Hema verlengt contract winkelbediende niet omwille van hoofddoek: reactie Centrum

Via het artikel ‘Hema ontslaat winkelbediende voor hoofddoek’ in de Corelio-kranten vernam het Centrum vandaag het ontslag van een uitzendkracht omwille van haar hoofddoek. Volgens het artikel zou de vrouw in kwestie als winkelbediende aan de slag geweest zijn. Toen de vrouw een hoofddoek wou dragen, werd dit aanvankelijk toegestaan. Maar onder druk van de klanten heeft de werkgever gevraagd haar hoofddoek af te zetten, wat de vrouw weigerde.
Via het artikel ‘Hema ontslaat winkelbediende voor hoofddoek’ in de Corelio-kranten vernam het Centrum vandaag het ontslag van een uitzendkracht omwille van haar hoofddoek. Volgens het artikel zou de vrouw in kwestie als winkelbediende aan de slag geweest zijn. Toen de vrouw een hoofddoek wou dragen, werd dit aanvankelijk toegestaan. Maar onder druk van de klanten heeft de werkgever gevraagd haar hoofddoek af te zetten, wat de vrouw weigerde. A priori lijkt een dergelijke klantenargumentatie niet de toets van de antidiscriminatiewetgeving te doorstaan. “Het is niet omdat bepaalde klanten zich zouden storen aan een hoofddoek van het winkelpersoneel, dat de werkgever zomaar op hun discriminerende vraag mag ingaan. De wet en jurisprudentie, in het bijzonder in de zaak-Feryn, zijn daarover zeer duidelijk. Stereotiepen van de klanten kunnen geen rechtvaardiging zijn voor een verschillende behandeling, verboden door de wet. De klant is geen koning; hij kan niet eisen bediend te worden door een man of een vrouw, van een bepaalde afkomst of leeftijd, enz. De werkgever van zijn kant mag de wet niet overtreden met het excuus in te gaan op de vragen van zijn klanten”, zegt Jozef De Witte, Directeur van het Centrum. Dat de hoofddoek geen deel uitmaakt van het officiële uniform van het winkelpersoneel van Hema gaat dan ook voorbij aan deze discussie. Het Centrum stelt zich ter beschikking van alle betrokken partijen om deze zaak uit te klaren en eventuele toekomstige confrontaties te voorkomen. Ter herinnering, in het debat over het dragen van dergelijke tekens van overtuigingen staan er in de privésector twee belangrijke principes tegenover elkaar. Enerzijds is er de individuele vrijheid om een mening of een overtuiging te uiten. Anderzijds halen werkgevers de contractuele vrijheid aan. Beide principes hebben hun beperkingen. De individuele vrijheid van de werknemer kan beperkt worden door de wezenlijke en bepalende beroepsvereiste enerzijds en door de objectieve en redelijke rechtvaardiging anderzijds). De contractuele vrijheid van de werkgever is beperkt door de antidiscriminatie- en antiracismewetgeving. (Zie ookwww.diversiteit.be/veruiterlijkingen) De vraag stellen in functie van een eenvoudige “voor of tegen”, is nu net de val die het Centrum tracht te vermijden. De vraag over het dragen van veruiterlijkingen van overtuigingen is ondergeschikt aan een andere, meer centrale vraag: deze van de individuele vrijheid. Het Centrum is van mening dat de vrijheid om zijn overtuigingen op een vredelievende wijze te uiten en te veruiterlijken, het uitgangspunt moet zijn in deze denkoefening. Uiteraard is geen enkele vrijheid, zelfs een fundamentele, absoluut. Eventuele beperkingen moeten echter zorgvuldig omschreven en gerechtvaardigd worden, alsook proportioneel zijn. Een verbod moet m.a.w. de uitzondering zijn en niet de algemene regel.