verschillende manieren. Men gaat niet zo veel bidden, op een andere manier denken en zich zo conformeren aan de liberale rechtsstaat. Dit beeld is totaal tegenovergesteld aan hoe Filip Dewinter de islam graag voorstelt, monolithisch en achtergesteld.

De scheiding van Kerk en Staat is er niet altijd geweest. We beschouwen het vaak als één van de normatieve en morele uitgangspunten om de Europese samenleving te gaan vormen. Maar blijkt dat verandering in die richting er nooit spontaan en allerminst van harte kwam. Het principe groeide langzaam uit tot de meest pragmatische oplossing voor een veranderde maatschappelijke realiteit, als antwoord op de toegenomen levensbeschouwelijke diversiteit.

Het concept is eigenlijk een relatieve laatkomer in de Europese geschiedenis, die gekenmerkt wordt door intolerantie en de idee van ‘één geloof, één wet’. Met de komst van de Reformatie en de ideeën van Luther in de 16de eeuw, werd die eenheid voor het eerst doorbroken. De wereldlijke leiders werden gedwongen om na te denken over hun bestuur. Maar iedere regio koos voor één bepaalde religie, het principe van ‘cuius regio, eius religio’. Het principe van ‘één geloof, één wet’, werd zo in feite behouden.

Met de 'Act of Tolerance' in Engeland op het einde van de 17e eeuw werd godsdienstvrijheid voor het eerst een feit. Die vrijheid gold echter niet voor katholieken en atheïsten. Zelfs Voltaire toonde zich een tegenstander van godsdienstvrijheid voor atheïsten, vanwege hun ‘onbetrouwbaarheid’ en omdat ze ‘geen moraal bezaten’.

Met de Franse Revolutie ten slotte kwam de godsdienstvrijheid voor iedereen tot stand. “Niemand zal nog vervolgd worden voor zijn overtuigingen, zelfs de religieuze.” Maar ook dit werd quasi onmiddellijk geschonden door o.a. de revolutionaire staatsman/politicus Robespierre.

Met de liberale rechtsstaat in de 19e eeuw en de daaraan gekoppelde liberale grondwetten, werd godsdienstvrijheid echter een verworven recht in West-Europa.

Dit verhaal toont dat het ontstaan van het concept een lange weg heeft afgelegd en het heel lang duurde voor het in de armen werd gesloten.


Waarom hechten we nu zoveel belang aan godsdienstvrijheid?

Het uitgangspunt is het volgende: als je mensen als vrije en gelijkwaardige individuen wil behandelen en respecteren, is godsdienstvrijheid noodzakelijk. Hiervoor is er nood aan een neutrale overheid, die een gelijke afstand moet nemen tegenover levensbeschouwingen en de diversiteit in haar samenleving. Die neutraliteit sluit echter niet uit dat de overheid, onder meer via het onderwijs, mensen in staat stelt om de levensbeschouwingen te bestuderen en om de godsdienst te beleven. Hierover later meer.

In de Belgische context kent men het systeem van de erkenning van religies, of meer specifiek de erkenning van erediensten. Het katholicisme, anglicanisme, protestantisme, orthodoxe Kerk, Israëlitische godsdienst, islam en de vrijzinnigheid zijn officieel erkend door de staat. De erkenning van het boeddhisme zal in de nabije toekomst plaatsvinden. De overheid geeft zo niet aan dat een erkende religie meer waard zou zijn dan een niet-erkende: alle levensbeschouwingen hebben evenveel kans om erkend te worden. De perceptie hiervan is echter anders.

Erkenning biedt verschillende voordelen. Ten eerste worden de lonen en pensioenen van de bedienaars van de eredienst gefinancierd. Dit zorgt voor verschillende scheeflopende situaties. Bij de katholieken wordt nu slechts 40% van de ‘vacatures’ ingevuld. Bij de moslims krijgen slechts 19 imams hun loon van de overheid, onder wie twee in Vlaanderen. Ook de lonen voor de aalmoezeniers worden betaald.

Ten tweede kan het onderwijs vrij georganiseerd worden. Tot nu toe is slechts één groep hier echt in geslaagd, onder meer omdat ze over voldoende kapitaal beschikt. Deze scholen krijgen ook subsidies van de staat. Eigenlijk kunnen zelfs niet-erkende godsdiensten onderwijs organiseren. Als erkende eredienst heb je wel het recht om je godsdienst aan te bieden in officiële scholen. Hier wordt volgens Loobuyck in de praktijk vaak mee gefoefeld. Om scholen ‘wit’ te houden wordt er bijvoorbeeld enkel katholicisme en zedenleer aangeboden.

Ten derde heeft iedere erkende godsdienst recht op mediazendtijd, zoals in het programma ‘Braambos’. Sinds september richt ook de islam in België zich op radio en televisie (MTRO).

Dit systeem kent echter verschillende gebreken. Zo krijgen niet alle bedienaars van de eredienst hetzelfde loon en wordt bijvoorbeeld een moreel consulent meer betaald dan een priester. Daarnaast kennen het protestantisme en de orthodoxe Kerk ook verschillende strekkingen die onderling grondig verschillen. Ten slotte worden er volgens Loobuyck gewoon te veel subsidies gegeven aan de Rooms-Katholieke Kerk.

Om deze scheeftrekkingen tegen te gaan stelt hij voor om de bevolking meer in het systeem te betrekken en te bevragen, om zo het maatschappelijke draagvlak te onderzoeken. Nu betaalt iedereen voor alle godsdiensten. In Duitsland of Scandinavië geldt een systeem waarin ieder voor zijn eigen godsdienst betaalt. Hierbij bestaat echter wel het risico op ‘freeriders’, personen die geen belastingen betalen, maar wel in de kerk gaan trouwen. Een mogelijk oplossing bestaat erin om de bevolking om de zes jaar te bevragen naar hun levensbeschouwingen, of ze nog financiering willen en welke levensbeschouwingen er nog gefinancierd moeten worden.

Het eerste deel van de uiteenzetting van Patrick Loobuyck kon de aanwezigen sterk bekoren. Toch vonden enkelen het iets te zeer vanuit historisch oogpunt benaderd. De hedendaagse situatie diende nog verder uitgespit te worden. Dit werd ook duidelijk toen het publiek in het tweede deel de kans kreeg om vragen te stellen.
 

*Hoe zou Patrick Loobuyck het systeem precies willen invullen?

Het systeem dient voornamelijk rechtvaardiger gemaakt te worden, nu worden te veel subsidies aan één bepaalde levensbeschouwing gegeven. Hierbij wil hij het systeem zelf in vraag stellen. Daarmee gaat hij verder dan mensen als Prof. Dr. Michel Magits die het systeem willen veranderen, maar het uiteindelijk toch grotendeels willen behouden. De samenleving is sterk veranderd: het seculariseringsproces heeft zich doorgezet, de samenleving is sterk gediversifieerd en geraakt sterk ontzuild, de ideologische onderbouw van het net is meer en meer aan het afzwakken. Het huidige Kerk - Staat model is gebouwd op een monolithische, verzuilde en niet-geseculariseerde samenleving.

Hierbij dienen de volgende vragen gesteld te worden: is er tegenwoordig nog een draagvlak voor subsidies aan levensbeschouwingen? Wordt een religie zo dan niet ‘lui’ gemaakt? Is een daling van de financiële bijdrage misschien beter voor een religie? Vindt men de meest bloeiende religie niet in de Verenigde Staten, waar men geen financiering van de godsdiensten kent door de staat? Het is echter maar de vraag of een dergelijke heropleving door iedereen gewenst is.
 

*Waarom wil de staat godsdienst financieren? Is dit om de mensen dom te houden?

Dit principe gaat terug op de situatie in 1830. Toen werd tussen de liberalen en de katholieken een monsterverbond gevormd tegen Willem I, koning der Nederlanden. Hij was volgens Loobuyck sterk bemoeizuchtig en probeerde de katholieken te koeioneren en protestantse scholen op te leggen. In de grondwet werden vervolgens twee artikelen ingesteld over godsdienst en financiering. Beide strekkingen ijverden voor godsdienstvrijheid en onderwijsvrijheid.
 

*Hoe moet godsdienstvrijheid georganiseerd worden als de financiering afgeschaft wordt, zoals Patrick Loobuyck aangaf te willen?

Loobuyck weerlegt dit. Hij is niet tegen de financiering, maar tegen de manier waarop deze nu wordt ingevuld. De officiële scholen hebben eigenlijk niet de taak om een levensbeschouwing aan te brengen. Ze moeten de levensbeschouwelijke geletterdheid aanbrengen, zodat jongeren op 16/18 jaar in staat zijn om op levensbeschouwelijk vlak er iets mee te doen. Het probleem is momenteel dat men grotendeels gaat compartimenteren: moslims worden bij moslims geplaatst, protestanten bij protestanten. Daarnaast betekent financieren nu ook vaak controle. Imams worden betaald, zodat ze gecontroleerd kunnen worden. In een herziend systeem moet er niet per se gefinancierd worden, maar moet de nadruk liggen op organiseren. Zoals reeds gesteld, kent men in sommige landen zelfs geen financiering.
 

*Is godsdienstvrijheid absoluut of dienen er grenzen gesteld te worden? Wanneer moet een staat interveniëren?

Voor Loobuyck moet godsdienstvrijheid steeds gezien worden in combinatie met andere vrijheden. Eigenlijk zijn volgens hem de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging voldoende. Godsdienstvrijheid eindigt dan als de rechten en de vrijheden van anderen geschaad worden. Vrijheid van meningsuiting is essentieel. Een vorm van spot kan, godsdienstkritiek kan, zelfs negationisme moet kunnen. We moeten leren met kritiek om te gaan. De liberale rechtsstaat impliceert vaak een aanpassing van de godsdienst. Deze moet de godsdienstvrijheid aanvaarden en de vrijheid van meningsuiting erkennen. Dit is echter allesbehalve gemakkelijk, want veel religies zijn namelijk niet liberaal (in de politiek-filosofische betekenis).

Bij dit alles moet een onderscheid gemaakt worden tussen religie en wetenschappelijke kennis. Het onderwijs heeft de plicht om de beste kennis van het moment aan te bieden. Creationisme kan dus niet in het onderwijs aangeboden worden als wetenschappelijke kennis. In het onderwijs moet men wel leren kritisch een oordeel te vellen over het creationisme. Als men dan op 18-jarige leeftijd beslist om te geloven dat de wereld 6000 jaar geleden geschapen is of dat men het klooster wil ingaan, is dit een persoonlijke keuze. Wat nu echter in onder meer de joodse scholen in Antwerpen gebeurt, is eigenlijk de indoctrinatie van de kinderen. Als overheid moet er ingegrepen worden en moet men zorgen dat er mensen afgeleverd worden die op 16- à 18-jarige leeftijd vrij zijn en over kennis beschikken. Aan wie de mogelijkheid gegeven is om kritisch na te kunnen denken.
 

*U stelt dat geloof een persoonlijke keuze is, maar in de praktijk is het vaak in groep en gemeenschap? Dat is wel waar het kind in leeft?

Volgens Loobuyck worden mensen noch met een bepaalde levensbeschouwing, noch met een specifieke taal geboren. De rol van het onderwijs bestaat niet in de socialisering die het kind thuis krijgt. Er bestaat discussie over de rechten en de plichten van de ouders en de kans op indoctrinatie. Het is het doel van de liberale rechtsstaat om daar kritisch over te reflecteren. Het onderwijs moet een kritisch proces mogelijk maken. Het moet het kind de juiste vaardigheden en kennis daartoe aanleren.


*Hoe ziet u de verhouding tussen Kerk en Staat?

Loobuyck vraagt zich af of er wel een scheiding tussen Kerk en Staat is. Het belangrijkste is het principe van godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting en verering. Meestal is de scheiding van kerkelijke en wereldlijke macht in feite een bepaalde Kerk - Staat verhouding en dat kan op verschillende manieren.


*Wat vindt u van een volledige scheiding van Kerk en Staat en van Staat en onderwijs?

De overheid mag wel eindtermen opleggen, was het korte antwoord van Loobuyck.


*Moet de staat dat bepalen?

Ja. Als de staat financiert, moet ze ook mee beslissen wat men moet kennen. Waarvoor dient onderwijs: voor de arbeidsmarkt, voor de kennis? Om iets van het leven te maken! Hoe zit de samenleving/de wereld in elkaar? Er moeten keuzes gemaakt worden. We zijn kinderen van de verlichting en kleinkinderen van het christendom.

Patrick Loobuyck slaagt er in een beperkte tijdsperiode in om een goede schets te geven van de Belgische opvatting van godsdienstvrijheid en de scheiding van Kerk en Staat. De vragenronde toont aan dat veel mensen zich vragen stellen bij de concrete invulling van deze concepten. Het onderwijs is hierbij een sector die veel interesse lokt. In de lijn van deze avond wordt vanavond, woensdag 21 maart, gereflecteerd over de invulling van christendemocratie en islamdemocratie.

Op woensdag 25 april as. wordt dieper ingegaan op levensbeschouwelijke diversiteit in het onderwijs. Meer informatie is te vinden op www.islamingent.be.

Fien Ingelbrecht Stagiaire wereldgodsdiensten, interreligieuze dialoog en religiestudie - VOEM vzw Gent