LETTERLIJK. Chokri zoekt antwoorden

Nu de stem van Fouad Belkacem van Sharia4Belgium is gesmoord, wordt het tijd dat de moslimgemeenschap een grondig debat voert over welke islam ze wil, zegt Chokri Ben Chikha, theatermaker met islamitische roots. Hij geeft de voorzet met een open brief aan alle moslims.

Dit artikel verscheen in De Standaard op maandag 18 juni 2012

Nu de stem van Fouad Belkacem van Sharia4Belgium is gesmoord, wordt het tijd dat de moslimgemeenschap een grondig debat voert over welke islam ze wil, zegt Chokri Ben Chikha, theatermaker met islamitische roots. Hij geeft de voorzet met een open brief aan alle moslims.
 

Beste lezer,

De laatste weken regent het weer opinies over moslimextremisme. Ik denk hierbij steeds terug aan een voorval van een paar maanden geleden. Op 28 februari 2012 speelde ik met Action Zoo Humain de voorstelling ‘De Finale: een stand-up tragedie’ tijdens de Cultuurdagen in de Singel. Een one man show waarin ik op tragi-komische en semibiografische manier geschiedenis en de hedendaagse ontwikkeling van de beeldvorming rond etnische minderheden in vraag stel. Het publiek bestond uit een diverse groep studenten van de lerarenopleiding van onder andere de Artesis Hogeschool. Ze hadden vrijwillig voor onze voorstelling gekozen. Een groepje moslimstudenten uitte tijdens en na mijn voorstelling hun ongenoegen. Ze voelden zich gekwetst en beledigd en verwoordden hun onvrede als volgt : ‘dit is tegen de islam’, ‘dit mag niet volgens de islam’ en ‘je maakt moslims belachelijk’. Een studente verliet ostentatief de zaal. Na de voorstelling komt ze terug met een paar vrienden. Samen met enkele moslimstudenten uit het publiek roepen ze mij ter verantwoording. Deze reacties van een groep studenten -voor alle duidelijkheid: geen extremisten- hebben mij aan het denken gezet. Over jongeren en cultuur, over traditie en vrije meningsuiting, over het belang van vragen stellen in een gesprek waarin nog steeds teveel zomaar wordt aangenomen als het over de ander gaat. Als antwoord op hun vele vragen en bedenkingen, besluit ik hen een brief te schrijven.

Daarin wil ik een aanzet geven voor een interactief denkproces rond islambeleving in Vlaanderen.

De bedoeling is dat dit een aanzet wordt voor een interactief e-boek waar een hele resem aan ‘moslimstemmen’ samen en in dialoog nadenken over de toekomst van de islam in België.
Ik richt me tot elke moslim en ga expliciet in dialoog. Ik pretendeer dus niet alle wijsheid in pacht te hebben. Alle reacties zijn welkom, meer nog, ze zijn noodzakelijk.

Enerzijds probeer ik vanuit mijn persoonlijke ervaring met bovenvernoemde voorstelling na te gaan wat er bedoeld wordt met kwetsend en beledigend. Ook verwoord ik mijn zorgen over enerzijds het groeiend conservatisme en anderzijds de slachtofferrol waarin moslimjongeren zich zelf vaak opsluiten ook al begrijp ik dat ze vaak een reactie zijn op sociaaleconomische uitsluiting, racisme en vernedering. Dat er in die domeinen dringend structurele maatregelen moeten getroffen worden staat buiten kijf. Toch zal ik het in deze brief daar niet over hebben, hoewel ik het belang ervan heel hoog inschat, ook in het kader van deze discussie. In deze brief gaat het mij over de vraag hoe het komt dat jongeren in naam van de islam allerlei zaken veroordelen die eeuwenlang normaal waren in de zogenaamde moslimlanden. Ik doe een poging om een aanpak en toenadering te formuleren. Ik herbekijk mijn rol als kunstenaar. Mijn voorkeur gaat daarbij naar een aanpak die wakker schudt, een aanpak die aanzet tot kritisch zijn, tot dingen in vraag stellen. De denkoefening die ik in deze open brief tentoonspreid is gericht op het verrijken van de islambeleving in Vlaanderen. Dit vanuit de idee dat ik niet zie waarom moslim-zijn artistieke vrijheid in de weg moet staan, integendeel.

1. Komt het omdat ik met mijn islamitische achtergrond de islam-basher een stem geef in de voorstelling?

In de voorstelling De Finale: een stand-up tragedie speel ik verschillende personages: de hoofdfiguur is het semibiografische ‘Chokri personage’, een jongen die op zoek is naar de identiteit van de zwarte naakte naamloze vrouw van het Blankenbergse koloniaal standbeeld van Lippens en Debruyne. De twee andere belangrijke personages zijn: nonkel Omar die de islam verheerlijkt en Marie-Rose Diabaté: een Senegalese danseres die illegaal in België is en die de vriendin wordt van het ‘Chokri personage’. Alle drie worden ze door mezelf gespeeld.

Tijdens de voorstelling vraagt het 'Chokri personage' op demagogische wijze het publiek in de zaal waarom de moslims zich nooit hebben geëxcuseerd voor de gruweldaden die ze hebben begaan in het verleden. Daarna vervolgt het ‘Chokri personage’ met te zeggen, gezien hij zelf moslimroots heeft, ‘bij deze wil ik mij persoonlijk excuseren in naam van al die moslims’. In eerste plaats was dit uiteraard absurd bedoeld. Hoe kan één persoon zich excuseren in naam van een gemeenschap van meer dan 1 miljard mensen?

In de tweede plaats is het getormenteerde ‘Chokri personage’ geïndoctrineerd door het koloniaal en neokoloniaal discours dat moslims als losgeslagen wilden voorstelt. Bovendien duwt het conflict met zijn Arabisch- islamitische ouders hem in de armen van moslimbashers. Ik speelde in de persoon van mijn nonkel Omar zowel de moslimbasher als de conservatieve moslim. Zo tracht ik tijdens de voorstelling de sociaal-culturele kloof aan te kaarten die wordt gecreëerd door moslimbashers en door conservatieve moslims in Vlaanderen.

Wat beide bewegingen delen is het verwerpen van de vrijheid van eenieder om zichzelf te zijn en de angst voor elke vorm van aanraking met, elke vorm van appreciëren van verschillen. Als kunstenaar probeer ik in mijn voorstelling in de huid te kruipen van zowel de moslimbasher als de conservatieve moslim. Hiermee veroorzaak ik soms een crash met een deel van mijn publiek. Waarom zoek ik dat op?

Niet uit bewondering voor conservatieve moslims of moslimbashers maar om hun beweegredenen te begrijpen en vooral hun bouwstenen, stereotypen, te ontrafelen. Stereotypen zijn krachtig omdat ze een deel van de waarheid vertellen maar niet de volledige waarheid. Ook stellen ze de mens gerust, vooral diegenen die op zoek zijn naar hun identiteit of die zich uitgesloten of onbegrepen voelen. Ongetwijfeld kan het voor de jonge moslim in het publiek vervelend zijn om te kijken naar een islambasher en kan het leiden tot kwaadheid maar dient kunst juist niet om stereotypen de deconstrueren om de werkelijkheid te herleiden tot haar naakte zelve?

Maar ik vermoed dat er meer is. Want na de voorstelling werd er voortdurend gesproken over het feit dat ik door de islambasher op te voeren de studenten geraakt heb in hun islamitische identiteit. Ik kreeg toen vragen en opmerkingen over mijn en onze ‘islamitische identiteit’. Maar wat is dat?

2. Komt het omdat we islamitische identiteit zo nauw interpreteren?

Zoals de Libanese schrijver Amin Malouf het verwoordt, dragen wij, kinderen van de tweede of derde generatie migranten, en evengoed ook ‘de rasechte’ Vlamingen een ‘meervoudige’ identiteit met ons mee. Of we dat nu willen of niet. In mijn brief aan de studenten trachtte ik duidelijk te maken dat in elke migrant een deel Vlaanderen of Antwerpen huist, maar ook een deel Marokko, Tunesië of Turkije. Hebben we gekozen voor die meervoudige identiteit? Nee, maar laten we er het beste uit halen, toch?

Extremistische moslims - en conservatieve in mindere mate - bieden hun volgelingen de illusie dat ze geen meervoudige identiteit hebben en dat zij ‘de ware’ islam verkondigen, terwijl het steeds gaat over een bepaalde interpretatie van de islam. Standaard is de zin: dat mag niet volgens mijn islamitische identiteit die gebaseerd is op dé islam. Dé islam? Welke islam? Men zegt niet : volgens mij zegt de islam dit of dat, nee, men strooit zand in de ogen door een paar soera’s te prevelen en te verklaren dat de islam dat zegt. Maar de islam zegt natuurlijk nooit zelf iets.

Ook niet-moslims uit extreem Vlaams-nationalistisch en fundamentalistisch christelijk of atheïstische hoek verwijten vaak van alles aan dé islam, en niet aan een bepaalde strekking binnen de islam. Ook zij zien maar één islamitische identiteit.

En aan interculturele conflicten geen gebrek en niet zelden leidt dat over een discussie over de aard van de islam, over haar essentie. Dit zorgt voor een sterk gepolariseerd multicultureel debat in Vlaanderen dat wordt beheerst door stereotypen. Ik vroeg de studenten: waar staan wij dan, als Vlamingen met islamitische roots? Dienen wij ons door die opdeling persoonlijk aangesproken te voelen? Zijn wij betrokken partij, vallen we bij deze automatisch in een bepaald kamp?

De vraag lijkt absurd, maar tegelijk kunnen we ons, volgens mij, niet langer veroorloven om niet zelf onze positie te gaan bepalen. Zo niet, dan bepalen zij die het hardst roepen toch hoe onze wereld er uit moet zien. Tot voor 9/11 heb ik dat zelf lang onderschat. Ik heb zelf lang gedacht dat extremistische of simplistische voorstellingen van de wereld altijd wel weer genuanceerd zouden worden door de redelijkheid en gematigdheid van de meerderheid van de bevolking. Maar het blijkt een uiterst complexe materie. Politici, wetenschappers en kunstenaars van alle geloofsovertuigingen breken hun hoofd erover, maar soms lijken we geen meter verder te komen. Zo ben ik mij gaan afvragen: ga ik akkoord met de breuklijnen die de media of een extreme minderheid voor ons uittekenen? Hoe ga ik om met stereotypen over dé islamitische identiteit? En kunnen we door het spelen met stereotypen die breuklijnen overbruggen?

Conflictueuze meervoudige identiteit

Als kunstenaar probeer ik stelling in te nemen door vragen en bedenkingen op te roepen door middel van de voorstellingen die ik maak. Mijn laatste voorstelling De Finale: een stand-up tragedie, die de studenten bijwoonden ging precies daarover. In de mengeling van theater en comedy, tast ik meer posities af dan diegene die ons, kinderen van de migratie, doorgaans worden uitgetekend. Hoe tracht ik dat te doen? Ik vergroot het conflict in mijn eigen meervoudige identiteit. Zo voerde ik mezelf in De Finale: een stand-up tragedie op als een ambitieuze balletdirecteur, geile koloniaal, moslimbasher, overijverige humanitair werker, wereldvreemde onderzoeker, … Ik schotel het publiek geen harmonieus geheel voor, maar maak hen getuige van een conflict. De verschillende rollen die ik vertolk, laat ik botsen met de stereotiepe verwachting van het publiek. Doordat ik zelf islamitische roots heb, wordt dit spel geladen. Zo denk ik dat de moslimstudenten geschokt waren door geconfronteerd te worden met iemand met een islamitische identiteit vol tegenstrijdigheden.

Maar is zo’n meervoudige identiteit niet dichter bij de realiteit van eenieder? Want hoe afgelijnd je identiteit ook is, het is een veelzijdig en veranderlijk gegeven. En is het juist niet mijn taak als kunstenaar om mijn publiek bewust te maken van die dynamiek?

Ooit volgde ik in Amsterdam les bij de islamitische theoloog en historicus Mohammed Arkoun. Hij stelde toen de vraag of, gezien de mens steeds ter oordeel kan worden geroepen, ook Allah ter oordeel kon worden geroepen. Conservatieve moslims vielen van hun stoel en verstoorden zijn les. Dat is een interessante vraag, toch? Ik ben geen religieus specialist, maar ik vermoed dat Allah ons niet verboden heeft om te denken. Bijgevolg vermoed ik dat hij geen problemen zal hebben wanneer we vragen stellen om bewuster in het leven te staan en bewuster met religie om te gaan. In die zin stonden de studenten en ikzelf misschien veel dichter bij elkaar dan we op het eerste zicht dachten.

Van exotische attractie tot gevaarlijke carnavalsvereniging

Sommigen binnen de moslimgemeenschap hebben het moeilijk om de meervoudige, conflictueuze, dynamische identiteit te aanvaarden. Want die is zoveel moeilijker te beheersen. Nochtans heeft iedereen een dergelijke meervoudige identiteit: we zijn vader of moeder, zoon of dochter, zelfstandige, werknemer of werkgever. We zijn Belgische Turken, Marokkanen of Tunesiërs… We zijn moslims, joden, christenen of atheïsten. We herbergen dus allen heel veel verschillende identiteiten.

Ondanks al die verschillende identiteiten hebben we als (kinderen) van migranten allemaal meer gemeen dan we denken. Mijn ouders en de ouders van velen in de zaal verhuisden naar België. Onze ouders groeiden op in een vreemd land en gingen terug op zoek naar de basis van hun identiteit, hun roots, de islam en haar rijke en tegelijkertijd soms bekrompen erfgoed. Het enige gevaar daarbij is dat we ons gaan opsluiten in het verleden, ons gaan afzonderen van de buitenwereld, het gesprek stopzetten en zo een exotische attractie of erger nog ‘een gevaarlijke carnavalsvereniging ‘ als Sharia4Belgium worden.

Toen ik de brief schreef naar de studenten, moest ik denken aan een uitspraak van de Egyptische schrijfster Nawal el Saadawi: ‘De prijs voor vrijheid is hoog maar die voor slavernij is nog hoger’, zelf maakte ik ervan: ‘de prijs van het zoeken naar je identiteit is hoog, maar die van karikatuur van jezelf te zijn, is nog veel hoger’. Het is niet gemakkelijk voor velen maar gelukkig zijn er talloze voorbeelden uit het oosten en het westen die door hun complexloze zoektocht naar hun meervoudige identiteit op een kunstzinnige of wetenschappelijke manier voor zichzelf en voor anderen veel hebben betekend. Taboe doorbrekende Marokkaanse schrijvers Mohammed Choukri en Abdellah Taia, de schrijver Salman Rushdie, theoloog en historicus Mohammed Arkoun, om maar enkelen te noemen.

Kan het zijn dat juist het niet aanvaarden van die meervoudige identiteit de problematische houding van verschillende conservatieve moslims hebben met homoseksualiteit, met artistieke vrijheid,…kan verklaren? En zien jullie dat niet als een groot probleem? Zo komen de basisvrijheden van ons allen, ongeacht wie we zijn, op de helling, toch? Moeten we net die verschillende identiteiten van anderen niet aanvaarden? Is die vrijheid van anderen om zichzelf te zijn, niet dezelfde vrijheid die ons toelaat om onszelf te zijn? Daarom denk ik ook dat we daar niet krampachtig moeten over doen. En dat we er zelfs soms moeten mee kunnen lachen. Wat misschien alweer een mogelijke verklaring kan zijn van de woede. Want lachen met de islam ligt nog steeds bijzonder moeilijk, ook hier in Vlaanderen.

3. Komt het door de humor?

Het tonen van een conflictueuze, meervoudige identiteit kennen we allemaal van bij de joods-Britse komiek Sacha Baron Cohen met zijn alter-ego’s Borat, Ali G en Brüno. Ook hij wordt vaak geconfronteerd met onbegrip, want als jood toont hij enerzijds, dat mensen nog steeds antisemitisch en racistisch zijn; anderzijds, spaart hij zijn kritiek niet op de joodse gemeenschap zelf. Door in al die verschillende gedaantes te kruipen, speelt hij met de stereotypen en machtsmechanismen tussen verschillende bevolkingsgroepen.

De studenten mochten vrij kiezen om naar mijn voorstelling De Finale: een stand-up tragedie te komen kijken, ook stond er volgende korte inhoud van de voorstelling in de programmatekst van de Cultuurdagen:

Sessie 37: Heldendood voor de Beschaving: De finale – Chokri Ben Chikha
Een stand-up tragedie

Chokri Ben Chikha gaat op zoek naar zijn zwarte vrouw, zijn Black Venus. Deze zoektocht brengt hem langs Leopold II, koloniale helden Luitenant Lippens en Sergeant De Bruyne, wielerheld Frank Vandenbroucke, Geert Wilders, Jef Geeraerts, Maurice Béjart, dierenhandelaar Carl Hagenbeck en MTV clips.

De Finale is een stand-up tragedie over het koesteren en vernietigen van de ander.
Chokri Ben Chikha is geboren in 1969 en is van Tunesische ouders. Groeide op in Blankenberge. Studeerde geschiedenis aan de Universiteit van Gent. Stortte zich in de kunst als danser, choreograaf, acteur en theatermaker. Verliet zijn gezelschap, Union Suspecte, om zich te concentreren op zijn doctoraal onderzoek in de kunsten aan de Koninklijke Academie voor Schone Kunsten/Hogent. Reflexie en theatraal experiment staan er centraal. Vanuit die context richt hij in 2009 Action Zoo Humain op.

www.chokribenchikha.be

Ik dacht met deze omschrijving al een voorzet te geven aan de kijker dat het een absurde voorstelling is die tragisch en komisch zou worden. Toch was er diepe ontgoocheling bij de moslimjongeren. Hadden bepaalde jongeren iets anders verwacht? Kwam dat door het woord ‘stand-up’ in de titel? Of waren zij vooral verrast dat iemand met een Arabische naam als ik tegelijk zo kritisch of provocerend kon zijn ten opzichte van de islam?
Met de groteske uitwerking van de ‘Chokri-figuur’ werd wel gelachen als hij racistische uitspraken deed ten aanzien van zwarte vrouwen maar als het islamitische thema’s aangekaart werden ontstond vijandigheid. Hoe kan het er met het een gelachen kan en mag worden en met het andere niet?

Sommige moslimstudenten wierpen tegen dat er wel gelachen mag worden en dat ze vaak naar stand-up optredens gaan van ‘goeie’ moslims. Bedoelen zij dan groepen in het genre van ‘Allah made me funny’, die groep van Amerikaanse stand-uppers? Volgens hen gaan islam en humor samen, ze maken grappen over hun geloof en daarnaast persifleren ze de angst van niet-moslims. Een zeer goeie aanzet. Maar hoe langer ik keek naar hun shows hoe meer ik vaststel dat de ‘ocharme ik’ -humor snel de bovenhand neemt. We zijn het slachtoffer na 9/11, doordat we baarden dragen, doordat we er oosters uitzien, doordat we een vreemde naam hebben….. Die mannen doen hun beklag zonder echt iets van zichzelf ter discussie te stellen. Sommige Antwerpse moslim stand-up comedians zijn in het zelfde bedje ziek. O wee als het over heiligen gaat, daar wordt niet mee gelachen. Reden: ze zijn heilig. De angst om taboes aan te kaarten.

Als ik een rode draad zoek in de opmerkingen van de moslimstudenten na de voorstelling, leken ze vooral verontwaardigd omdat ik persoonlijk een aantal taboes in de islamitische cultuur zou hebben overschreden. “Je mag niet spreken tot onze profeet Mohammed. Die is heilig. Je doorstreepte de naam Mohammed en nam afstand van het geloof. Dat is verboden. Je vraagt in de zaal wie zich al bekeerd heeft en je maakt ze belachelijk, je maakt alle moslims belachelijk.”.

Ik zou de al uitgesloten en beschimpte moslims nog meer beledigd hebben en hen in een negatief daglicht hebben geplaatst. Nochtans probeer ik, zoals gezegd, vooral om de bestaande simplistische voorstellingen rond de islam door moslims en niet-moslims aan de kaak te stellen. Ik wil graag in dialoog treden, vragen stellen. En dat kan niet wanneer bepaalde zaken onbespreekbaar zijn en slaafs geslikt worden. Vragen stellen, en je eigen antwoorden zoeken, daarvoor moet alles aangekaart kunnen worden, daarvoor moet met alles gelachen kunnen worden, ook met heilige huisjes, vooral die heilige huisjes!

Helpt humor niet om de schijnbaar veilige stereotypische en voorgekauwde identiteit in vraag te stellen? Helpt humor ons niet bij het stellen van vragen over traditionele pasklare antwoorden?
In mijn stukken helpt humor , voor mij, om net tastbaar te maken hoe leuk het kan zijn om je eigen identiteit vorm te geven, al zoekend, botsend.

En om vragen te stellen dien je soms posities in te nemen die tegenstrijdig lijken en/of onverdedigbaar zijn. Niet omdat die dan per se de waarheid zijn, maar om het gesprek op gang te brengen. Taboes helpen ons niet vooruit omdat ze ons verhinderen om na te denken. Ik wil praten, communiceren, samen nadenken, met verschillende meningen liefst, maar elkaar toch weer iets beter leren begrijpen en daarom dienen taboes soms ter discussie te worden gesteld. Ik wil erover nadenken zonder dat een extremist, een conservatieveling of zelfs de brave goegemeente mij dat recht ontneemt. Hier hebben conservatieve en extremistische moslims het zeer moeilijk mee, uit een defensieve reflex in deze tijden van dominante islamofobie, uit conservatisme, of vaak uit onwetendheid. Nochtans kan dit ons alleen maar zelfbewuster maken, dynamischer, en dus verrijken. Of vergis ik me?

4. Komt het door het gebruik van ‘faction’, grensgebied tussen fictie en realiteit?

De studenten waren, denk ik, in de war. Ze verwarden het personage Chokri met mijzelf als Chokri.

Ik koos ervoor om mezelf als maker op te voeren in mijn werk en me niet te verschuilen in de ‘safe haven’ van een puur fictief personage. Als maker helpt het mij om in een grensgebied tussen realiteit en fictie te werken: ‘faction’, om door die dubbelzinnigheid verwarring te zaaien. Pas dan gaan mensen zich opnieuw vragen stellen. Vandaar dat ik ook in veel van mijn stukken onder mijn eigen naam Chokri speel, ook al is het hoofdpersonage niet meer dan dat: een personage, een alter-ego. Het personage in ‘De Finale: een stand-up tragedie’ is in de war, door zijn Arabisch-islamitische afkomst, door zijn jeugd in een Vlaams kustdorp met een hoop racisten en gelukkig ook straffe humanistische christenen en atheïsten, door het oervlaamse onderwijssysteem dat vanuit het blanke Europa is bedacht. Mijn ‘Chokri personage’ is duidelijk in identiteitscrisis, hij heeft een obsessie voor zwarte vrouwen en voor zwart-Afrika en negeert zijn Arabisch-islamitische afkomst.

Hij begint te experimenteren en zich dingen in te beelden, en probeert zo de verbeelding van het publiek aan te spreken. Want vooral vanuit de verbeelding kan je iemand anders gaan begrijpen. Dat bepleit ook cultuurfilosoof Marc Colpaert in zijn boek ‘Tot waar de beide zeeën samenkomen. Verbeelding, een sleutel tot intercultureel opvoeden.’ De titel is geïnspireerd op een vers uit de koran: “Ik zal niet ophouden tot ik de plaats bereik waar de beide zeeën samenkomen.” Gaat het om de zeeën tussen wij en zij, tussen fictie en realiteit?
Hoe het ook zij, ook als publiek heeft die mengvorm tussen realiteit en fictie zijn voordelen: door de twijfel en de vragen die ik oproep, wordt er niet zozeer een boodschap gepredikt, maar kan je zelf op zoek gaan naar antwoorden, word je zelf gevraagd om stelling te bepalen. In zekere zin word je op die manier mede auteur van het stuk.

Een ander voordeel van de realiteit-fictie strategie is dat ik het echt over het dagelijkse leven kan hebben en daarbij rechtstreeks met het publiek in gesprek kan treden… en dus ook met mij. Zo stelde ik in De Finale de vraag of er mensen in de zaal waren die iemand kenden die zich bekeerd had tot de islam; niet met de bedoeling het publiek belachelijk te maken, maar alweer om het publiek te betrekken en zelf een stem te geven.

Op die manier gaat kunst over het leven, en kan ze helpen om op haar manier die sociale kloof te overbruggen tussen moslims en niet moslims maar evengoed tussen moslims onderling, al was het maar door er samen over na te denken, want twee hoofden weten meer dan één. Kunst kan op die manier een machtig middel zijn.

En daar zit juist het probleem, volgens mij. Meedenken, meediscussiëren, het in vraag stellen, verwarring, conservatief of stereotiep denken weert zich ertegen als een duivel in een wijwatervat. Alles moet eenvoudig zijn, verdeeld in duidelijke rollen en regeltjes die niet meer worden bevraagd.

Er is volgens mij een sociaal culturele breuk aan de gang. We verstaan elkaar soms niet. Daar zitten we soms in vast. Maar ik geloof nog steeds dat kunst dat in beweging kan brengen. En dat is ook gebeurd: de studenten zijn met hun vragen op mij afgestapt. Dat alleen al vind ik hoopgevend, want dan kan een gesprek ontstaan, een ontmoeting en een ontdekking van elkaar. Weglopen uit een voorstelling zonder terug te komen, je opsluiten in je eigen gelijk, het weigeren om je opvattingen of identiteit in vraag te stellen, en de ruimte van anderen te ontnemen om hun identiteit op te bouwen zoals zij dat willen, dat is een sociale breuk. De bestaande stereotypen - of het nu gaat over moslims of over katholieken, migranten of locals - worden op die manier alleen maar bevestigd. Maar de studenten zijn uit die stereotypen gestapt.

Als we erin slagen om vanuit een waardevolle maar ook soms versmachtende traditie in gesprek te gaan met de wereld rondom ons, vragen te stellen en te spelen met de stereotypen die er over moslims bestaan, dan pas kunnen we onze eigen identiteit vinden. En dat is volgens mij de uitdaging van onze generatie. Dan gaan we elkaar en onszelf beter begrijpen. Wij, en vooral jullie jongeren, zijn de generatie van de toekomst. Laat dat de generatie zijn die vrij vragen kan stellen, grenzeloos speelt met stereotypen en zich daardoor opnieuw kan uitvinden!

Tenslotte wil ik vernoemde studenten graag bedanken. Het gesprek dat op gang kwam tijdens en na ‘De Finale: een stand-up tragedie’, bracht mij immers tot het formuleren van deze vier bedenkingen, welke op hun beurt, in deze brief, hopelijk een opening creëren naar een debat in beweging. Het gesprek gaat voort, voel je vrij om te reageren op mijn brief, spreek en discussieer. We kunnen er enkel maar van leren, we kunnen enkel maar groeien.

Hartelijke groeten,
Chokri Ben Chikha