Wat zijn de oorzaken van een lage aangiftebereidheid bij slachtoffers van racisme, hoe vormen ze uitdagingen voor een effectieve gerechtelijke aanpak van racisme én hoe kunnen deze best aangepakt worden? In dit artikel wordt de conclusie van het onderzoek “De uitdagingen voor een effectieve gerechtelijke aanpak van racisme” samengevat, dat in het kader van een masteropleiding criminologie gevoerd werd. Voor het onderzoek werden 13 respondenten geïnterviewd die slachtoffer zijn van racisme. De belangrijkste bevindingen uit de resultaten worden hier voorgesteld, samen met de beleidsaanbevelingen en aanbevelingen voor verder onderzoek.
Van wantrouwen naar laagdrempeligheid
Volgens de respondenten vormt het gebrek aan vertrouwen in de politie een uitdaging voor een effectieve gerechtelijke aanpak van racisme en dit omwille van verschillende redenen. Zo hebben de respondenten negatieve ervaringen met de politie gehad zoals raciale profilering. Als gevolg daarvan hebben zij het gevoel dat de politie de bestrijding van racisme niet als prioriteit beschouwt. De respondenten merken wel een verschil tussen toen ze jong waren, en nu ze volwassen zijn. Ze kunnen nu de situaties beter relativeren en vinden dat dit thema meer bespreekbaar wordt gemaakt dan vroeger. Het vertrouwen in de politie voelt echter bij een aantal respondenten eerder als een verplichting, omdat deze over het geweldsmonopolie beschikt. Zoals één van de respondenten verwoordt:
“Langs de ene kant ben je natuurlijk wantrouwig omwille van wat je meemaakt, maar langs de andere kant is politie ook de enige instantie waar je terecht kan om aangifte te doen. Als ik bestolen word, dan moet ik de politie bellen. Ge hebt geen keuze”.
De respondenten pleiten voor meer dialoog en ontmoeting tussen de politie en de burgers. Zij vinden dat de eerste stap door de politie gezet moet worden om de vertrouwensband te creëren, en dat ze slachtoffers van racisme op de juiste manier moeten verwelkomen en hen de juiste informatie geven
Deze respondenten vinden dat er te veel gevallen zijn waarbij de politie buitensporig handelt en dit heeft een invloed op hun vertrouwen in de politie. Ze zitten daardoor met veel angstgevoelens en woede tegenover de politie, namelijk angst vooral voor secundair slachtofferschap [bijvoorbeeld door bij het klacht indienen opnieuw racistisch bejegend te worden door de politie, RK] en woede omwille van de trauma’s die ze hebben opgelopen door eerder contact met de politie of wat ze in de media zagen. Verder vinden de respondenten dat de politiekorpsen niet divers genoeg zijn, wat het vertrouwen niet ten goede komt. Ze vinden dat de politie hierdoor niet in staat is om emotionele steun en erkenning te bieden aan slachtoffers van racisme. Dit gebrek aan vertrouwen in de politie kan tot onderrapportage en vijanddenken leiden. Een voorbeeld is de politie ziet bijgevolg alle jongeren als criminelen, en de jongeren zien de politie ook als vijand. Volgens de respondenten heeft dit op zijn beurt gevolgen voor de gerechtelijke aanpak van racisme, omdat het gebrek aan vertrouwen in de politie de slachtoffers weerhoudt om aangifte te doen van racisme.
De uitdaging met betrekking tot het vertrouwen in de politie kan aangepakt worden door de politie laagdrempeliger te laten werken, zodat ze vertrouwen uitstralen. De respondenten pleiten voor meer dialoog en ontmoeting tussen de politie en de burgers. Zij vinden dat de eerste stap door de politie gezet moet worden om de vertrouwensband te creëren, en dat ze slachtoffers van racisme op de juiste manier moeten verwelkomen en hen de juiste informatie geven. Verder moet de structuur van de politie aangepakt worden. Hierbij pleiten de respondenten ten eerste voor diversiteit in de politiekorpsen, om zo meer voeling te hebben met de stadsgemeenschap. Ten tweede vinden ze het belangrijk dat de politie haar macht erkent en haar werking herbekijkt. Vervolgens moeten de politieagenten die buitensporig handelen verwijderd en gesanctioneerd worden. Ten slotte pleiten ze voor consistente opleidingen binnen de politie. Ze willen dat de politie racisme effectief aanpakt en de cijfers bekend maakt om zo de aangiftecijfers te doen stijgen. Dit zou het vertrouwen in de politie versterken en de slachtoffers aanmoedigen om aangifte te doen. Op die manier zou dit de gerechtelijke aanpak van racisme helpen verbeteren.
Een einde aan de straffeloosheid
De respondenten vinden dat straffeloosheid een uitdaging vormt om racisme aan te pakken, meer bepaald omwille van de wetgeving. Zij zijn geen voorstanders van bestraffing in de enge zin van het woord omdat straffen niet bij iedereen werkt. Het kan volgens hen een averechts effect hebben. Als er toch straffen opgelegd worden dan vinden zij deze te licht en/of worden ze uitgesteld. Volgens de respondenten wordt discriminatie niet bestraft omdat dit moeilijk te bewijzen is, dit geldt ook voor haatboodschappen als gevolg van de vrijheid van meningsuiting. Haatmisdrijven daarentegen worden wel bestraft omdat er vaak bewijzen van zijn. Eén respondent kijkt hier kritisch naar en zegt: “Je moet bijna ‘dood’ gaan om serieus genomen te worden.” Volgens de respondenten moeten de straffen vooral tot reflectie aanzetten en zou mediabelangstelling geen rol mogen spelen. Eén respondent zegt hierover: “De straffen moeten gewoon hun ding doen.” De respondenten geven verder aan dat de proceduretijden en -kosten een uitdaging vormen om racisme effectief te bestraffen. De procedure kan lang duren en dit kan de slachtoffers demotiveren. De procedurekosten kunnen hoog oplopen, slachtoffers zijn niet altijd zeker van een schadevergoeding en deze schadevergoeding heeft weinig effect bij grote bedrijven. In gevallen van meervoudige discriminatie moeten, volgens de respondenten, alle kenmerken opgenomen worden omdat de identiteit van een slachtoffer meerledig is. Volgens de respondenten is het gevolg van het niet bestraffen van racisme dat het tot opstanden kan leiden in de samenleving. Het geeft het signaal dat racisme getolereerd wordt en hierdoor zetten de daders hun haatactiviteiten verder. Dit heeft op zijn beurt gevolgen op de slachtoffers omdat ze het nut van aangifte niet inzien, en zonder aangiftes kunnen er geen sancties opgelegd worden. Het is dus een vicieuze cirkel die doorbroken moet worden.
In het geval van meervoudige discriminatie vinden de respondenten het belangrijk dat het slachtoffer erkenning krijgt voor alle kenmerken waartoe die/hij/zij behoort, en dat de dader gestraft wordt voor het gehele misdrijf
De uitdaging betreffende straffeloosheid kan volgens de respondenten aangepakt worden door alle feiten van racisme serieus te nemen, en niet enkele degenen die media-aandacht krijgen. Daarnaast geven ze aan dat daders van racisme niet enkel moeten worden gesanctioneerd, maar dat ze ook een traject moeten volgen. De bedoeling daarvan is de daders tot inzicht te brengen over hun gedrag. Verder pleiten ze voor het digitaliseren van de klachten. Dit moet de procedures korter en laagdrempeliger maken. Ook de schadevergoeding moet aangepast worden aan de capaciteit van de dader of het bedrijf dat discrimineert. In geval van haatboodschappen moet de wetgeving concreter worden gemaakt en moet er een duidelijke definiëring zijn van de vrijheid van meningsuiting, zeker als het gaat om online haatboodschappen. De respondenten vinden het essentieel dat bij haatmisdrijven het haatmotief [motief dat tot verzwarende omstandigheid leidt om het misdrijf als haatmisdrijf te categoriseren, RK] opgenomen moet worden bij de aangifte. Zij vinden verder dat discriminerende opmerkingen gesanctioneerd moeten worden, maar ze zijn zich wel bewust van het subjectieve karakter ervan. Daarom pleiten ze voor een participatief beleid om richtlijnen en grenzen te bepalen. In geval van meervoudige discriminatie vinden de respondenten het belangrijk dat het slachtoffer erkenning krijgt voor alle kenmerken waartoe die/hij/zij behoort, en dat de dader gestraft wordt voor het gehele misdrijf. Op die manier kan de straffeloosheid van racisme aangepakt worden om zo de aangiftebereidheid bij de slachtoffers te doen stijgen.
Versterk de positie van slachtoffers
Ook de rechtspositie van slachtoffers vormt een uitdaging om racisme effectief aan te pakken, omdat de respondenten slechts een beperkte kennis hebben over hun rechten. De rechten die het meest aangehaald worden zijn het recht op een eerlijk proces (een klacht neerleggen) en het recht op juridische ondersteuning (een advocaat). De respondenten hebben weinig kennis over het verloop van gerechtelijke procedures, en bij een aantal respondenten werd de zaak geseponeerd. Ze kunnen een aantal hulporganisaties opsommen, die hen helpen bij het indienen van een klacht en bij het starten van een procedure. Het gaat vooral om organisaties uit het middenveld zoals Kif Kif vzw, het Minderhedenforum, Hand in Hand tegen Racisme en het CAW (Centrum Algemeen Welzijnswerk). De respondenten zijn voorstanders van de verschuiving van de bewijslast [De bewijslast zou volgens hen bij de verweerder moeten liggen. Die moet dan bewijzen dat er geen discriminatie heeft plaatsgevonden, RK] om hun rechtspositie te versterken, maar vinden dat deze in de praktijk weinig toegepast wordt. Ze zijn ook voorstanders van praktijktesten en het gebruik van de resultaten als bewijs. De praktijktesten zijn dan wel fictieve situaties, maar het gedrag van de dader (bv. verhuurder) is wel strafbaar. Een deel van de respondenten vindt echter dat de resultaten van de praktijktesten niet publiek mogen worden gemaakt, omdat deze het 'slachtoffer' en het bedrijf kunnen schaden. Het andere deel van de respondenten vindt dat de resultaten van het bedrijf wel publiek mogen worden gemaakt, maar die van het slachtoffer niet. De respondenten erkennen dus dat slachtoffers van racisme zich in een kwetsbare rechtspositie bevinden omdat racisme moeilijk te bewijzen is. Volgens de respondenten is het vooral omwille van de bewijsproblemen dat de rechtspositie van de slachtoffers een uitdaging vormt om racisme gerechtelijk aan te pakken.
De respondenten vinden het belangrijk dat hulporganisaties uit het middenveld serieuzer worden genomen omdat zij zich tussen het macro-en micro-niveau bevinden. Een respondent zegt hierover: “De overheid moet campagnes organiseren en in het middenveld investeren omdat deze rechtstreeks nauw in contact staan met de burgers.”
Volgens de respondenten moet de versterking van de rechtspositie van slachtoffers betreft door de overheid aangepakt worden aan de hand van acties. De respondenten pleiten voor campagnes en brochures, met informatie over de rechten van slachtoffers van racisme. Deze campagnes moeten consistent zijn en de brochures dienen in meerdere talen opgesteld te worden om het brede publiek te bereiken. De informatie moet ook de stappen om een klacht in te dienen bevatten. De toegang tot de informatie over de rechten moet laagdrempelig, bereikbaar en toegankelijk zijn voor iedereen. De respondenten vinden het belangrijk dat hulporganisaties uit het middenveld serieuzer worden genomen omdat zij zich tussen het macro-en micro-niveau bevinden. Een respondent zegt hierover: “De overheid moet campagnes organiseren en in het middenveld investeren omdat deze rechtstreeks nauw in contact staan met de burgers.” Verder moet er meer aan preventie van racisme worden gedaan op scholen en bij de politie, zoals het geven van workshops over de rechten van ieder individu. De respondenten vinden het belangrijk dat de verschuiving van de bewijslast effectief toegepast wordt en dat het niet aan het slachtoffer is om bewijs te leveren, “omdat het al een traumatische ervaring is en dan moet je nog zelf bewijs leveren.” Een aantal van de respondenten vindt de verdeling van de bewijslast een mogelijke oplossing, waarbij ook het slachtoffer bewijs mag leveren. De respondenten willen niet dat het slachtoffer de bewijslevering passief moet ondergaan en dat de dader een vorm van macht overneemt. Het is verder aan de overheid om praktijktesten te organiseren. Deze moeten systematisch gebeuren en gedocumenteerd worden om betrouwbaar en valide bewijs te kunnen leveren. Volgens de respondenten zou dit de rechtspositie van slachtoffers versterken en hen aanmoedigen om aangifte te doen. Op die manier zou dit de gerechtelijke aanpak van racisme helpen verbeteren.
Onderzoeksaanbevelingen
De respondenten van dit onderzoek zijn doorsnee hoogopgeleid, volwassen en tewerkgesteld. Ze begrijpen de insteek en de vragen van het onderzoek en kunnen zich goed uitspreken over het onderwerp. Het lijkt daarom aangewezen om bij verdere onderzoek mensen te interviewen die zich in een kwetsbaardere positie bevinden in de samenleving zoals mensen op de vlucht, nieuwkomers, asielzoekers, anderstaligen maar ook jongeren. Het is mogelijk dat deze groepen meer moeite hebben zich uit te spreken over racisme en hun rechten niet kennen. Deze groepen kunnen moeilijk te bereiken zijn, en zo een dark number [een deel van de problematiek is onbekend, omdat die nergens geregistreerd is, RK] vormen.. Om meer diverse resultaten te bekomen is het interessant na te gaan wat zij nodig hebben om aangifte te doen en hoe hun mensenrechten beschermd kunnen worden. Dit kan gedaan worden in samenwerking met organisaties die zich bezighouden met deze kwetsbare groepen zoals Fedasil, Dokters van de wereld en scholen. Een tweede en hieraan gekoppelde aanbeveling is onderzoek voeren naar dezelfde doelgroep als in dit onderzoek, maar met meer mensen die aangifte hebben gedaan om meer variatie te hebben. Deze groep vormt ook een dark number en kan een interessante bijdrage leveren aan verder onderzoek. Er kan dan samengewerkt worden met verschillende politiezones door te kijken naar de aangiftecijfers. Tot slot worden discriminatie, haatboodschappen en haatmisdrijven in het onderzoek in het algemeen besproken. Een derde en laatste aanbeveling is onderzoek voeren naar één van die vormen en die meer uit te diepen.
Beleidsaanbevelingen
Een eerste aanbeveling voor het beleid is om in te zetten op preventie en sensibilisering van racisme. De respondenten vinden dat dit gedaan kan worden aan de hand van campagnes en brochures, of workshops die georganiseerd worden op school of in politiekorpsen. De informatie die meegegeven wordt moet gaan over wat racisme is, hoe te reageren op racisme, de rechten van slachtoffers, de hulporganisaties, etc. Een tweede en hieraan gekoppelde aanbeveling is het geven van opleidingen aan de politiekorpsen door ervaringsdeskundigen. In de opleidingen kunnen de politiekorpsen leren hoe te reageren op aangiftes van racisme, naar welke hulporganisaties de slachtoffers doorverwijzen, etc. Beide zaken, de campagnes en de opleidingen, moeten consistent gebeuren.
De respondenten hebben regelmatig aangegeven dat de wetgeving aangepast moet worden. Een derde en laatste overheidsaanbeveling is onderzoek voeren naar hoe deze problematiek aangepakt kan worden. Het kan interessant zijn om interviews af te nemen met mensen die zich bezighouden met de wetgeving zoals politici, juristen, advocaten en/of mensenrechtenverdedigers. Zij kunnen aangeven waar de problemen liggen met betrekking tot de wetgeving en wat er nodig is om deze problemen aan te pakken. Op die manier wordt er een evaluatie gemaakt van de huidige wetgeving en de straffen. Het kan ook interessant zijn om de partijen met elkaar te laten debatteren. Op die manier krijgen de slachtoffers van racisme inspraak in het wijzigen van de wetten.
Over de auteur:
Mijn naam is Randa en ik ben van Marokkaanse afkomst. Ik heb mijn bachelor in Sociaal Werk aan de Hogeschool PXL behaald en mijn master in de Criminologische Wetenschappen aan de KU Leuven behaald. Ik heb tijdens mijn studies de kans gehad om als vrijwilliger in de jongerensector te mogen helpen. Op die manier ben ik gepassioneerd geraakt in de thema’s jongeren, onderwijs en ongelijkheid. Ik ben heel erg gepassioneerd in de sociaal-culturele sector en ben een zeer geëngageerd persoon. Ik ben sinds zomer 2022 contributor voor Kif Kif.