Hoe kunnen wij, als maatschappelijk werkers, een beleid beïnvloeden om een duurzame en globale samenwerking te creëren?

Een duurzame wereld kan enkel gevormd worden in een rechtvaardige wereld. Indien we hiernaar willen streven, moeten alle naties samenwerken aan eenzelfde project: een gezonde en duurzame wereld voor toekomstige generaties.
Hoe kunnen wij, als maatschappelijk werkers, een beleid

Wij willen dat iedereen, ongeacht zijn of haar geboorteland of vooropleiding, de kans krijgt om op uitwisseling te vertrekken.

 

[English version below]

Het Intensief Programma Sociaal Werk en Duurzaamheid (IP SOS) 2013 Antwerpen, was een tien dagen durend programma dat werd gecoördineerd door Jurgen Basstanie en Katrien Verelst (docenten in Sociaal werk op Thomas More, campus Geel). Studenten Sociaal werk uit België, Tsjechië, Finland, Duitsland, Litouwen, Spanje en het Verenigd Koninkrijk werden in Antwerpen uitgenodigd om samen rond een vraag te werken: Hoe kunnen maatschappelijk werkers nieuwe duurzame levensmethodes promoten en agenten van verandering worden?

De Noord-Zuid uitdaging

Relaties tussen noord en zuid worden gekenmerkt door connecties en verbintenissen tussen ‘ontwikkelde landen’ op het noordelijk halfrond en de ‘ontwikkelingslanden’ op het zuidelijk halfrond. (Website Europe, 24/3/2013). Deze definitie focust op ‘hulp’ en niet ‘samenwerking’ en ze promoot een geografische scheiding van de wereld in twee delen.
Maar, deze indeling is niet productief bij het duiden van globale problemen. Een duurzame wereld kan enkel gevormd worden in een rechtvaardige wereld. Indien we willen streven naar een duurzame wereld, moeten alle naties samenwerken aan eenzelfde project: een gezonde en duurzame wereld voor toekomstige generaties. Wanneer we onze krachten en kennis bundelen, kunnen we meer bereiken. Elk land, ongeacht de economische ontwikkeling of geografische ligging heeft een rijkdom aan kennis en ideeën te delen, en deze kennis mogen we niet verspillen.

In eerste instantie moeten wij evolueren naar een open, globale samenwerking. Hiervoor moeten deelnemende landen, gemeenschappen en individuen als gelijke partners met elkaar kunnen onderhandelen en praten. Op globaal niveau moeten zij hun kennis, waaronder ook die van duurzaamheid, en ideeën vrij kunnen uitwisselen. In ‘noord versus zuid’, ‘beter versus slechter’ termen denken is dan overbodig. Deze dichotomie hanteren leidt trouwens enkel naar het mislopen van potentieel waardevolle ideeën. Bovendien wordt uitdokteren wie wat zal doen gemakkelijker. Wie het meest geschikt is voor een bepaalde taak zal blijken uit onderling overleg. We hoeven niet langer te zoeken naar wie ‘verantwoordelijk’, naar wie schuldig is. Kortom, we stoppen met praten, doen is de boodschap!

Verder moeten we ook het ‘noord-zuiddenken’ van politici veranderen, maar dit zal geen gemakkelijke opgave zijn. Politici denken nog altijd in termen van geld. Zo hebben de lidstaten van de OESO zich ertoe verbonden 0,7% van hun BNP aan ‘officiële ontwikkelingshulp’ te besteden. (Website UN millennium project, 24/3/2013). Wij zijn van oordeel dat niet alleen geld kapitaal is, kennis is en moet dat ook zijn.

De noordelijke landen hebben de laatste decennia veel geld aan ontwikkelingshulp geschonken. Toch is er weinig veranderd omdat geld geven niet duurzaam werkt. Dit geld kan beter geïnvesteerd worden in het uitwisselen van kennis en ideeën. Ons concept zou de lokale bevolking rechtstreeks bereiken en hun ervaringen zouden op hun beurt dan weer bijdragen tot de globale, duurzame ontwikkeling (bottom-up-effect).

“De mondiale dimensie verkent wat ons verbindt met de rest van de wereld. Het staat mensen die willen bijleren toe, om te gaan met complexe wereldproblemen en linken te ontdekken tussen hun eigen leven en dat van anderen, plaatsen en problemen wereldwijd. De mondiale dimensie kan betrekking hebben op zowel ontwikkelings- en ontwikkelde landen. Het stelt mensen niet alleen in staat alternatieve toekomsten voor te stellen, maar ook de rol die ze kunnen spelen in het creëren van deze alternatieve en duurzame wereld.” (Website Global footprints, 24/3/2013).

In tweede instantie moet er een internationaal uitwisselingsprogramma komen dat voor iedereen toegankelijk is. Uitwisselingsprogramma’s zoals Erasmus, stages, scholenuitwisselingen, enz. leiden via persoonlijk contact met andere culturen en landen en door andere levens- en werkstijlen te ervaren, tot het verwerven van interculturele competenties. Ook worden de gevolgen van globalisatie en die van het noordelijke consumptiegedrag op het zuiden, duidelijk. Soms worden deze uitwisselingsprojecten gefinancierd door de overheid, maar meestal zijn de deelnemers verplicht nog een fix bedrag zelf te betalen. Het zijn dan ook vooral hoogopgeleide westerlingen die uiteindelijk toegang hebben tot zo’n ervaring.

Wij willen dat iedereen, ongeacht zijn of haar geboorteland of vooropleiding, de kans krijgt om op uitwisseling te vertrekken. Mensen van het zuiden moeten persoonlijk het echte leven in de geïndustrialiseerde landen kunnen ervaren. Een dergelijk universeel toegankelijk uitwisselingsprogramma moet door de VN gefinancierd en ingericht worden. Als maatschappelijk werkers moeten wij het promotionele luik op ons nemen. Met de hulp van de deelnemers kunnen we een campagne rond hun ervaringen lanceren. Deze campagne kan dan wereldwijd verspreid worden via nieuwe media, en steun ervoor kan betuigd worden via een petitie. Om ervoor te zorgen dat dit project duurzaam werkt, is het belangrijk dat de deelnemer na terugkomst in contact blijft met het gastland en zijn netwerk uitbouwt. Zo zal hij zijn werk op voortdurende basis kunnen aanpassen, verbeteren en daarna delen met zijn omgeving. Deze werkwijze zorgt voor een overkoepelend en duurzaam programma dat leidt tot oprechte samenwerking.

Maatschappelijk werkers kunnen het politiek beleid beïnvloeden door zelf mee concepten uit te denken, deelnemers te vinden en projecten uit te voeren. De kloof tussen noord en zuid volledig dichten kunnen we niet maar we kunnen wel het verschil minder groot maken. Iedereen kan hier zijn steentje toe bijdragen. We moeten ons bewust zijn van de gevolgen die aan ons gedrag en onze consumptie gekoppeld zijn, en overstappen naar een duurzamere levensvisie en -stijl. Hierbij hopen wij inspirerend te werken en een rolmodel te zijn voor familie, vrienden, collega’s, buren,…

Ten slotte moeten wij politici en burgers informeren over de noord-zuidproblematiek en moeten we blijven pleiten voor een platform waar vrij en op globaal niveau kennis kan worden uitgewisseld. Maatschappelijk werkers, burgers en politici moeten met elkaar in verbinding staan zodat ze samen sterk staan om actie te ondernemen.

Bronnen

Website UN millennium project, http://www.unmillenniumproject.org/press/07.htm, 24/3/2013
Website Europe, http://www.eionet.europa.eu/gemet/concept?ns=1&cp=11106, 24/3/2013
Website Global footprints, http://www.globalfootprints.org/globallearning/, 24/3/2013
IP SOS! 2013 Lectures and group discussions, 18-24/3/2013

Groepsleden

Judith Kunz, Marie Skripec, Diego Rodriguez Gordo, Yana Debusschere, Sanna Sokolnicki, Maarten Minnaert, Lucie Istokova
 

>>> Alle artikels van de studenten geschreven tijdens het IP SOS zal u in de komende weken vinden in het dossier IP SOS op Kif Kif  

 

[English Version]

North-South
Challenge: How can we, as being social workers, influence policies to create a sustainable global partnership?

------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
North and South relationships are defined by connections and associations between so-called developed countries situated in the Northern Hemisphere and so-called developing countries situated in the Southern Hemisphere. (Website Europe, 24/3/2013). The problem of this definition is that it promotes a helper-helped, a better-lesser dynamic, which seems to focus on „aid“ rather than „working together“, and promotes a geographical division of the world into roughly two regions.

This division is not productive for solving worldwide problems, such as the need for a more sustainable way of living. A sustainable world occurs within an fair world. The idea is that for a more sustainable world all nations need to work together on the same project: a healthy and sustainable world, for future generations to live in. Together we can do more. That means that we can all learn from each other, every country no matter of the economic development or geographical location has much knowledge to share. We should not waste this knowledge.

Firstly, our suggestion is to make a transition towards fair global partnership. This should be done by an exchange of knowledge, made possible by a framework for global learning, wherein the participating countries, communities and people are fair partners. This would make it possible to really share all knowledge worldwide, including the subject of sustainability. The theoretical division in a Northern and Southern region is no longer needed, as is the idea of better and lesser developed countries. If we keep the current North-South idea, we will miss a lot of input.

The new dynamic also makes it possible to know who can do what based on who is best at the particular action to be taken, rather than waste time looking for who is responsible. Stop talking, start acting.

The challenge is to change the way of thinking of politicians about the relationships between north and south. The OECD countries have committed to spend 0.7% of their GNP on “official development assistance”. (Website UN millennium project, 24/3/2013) But we think that knowledge has to be the capital and not only money.

So called Northern countries were giving a lot of developmental aid during the last decades, but little has changed, it’s not working sustainably. We can use the money to invest in exchanging ideas and knowledge. Instead of giving money to governments our concepts would reach the people on local level and the impact of their experience would contribute on the global sustainable development (“bottom up –effect”).

"The global dimension explores what connects us to the rest of the world. It enables learners to engage with complex global issues and explore links between their own lives and people, places and issues throughout the world. The global dimension can relate to both developing and developed countries. It helps learners to imagine different futures and the role they can play in creating a fair and sustainable world." (Website Global footprints, 24/3/2013).

Secondly there are already many existing programmes for people to go abroad and learn from a different culture, such as school exchanges, voluntary services, ERASMUS and internships. Through the personal contact with people from other cultures and countries and experiencing different ways of working and living one gains intercultural competences.

But most of the times (well educated) people from the so called northern countries are target groups of those opportunities. They become aware of consequences of globalization and how their life style and consumption effect people in the south.

There are some programmes which are financed by national governments/ ministries but most of the time the participants have to pay a huge amount on their own. We want that anyone, no matter where he or she is from or how well educated he/ she is has the chance to take part in a suitable global exchange programme. By that also people from the south could participate and will see how the real life in industrialized countries is. So we need a universal programme that makes it accessibly for everybody. The UN could be responsible for financing and creating it. The role of a social worker would be to promote such a programme. To start we can evaluate the experiences of people who already participated in various exchange programmes and create for example a campaign about their gained knowledge. Through the use of new media this can be spread all around the world and mobilize people to support the idea. With a petition people can express that they are in favour of the programme.

This is a kind of advocacy work that social workers can do.

To make the programme sustainable it is important that after coming back a network is used to constantly improve one’s own work. Participants have to spread their gained knowledge in their region. For example a group of social workers from different regions in Belgium visits a group of social workers in Mali to see their projects, discuss similar and differing challenges and create a network.

This makes the programme holistic and sustainable and ensures a fair partnership.
But what can Social workers do to influence policies? Social workers can be involved in the concept making, carrying out of the programme and looking for participants.

We cannot make the situation between north and south completely equal, but we can try to make it fair. However, we social workers and everybody, can start with little things to create a more sustainable world, we have to be aware of all the consequences of our behaviour, consumption and change it to a more sustainable lifestyle. So that we can be a role model for our friends, work mates, neighbours, … .

To conclude, as social workers we can inspire both the people and the policy makers through education and advocacy to share knowledge globally via a fair exchange of ideas. That way we connect social workers, policy makers and people and empower and strengthen their capacity for action.

Resources

Website UN millennium project, http://www.unmillenniumproject.org/press/07.htm, 24/3/2013
Website Europe, http://www.eionet.europa.eu/gemet/concept?ns=1&cp=11106, 24/3/2013
Website Global footprints, http://www.globalfootprints.org/globallearning/, 24/3/2013
IP SOS! 2013 Lectures and group discussions, 18-24/3/2013

Group members

Judith Kunz, Marie Skripec, Diego Rodriguez Gordo, Yana Debusschere, Sanna Sokolnicki, Maarten Minnaert, Lucie Istokova