Kapuścinński brengt de verhalen naar buiten van de verschoppelingen en verstotelingen, van hen die zelf niet in staat zijn om hun boodschap over te brengen. Hij bericht over de teloorgang van machtsregimes, het (huidige) koloniale denken van het westen, de demagogie van de democratie.
Mieren en blote voeten. Het zijn slechts twee van de vele details die me zijn bijgebleven na het lezen van De draagbare Kapuścinński. En niet alleen dankzij het wervende voorwoord van Frank Westerman. Zelf zat ik onlangs in een glooiende tuin met pas gemaaid grof gras. Ergens in Frankrijk. Ik genoot van de ondergaande zon, dacht na over de voorbije dag en voelde een kriebel aan mijn tenen. Kleine zwarte mieren baanden zich haastig een weg van mijn kleine naar mijn grote teen, slalommend tussen de drie overige.
Blote voeten passeren meermaals in het werk van Kapuścinński. Ze duiden een bepaalde toestand, vertellen iets over de persoon. Ik had het geluk in het zonnige Frankrijk te zitten, zonder sokken of schoenen, als een vorm van luxe. De blote voeten in het werk van Kapuścinński vertellen een heel ander verhaal.
Ook de betekenis van de mieren verschilt naargelang de situatie. Voor mij waren ze eerder een ongemak, terwijl ze Kapuścinński rust brachten. Hij was net in een hinderlaag gelopen, had het in paniek op een lopen gezet, verdween in een haast ondoordringbare jungle. De kogels floten rond zijn oren. Hij struikelde, viel en bleef verweesd liggen. Wanneer hij uiteindelijk zijn ogen opende, dicht tegen de grond, zag hij de miertjes.
Ze liepen over hun paadjes, de een na de ander, verschillende kanten op. Dit was niet het ogenblik om ze nader te bekijken, maar alleen de aanblik al van die rustig marcherende mieren, de aanblik van een andere wereld, een andere werkelijkheid, maakte me weer helder. Ik bedacht dat als het me zou lukken mijn angst genoeg onder controle te krijgen om mijn oren even dicht te stoppen en alleen naar de trekkende insecten te kijken, dan zou ik min of meer zinnig kunnen gaan denken. Ik lag tussen de dichte struiken, stopte uit alle macht mijn oren dicht en bestudeerde met mijn neus op de grond de mieren.
Vogelperspectief
Kapuścinński belandde in de journalistiek op een moment dat de hedendaagse geschiedenis herschreven werd. Als correspondent voor Polska Agencja Prasowa (PAP, Poolse persagentschap) kwam hij terecht in zowat alle brandhaarden die de 20e eeuw teisterden. Hij vergaarde wereldwijde faam met zijn levendige reportages die de koele journalistiek ruim overstijgen. Kapuścinński doet niet aan objectieve verslaggeving. Hij leeft zich in in een situatie en brengt de grote patronen in kaart. Hij blijft niet hangen bij een enkel detail of anekdote, maar overstijgt het. Zijn blik is meta. Zijn kernwoord, afstand.
Zijn reportages lezen als romans. Kapuścinński neemt de stem over van de mensen die hij heeft gesproken, van de getuigen die hij heeft aanhoort. Hij plaatst hun verhalen in een bredere context, en gebruikt zijn empathisch vermogen om er iets universeel van te maken. Uit allerlei elementen kan Kapuścinński de situatie lezen, zonder dat iemand er hem op wijst. Hij observeert, ontdekt de lijnen en verbindt.
Zijn reportages en portretten vertellen meer over een momentum dan een nieuwsbericht dat zich louter aan de feiten houdt.
Spreekbuis
Kapuścinński maakte er geen geheim van dat hij in zijn boeken de kant van de slachtoffers kiest. Onrecht, onwetendheid stelt hij elke keer opnieuw aan de kaak. Maar hij moet alles ook zelf ervaren om er over te kunnen vertellen. Niettemin past hij zich aan aan de situatie. Voor elk onderwerp zoekt Kapuścinński een aparte stem die het best aansluit bij het thema. Een stem die klank en kleur geeft. Soms laat hij anderen vertellen, maar je voelt als lezer dat hij altijd zelf aan het woord is. Bij elke zin, bij elke uitdrukking klinkt de stem van de auteur door, al lijkt de vorm nog zo verschillend. Om dit te bereiken gebruikt hij specifieke elementen, details die eigen zijn aan het onderwerp, of de periode waarin het zich afspeelt. Toch probeerde hij als persoon in de schaduw te blijven. 'Het gaat om hun gedachten, hun visies, hun overwegingen.'
Hij brengt de verhalen naar buiten van de verschoppelingen en verstotelingen, van hen die zelf niet in staat zijn om hun boodschap over te brengen.
Het verlangen dat onze stem ergens doordringt is een kenmerkende behoefte van mensen die gevangenzitten en zich aan hun geloof in de rechtvaardigheid van de wereld vastklampen als aan een reddingsplank, ervan overtuigd dat gehoord worden wil zeggen begrepen worden en dus ook je gelijk bewijzen en het pleit winnen.
Maar evengoed bericht hij over de teloorgang van machtsregimes, het (huidige) koloniale denken van het westen, de demagogie van de democratie. In 1982 (!) schreef hij al dat de wereld is veranderd, dat Europa niet langer toonaangevend is.
Vandaag de dag bestaat er een heel andere wereld. Op de aardbol zijn honderden patriottismen tot bloei gekomen. Elk volk zou willen dat het eigen land hem toebehoorde en was ingericht overeenkomstig de inheemse tradities. Elk volk bezit nu tot ontwikkeling gekomen eigen ambities, is vrij en onafhankelijk – wil dat tenminste zijn – , koestert zijn gevoelens van eigenwaarde en dringt erop aan dat die gerespecteerd worden.
Eigen boezem
Er ontstond wat gewriemel in de marge toen de biografie over Kapuścinński verscheen waarin gewag werd gemaakt van het feit dat de schrijver/journalist zijn verhalen graag wat aandikte om tot een beter resultaat te komen. Of, anders gelezen, wat Kapuścinński schrijft zijn louter leugens! Dit laatste werd nogal breed uitgesmeerd in de 'professionele' media. Je weet hoe het gaat. Iemand vangt iets op, het wordt overgenomen door anderen en – hoe durven ze! – aangedikt. De pot verwijt de ketel...
Gelukkig weet Frank Westerman hier in zijn voorwoord enige nuance in aan te brengen. Het blijkt dat – oh, ironie – vooral anderen verhalen over Kapuścinński uit hun duim zogen. Ook de uitgevers hebben boter op het hoofd. Om de verkoop van de boeken de hoogte in te jagen, durfden ze Kapuścinński al eens 'heldendaden' toe te dichten in de vorm van ontmoetingen met toentertijd bekende/beruchte figuren (lees: Che Guevara of Patrice Lumumba).
Westerman wijdt in zijn voorwoord ook enkele alinea's aan zijn rol binnen het communisme en zijn hand- en spandiensten voor de Poolse geheime dienst. Ja, hij had een partijkaart van de communistische partij, maar op doodzondes heeft Westerman hem niet kunnen betrappen. 'Het enige echt pijnlijke: een gespreksverslag van een lunch met de Pools-joodse lector Maria Stern.' Iets wat uiteindelijk zonder gevolgen bleef.
Zever, gezever!
Objectieve verslaggeving is in mijn ogen onbestaande. Alleen al de keuze om een bepaald onderwerp te behandelen, en een ander niet, verraadt een subjectieve blik. De heisa die ontstond na de 'onthulling' dat Kapuścinński een leugenaar zou zijn, bevestigt mijn mening alleen maar. Bovendien schrijft Kapuścinński reportages die alles in het werk stellen om de waarheid naar boven te halen. Gek, hé?!
De reportages dragen daarenboven een hoge literaire waarde. Het is niet voor niets dat Kapuścinński als kanshebber voor de Nobelprijs voor literatuur werd genoemd. En dat omdat hij een overtreffende trap van journalistiek beoefende. Wel moet je je hier als lezer van bewust zijn. Iets wat Westerman heel duidelijk stelt in zijn voorwoord.
Uiteindelijk gaat het om een blind samenspel tussen schrijver en lezer, een dans die je aangaat. […] Aangezien de werkelijkheid bij elke verwoording, wat onontkoombaar een vorm van verbeelding is, barsten en deuken of andere vervormingen zal oplopen, zal de ene lezer een karikatuur zien waar de ander heel precies meent te herkennen 'hoe het was'.
Veel schrijvers noemen de scheiding tussen fictie en non-fictie bullshit. De onlangs overleden Amerikaanse schrijver E.L. Doctorow zei: 'Er is niet zoiets als fictie of non-fictie, er is enkel de vertelling.' Doctorow is vooral gekend voor zijn maatschappijkritische romans waarin historische feiten en personages zijn verwerkt. In een interview met The Paris Review verwoordde Geoff Dyer het zo: 'Fiction, nonfiction – the two are bleeding into each other all the time.' In hetzelfde interview zegt hij nog:
I haven’t subjected it to scientific analysis, but if you look at the proportion of made-up stuff in the so-called novels versus the proportion of made-up stuff in the others, I would expect they’re pretty much the same.
Hahaha! Stop dus met al die zever over wat waar is en wat niet, wat feit is en wat fictie, en lees De draagbare Kapuścinński waarin Westerman een mooie selectie maakt uit het werk van de grootmeester. Het zal je doen verlangen naar meer. En je leert nog iets bij ook.
Ryszard Kapuścinński, De draagbare Kapuścinński
Zijn mooiste reportages, gekozen en ingeleid door Frank Westerman
2015 Uitgeverij De Arbeiderspers Amsterdam – Antwerpen