Succes is hard labeur
Ze zijn dokter, advocaat, ingenieur, psycholoog, kaderlid bij een multinational, ondernemer. Ze zijn van Marokkaanse of van Turkse afkomst. Wat is hun geheim? Hoe komt het dat zij de vicieuze cirkel van achterstand doorbroken hebben, terwijl dat zoveel anderen niet lukt? Welke relatie hebben ze met hun gemeenschap? MO* sprak met tientallen succesvolle medeburgers van Marokkaanse en Turkse afkomst. Individueel en in groep. Ze vroegen hen de diagnose van de eigen gemeenschap te maken en een remedie voor te schrijven.
Het valt op hoeveel dokters van Marokkaanse afkomst er in Brussel actief zijn. Ze zijn niet alleen talrijk en in nagenoeg alle ziekenhuizen van de stad aanwezig, ze zijn ook over alle specialisaties en disciplines verspreid.
‘Je zou in Brussel een volledig ziekenhuis met uitsluitend Marokkaanse dokters kunnen bemannen’, zegt Rachid Briki, interventioneel cardioloog en adjunct-directeur van het ziekenhuis Sint-Pieters in Sint-Gillis.
Dokter El-Mehdi Talib, gastro-entroloog aan de Kliniek van de Basiliek in Ganshoren in Brussel, beaamt dat. ‘We hebben heel veel bereikt op dat vlak’, zegt hij.
‘Toen ik negentien jaar geleden begon, waren de ‘gekleurde’ dokters vooral van Congolese of Kameroense afkomst. Nu hebben we hen ver voorbijgestoken en zijn de Belgisch-Marokkaanse dokters veruit de grootste groep met vreemde roots in Brussel.’
Wij zijn geen elite
Maar ze zijn niet alleen dokter of advocaat. Sommigen werken ook als wetenschapper, hoogleraar aan de universiteit of kaderlid in een multinational. Eén ding hebben ze gemeen: ze voelen zich ongemakkelijk bij de term elite. ‘We zijn geen elite’, zeggen ze. Bovendien, wat betekent dat, een succesvolle carrière hebben?
‘Een loodgieter kan ook een geslaagde loopbaan ontwikkelen’, zegt cardioloog Briki. ‘En mijn zus, die huisvrouw is en wiens kinderen nu aan de universiteit zitten, is ook een succesverhaal’, zegt burgerlijk ingenieur Lamia*. Elite of niet, feit is dat ze er in geslaagd zijn op professioneel vlak een parcours af te leggen dat voor iemand uit de arbeidersklasse met een migratiegeschiedenis niet voor de hand ligt. Wat is hun geheim?
‘Succes’, zeggen de meesten onder hen, ‘hangt van jezelf af. Als je iets wilt bereiken en ernaartoe werkt, dan zal het je zeker lukken. Maar als je het niet echt wilt, dan lukt het uiteraard niet.’ En dus is je eigen inzet de beslissende factor in jouw succes. ‘Maar ik ken genoeg mensen die veel wilskracht hebben maar toch niet de kans krijgen om iets met die wilskracht te doen’, merkt gastro-entroloog Talib op. ‘Tegelijkertijd heb je mensen die alles hebben en daar niets mee doen.’
Het zijn de ouders
Maar wat betekent dat concreet, succes willen? Dat begint uiteraard heel vroeg. In de lagere school, zo niet vroeger. En dus is de rol van de ouders cruciaal, vindt de meerderheid.
Hoewel, ook hier zijn er verschillen. Terwijl sommigen de rol van hun ouders bovenaan de lijst van succesfactoren plaatsen, zeggen anderen dat die rol vrij beperkt was. Khadija*, een medewerkster bij een federale overheidsdienst, zegt dat haar succes op school en dat van al haar broers en zussen voornamelijk te danken is aan haar ouders. ‘Onze studies waren heel belangrijk voor onze ouders’, vertelt ze. ‘Ze volgden ons van nabij op en hebben bewust gezocht naar een goede school, al woonden we in een concentratiewijk. Er was ook geen verschil in de opvoeding van de meisjes en de jongens. Iedereen moest zich aan de regels houden.’
Ook Samira El Ouafi, HR consultant en psychologisch assistente uit Brussel, zegt dat haar ouders heel bewust met haar studies omgingen. Een succesvolle schoolcarrière ging voor hen hand in hand met buiten het getto wonen. ‘Niet dat ze de middelen hadden om in een rijke buurt te wonen’, zegt Samira. ‘We hebben altijd in een sociale woning gewoond, maar niet in een concentratiewijk. En dat was een bewuste keuze. We waren ook de enige Marokkanen op school. En we hebben allemaal een hogere opleiding gevolgd.’
Voor Lamia was wonen in het hart van Brussel en dus in een concentratiewijk nooit een probleem. Ze heeft daar altijd graag gewoond. En ze woont er trouwens nog altijd. Ook zij is haar ouders enorm dankbaar. ‘Ze hebben me altijd aangemoedigd en gesteund in mijn keuzes. Dat voelde ik in kleine alledaagse dingen. Wanneer ze vroegen of alles goed ging of wanneer mijn moeder in stilte een kopje koffie naar me bracht terwijl ik aan het studeren was.’
Maar niet iedereen is even wiskundig aangelegd als Lamia. En een kopje koffie of een schouderklopje is vaak niet voldoende om kinderen op het pad van ‘succes’ te zetten.
Het zijn de vrienden
Voor Aykut, die voor een consultancyfirma in Antwerpen werkt, is toeval de belangrijkste factor van succes: op het juiste moment op de juiste plaats zijn. Concreet betekent dat in zijn geval: uit de buurt blijven van een jongen wiens gezelschap niet echt stimulerend was voor zijn studies.
‘Ik moest in het vierde jaar voor het eerst blijven zitten en besloot van school te veranderen. Bij de inschrijving zag mijn vader dat die bewuste jongen zich ook kwam inschrijven. Hij besliste om een andere school voor mij te zoeken.’ Volgens Aykut was dat beslissend voor het verdere verloop van zijn schoolcarrière.
© Bart Lasuy
Het zijn de verwachtingen
Özgür Balci, advocaat aan de balie van Gent, is erg nuchter wat de rol van de ouders betreft. ‘Gezien de vele negatieve omgevingsfactoren, zoals de systematische doorverwijzingen in het secundair naar het beroeps- en het technisch onderwijs en het feit dat er amper rolmodellen waren, blijft de eigen inzet de beslissende factor’, zegt hij.
‘Een gezin kan een scholier wel tot op een bepaald punt ondersteunen, maar zowel inhoudelijk als taalkundig zijn ouders vrij beperkt. Je kunt niet verwachten van je ouders dat ze samen met jou aan tafel een aantal rekenkundige oefeningen maken. Bovendien is het beeld dat ouders hebben van succes vrij beperkt. Vaak denken ze aan traditionele ‘uniformberoepen’, zoals dokter of advocaat. Toen ik bestuurskunde ging studeren, wist niemand wat dat was, en ook nu begrijpen sommigen dat niet. Hetzelfde geldt voor richtingen als geschiedenis, sociaal werk, fysica, enzovoort. Niemand kende dat. Wij wisten wél wat we aan het doen waren. Het is dus vooral die attitude van doorzetten die tot succes leidde.’
Demir Ali Köse, een praktijkassistent aan de Universiteit Gent, herkent zich in deze analyse. ‘Toen ik fysica wou gaan studeren, vroeg mijn vader wat dat was. Ik heb met handen en voeten geprobeerd dat uit te leggen maar het lukte niet. Hij vroeg uiteindelijk of ik er een zaak mee kon beginnen. Ik heb maar ja gezegd. Toen was het goed.’
Voor advocate Yeliz Guner was er nog een derde factor die van enorm belang was. ‘Mijn koppige drang naar onafhankelijkheid. Je plaats binnen de maatschappij wordt voor een stuk ook bepaald door wie je bent en welk beroep je uitoefent. Zulke factoren spelen sowieso een rol, maar als vrouw speelt dat dubbel, niet alleen binnen je gezin maar ook binnen je gemeenschap en in de samenleving als geheel.’
Ook Lamia put steun uit haar carrière. ‘In onze gemeenschap is een gezin hebben enorm belangrijk. Aangezien ik niet getrouwd ben en geen kinderen heb, is mijn werk enorm belangrijk.’
Het is de school
Rolmodellen waren er amper voor deze generatie, maar ‘negatieve’ rolmodellen kunnen ook een positieve invloed hebben. ‘“Doe vooral niet zoals wij en zorg ervoor dat jullie voortstuderen”, zeiden broers van mijn vrienden die als arbeiders werkten toen ik in het middelbaar zat’, zegt Demir Ali Köse. ‘Jullie willen toch niet zoals wij eindigen?’, herhaalden de ouders van Khadija aan hun kinderen. ‘De enige manier om niet in een arbeidersstatuut te belanden, was voor hen duidelijk’, zegt ze. ‘Studeren, studeren, studeren.’
Naast de klassieke succesfactoren is er bijna in elk verhaal een factor x die invloed had op het welslagen van de schoolcarrière. Een zus die eerst naar het beroepsonderwijs werd doorverwezen omdat ze in Turkije lagere school deed, zich daarna kon herpakken, naar het algemeen onderwijs terugkeerde en daardoor de begeleiding van haar broers en zussen opnam. Een buurjongen die je aanraadt om voor een universitaire opleiding in plaats van voor een hogeschool te kiezen.
Of een gebeurtenis, zoals een langdurige opname in een ziekenhuis waardoor je Nederlands uitstekend wordt en de leerkrachten je daarna aanraden om naar een betere school te gaan. Of gewoon een leerkracht die je niet laat vallen omdat je onvoldoende de taal beheerst.
Dat laatste is volgens Osman*, een kaderlid in een multinational in Brussel, enorm belangrijk. ‘Ik heb het geluk gehad dat wij heel geëngageerde leerkrachten hadden die ons egalitair behandelden, en dat heeft zijn vruchten afgeworpen’, zegt hij. ‘Ik herinner me nog mijn eerste leerkracht in België. Ik was toen zeven. Hij zei: “Ik ga strenger zijn met jou en je zult harder moeten werken, want alleen op die manier zul je je taalachterstand kwijtraken.” Ik zal hem eeuwig dankbaar zijn, want met de inzet van mijn ouders alleen was dat nooit gelukt.’
‘Zelfvertrouwen komt er niet vanzelf’, zegt Osman. ‘Zelfvertrouwen wordt opgebouwd, en daar speelt de school een belangrijke rol in. Het is toch merkwaardig dat het altijd dezelfde scholen, op dezelfde plaatsen zijn waar de uitstroom van jongeren zonder diploma het grootste is. Voor mij is dit een rapport van de school. Ik weet wel dat het vrij onderwijs dat omzeilt door zwakke leerlingen weg te selecteren. Toch vind ik dat een school verantwoording zou moeten afleggen voor de slechte resultaten van haar leerlingen.’
Het is het doorzettingsvermogen
Maar of een diploma behalen een garantie voor succes is, is een andere kwestie. Je moet ook vechten om aan de bak te geraken. Mutlu Cetin, projectingenieur bij consultancy bureau TEC, moest na negen maanden zoeken toch onder zijn diploma beginnen. Aykut werd in het bedrijf waar hij eerst begon onderbetaald, bleek achteraf. ‘Dat je minder kansen hebt als allochtoon, is een feit’, zegt hij.
‘De groep waarmee ik afstudeerde, was een hechte groep. We hebben samen tientallen sollicitatiebrieven opgesteld. Wie kreeg antwoord? Niet Ahmed of Ergun, wel Tom, Tim en Koen. Een bedrijf binnen geraken is één zaak, er opklimmen is weer iets anders’, zegt Zeynep, die als contractenanalist voor een energiebedrijf in Brussel werkt. ‘Allochtone meisjes hebben over het algemeen meer kansen dan allochtone jongens om in Vlaamse bedrijven aangeworven te worden. Het achterliggende idee is dat allochtone meisjes braaf zijn en harder werken. Zolang je aan dat vooroordeel voldoet, is alles goed. Maar als je binnen het bedrijf wilt opklimmen en je stem wilt laten horen, dan is dat veel minder vanzelfsprekend. Binnen internationale bedrijven kijkt men eerder naar je capaciteiten dan naar je afkomst of religie en je hebt daardoor meer kansen om op te klimmen.’
Het is de gemeenschap
‘De Turkse gemeenschap is tof. Echt waar: toffe mensen. We gaan elke week samen naar het restaurant, met buikdanseressen en al’, zegt Aykut sarcastisch wanneer ik begin over de relatie met de eigen gemeenschap. ‘Want wat is dat: de gemeenschap?’, vraagt Mutlu.
Demir Ali geeft een voorbeeld om die band aan te tonen: ‘Er wonen Turkse families in de buurt, maar wij zijn nog bij geen enkele familie langs geweest. Zij ook niet bij ons. Ik heb ook geen contact met Turkse mensen uit de buurt, ik zeg alleen ‘goeiedag’ bij het passeren. Ligt dat nu aan het leeftijdsverschil met onze buren? Ik weet het niet.’
‘Het heeft meer te maken met de realiteit, waarbij iedereen hard moet werken, ook de vrouwen. Er is gewoon geen tijd voor sociaal contact’, zegt Yeliz. Maar volledig afstand nemen van de gemeenschap is het ook niet. Integendeel, de band blijft sterk.
Alle mensen die we geïnterviewd hebben, zijn op de één of andere manier geëngageerd, in het verenigingsleven bijvoorbeeld, of via hun beroep. Ze beginnen elkaar ook op te zoeken op een georganiseerde manier. Er is bijvoorbeeld Betiad, de werkgeversorganisatie van Turkse ondernemers die onder andere startende ondernemers ondersteunt. En de ABPM, Association Belge des Professionels Musulmans, de Belgische Vereniging voor Moslimprofessionals, die jaarlijks een megaontmoeting organiseert tussen jongeren uit de arme en minder arme wijken van Brussel en professionals die afkomstig zijn uit dezelfde buurten. Die jaarlijkse Journée Declic wil jongeren rolmodellen aanbieden, hun referentiekader verbreden en het grote aanbod van studierichtingen en vormingsmogelijkheden linken aan concrete succesverhalen.
© Bart Lasuy
Het ligt uiteindelijk bij jezelf
Of de gemeenschap zelf stimulerend werkt voor succes hangt voor een stuk van je positie af. De twee dokters die we interviewden, krijgen alleen positieve respons en hebben veel Marokkaanse cliënten. ‘Mijn patiënten zijn enorm blij en fier wanneer ze voor het eerst bij mij komen en ontdekken dat hun dokter van dezelfde afkomst is als zijzelf. Vaak raden ze hun familie en kennissen aan bij mij te komen.’
Khadija gelooft meer in het motto ‘vivre heureux c’est vivre caché’ of ‘gelukkig leven is verborgen leven’. Ze heeft ervoor gekozen buiten Brussel te wonen, in een rustige wijk waar geen sociale controle is. ‘Als je ziet dat zeven op de tien meisjes met wie je opgegroeid bent niets van hun leven hebben gemaakt, ja, dan is een goede verstandhouding moeilijk. Vaak krijg je negatieve opmerkingen over het feit dat je een gezin combineert met een carrière. Het is alsof werken voor een vrouw alleen maar last is. Er is ook veel jaloezie.’
Dat herkent Saïd El Mourabit, algemeen directeur van fastfood keten Ton Ton Chami. ‘Je mag vooral niet tonen dat je het goed doet, zeker als ondernemer’, zegt hij. ‘Succes hebben lijkt wel abnormaal. Dat is verdacht. En ja, er is een stuk jaloezie. Men is succes niet gewoon.’
‘De Vlaming gunt het ons vaak ook niet’, zegt Aykut. ‘Dat zegt mijn buurman letterlijk: “Chapeau dat jij dit allemaal kunt”, zei hij toen ik aan het verbouwen was. “En jij werkt alleen? En gaat je vrouw niet werken? Wij werken nochtans met twee en wij hebben veel moeite om dit allemaal te kopen.” Het heeft dus niets met afkomst te maken. Jaloezie is des mensen.’
‘Steun krijg je pas wanneer je iets bereikt hebt’, zegt Demir Ali. ‘Als je nog bezig bent, merkt niemand dat. Maar wanneer je zegt dat je advocaat bent bijvoorbeeld, dan staat iedereen achter je. “Zie je, we wisten dat je het ver zou brengen”, zeggen ze dan.’
Het is een fantastisch land
Of het de goede of de verkeerde kant op gaat met de Marokkaanse of de Turkse gemeenschap is een moeilijke vraag.
De meesten zijn positief. Met de Turkse gemeenschap gaat het zeker goed, volgens Engin Cetinkaya, algemeen directeur van schoonmaakbedrijf Orisma uit Schepdaal. ‘Kijk naar het grote aantal Turkse ondernemers. En kijk naar de enorme sprong voorwaarts die Turkije maakt.’
‘De Turken zijn brave burgers en zijn ondervertegenwoordigd in de criminaliteitscijfers’, zegt Özgür. ‘Waar ik me wel aan erger, is dat men geen onderscheid maakt tussen mensen van Turkse afkomst en mensen van Oost-Europese origine. Vaak zijn die laatsten de oorzaak van veel overlast en criminaliteit, terwijl de Turken jaren lang aan hun reputatie gewerkt hebben.’ ‘Tja, het zijn nieuwe migranten, het proces van inburgering moet bij hen opnieuw beginnen’, reageert Mutlu.
‘Ik stel vast dat de immigratie nooit gestopt is, en dat heeft de Marokkaanse gemeenschap in België zwaar belast’, zegt dr. Briki. ‘Ik zie het ook in mijn praktijk in Molenbeek. Het proces van integratie moet elke keer opnieuw beginnen.’
Wat de Marokkaanse gemeenschap nodig heeft om een sterke stap vooruit te zetten? ‘Een pak slaag, zou mijn vader zeggen’, grijnst Briki. ‘Grapje. Ik begrijp dat het niet altijd even gemakkelijk is, maar hoe je het ook draait of keert, België is een fantastisch land om in te wonen, en de mogelijkheden die het land biedt zijn enorm.’
‘Wij zijn een sterke gemeenschap en we integreren ons heel snel’, zegt dr. Talib van zijn kant. ‘Maar wat ontbreekt, is de aanwezigheid in de media. Er moet in de media plaatsgemaakt worden voor ons. En we hebben in België als moslimgemeenschap ook geen sterke vertegenwoordiger.’
Ook enorm belangrijk volgens Talib is de mate waarin men de eigen cultuur, geschiedenis en religie kent. ‘Die kennis versterkt je in je identiteit en helpt je te integreren.’
‘De samenleving omarmen en afstand nemen van de wij-zij-retoriek zou een grote stap vooruit zijn’, zegt ondernemer Saïd El Morabit.
En weg met het slachtofferschap, zeggen velen. ‘Een slachtofferschap dat aan beide kanten gevoed wordt’, zegt Saïd. ‘De samenleving zendt voortdurend signalen uit naar jongeren dat ze het slachtoffer zijn van een systeem, waardoor ze zich gaan wentelen in die slachtoffersrol, met alle gevolgen van dien.’
‘Mensen zouden meer durf aan de dag moeten leggen. Hoeveel zelfstandigen hebben de reflex ontwikkeld om even naar hun advocaat te bellen alvorens een beslissing te nemen? Veel te weinig’, zegt Saïd. Ze zouden zich als volwaardige burger moeten opstellen, en vanuit die positie naar zichzelf, de omgeving en de wereld moeten kijken. ‘Want België is een boot waar we allemaal samen in zitten’, zegt Iskender Kapaklikaya, algemeen directeur van vleesverwerkend bedrijf Bey-Et. ‘Wij moeten ervoor zorgen dat hij niet zinkt.’
* Sommigen wilden anoniem blijven, vandaar het gebruik van fictieve namen.
Dit artikel van Samira Bendadi verscheen in het aprilnummer van MO*, www.MO.be