Marching in March

Op het slotmoment van de antiracisme betoging op  24 maart gaf Yousra Benfquih een toespraak. Het loont de moeite deze nog eens opnieuw te lezen.

In essentie waren al die mensen kwaad om eenzelfde reden: een gebrek aan gelijkwaardigheid.

 

Doorheen de geschiedenis is maart een maand gebleken waarin mensen kwaad zijn. Ja, kwaad. 8 maart 1908, Chicago, New York: de vrouwen in de kledingindustrie zijn kwaad, eisen betere arbeidsomstandigheden. 21 maart 1960, Sharpeville, Zuid-Afrika: demonstranten zijn kwaad, eisen het einde van de pasjeswetten en de rassendiscriminatie. 7 maart, Selma, 9 maart, Edmund Pettus Bridge, 25 maart 1965, Alabame State Capitol, Montgomery: 25.000 Afro-Amerikanen zijn kwaad, eisen stemrecht. 21 maart, 2012, Union Square, Manhattan: de Million Hoodie March ter nagedachtenis van Trayvon Martin, kwaad.

En 24 maart 2018, Brussel, duizenden Belgen, en ook wij zijn kwaad.

In essentie waren al die mensen kwaad om eenzelfde reden: een gebrek aan gelijkwaardigheid. Omdat ze, in het beste geval als tweederangsburgers werden behandeld, in het slechtste geval van hun menselijkheid ontdaan. Omdat de samenleving waarin ze leefden hen niet als waardig noch als evenwaardig beschouwde, maar in het beste geval als ongewenste gasten, met onbeschofte manieren, een gewelddadige aard, achterlijke gewoonten en in het slechtste geval als op te knopen schorem, op te kuisen uitschot. Klinkt dat bekend in de oren?

Natuurlijk. Dag in dag uit, treden dezelfde mechanismen van racisme in werking in eigen land.

Op de radio, tijdens het aanschuiven bij de kassa in de supermarkt, op de tram, op de speelplaats, de schoolbank: in geen enkel ander land in Europa houdt het onderwijs de ongelijkheid zo hard in stand als bij ons. Dus zijn wij kwaad.

Ook wat de toegang van minderheden tot de arbeidsmarkt betreft, bengelen we in de lijst van EU- en OESO-landen helemaal onderaan. Voor de werkzoekende met een migratieachtergrond duurt het drie keer zo lang om een job te vinden. Dus zijn wij kwaad.

15% van de Belgen leeft onder de armoedegrens, dus zijn wij kwaad, bij de Marokkaanse Belgen is dat meer dan 50%, dus zijn wij kwaad.

We huren appartementen onder fictieve namen omdat de fictie veiliger lijkt dan de werkelijkheid, dus zijn wij kwaad, maar dan nog beter af dan wie vannacht in de straten slaapt.

Voor politiecontroles en razzia’s volstaat een huidskleur, dus zijn wij kwaad.

Voor deporaties volstaat een vermoeden, dus zijn wij kwaad.

Wanneer we de mensenrechten inroepen, is dat vergeefs, zijn rechters zogezegd wereldvreemd, dus zijn wij kwaad.

Voor onversneden haat volstaat een onbegrepen religie, dus zijn wij kwaad.

Wanneer we rouwen, wordt gezegd dat we dansen, dus zijn wij kwaad.

Want net als toen herdenken we ook vandaag de slachtoffers van 22 maart. De dag waarop sommigen onder ons hun naasten verloren, hun telgen, levensgezellen, waarop we allemaal onze medeburgers verloren. De dag waarop de boomerang van nietsontziende geopolitiek en ongebreidelde militaire invasie – die op 20 maart 2003 in Irak van start ging – terug vloog, ramen en ruiten stuk sloeg, de Brusselse bodem daverde, en we de doden waarover we ons bogen hoorden vertellen over een veel ouder, veel groter verdriet, dat we door een haatzaaiend discours niet langer als het onze zien: hoe de macabere gil in de Zaventemse hallen hetzelfde klinkt als die van het dwalend kind in de straten van Damascus.

Zo is racisme is niet alleen een onderdeel en bestaansvoorwaarde van de war on terror – nodig om de vijand – ‘de barbaar’ – te verbeelden en te verdelen, te bewapenen én te bevechten. Het is er ook een gevolg van, als je kijkt naar de discriminerende aard of toepassing van antiterreurmaatregelen en de tendens om de vluchtelingenproblematiek als iets van daar te zien.

Maar het is niet alleen daar, het is ook hier: wij hebben een aandeel in het bloedvergiet, in het verderf overzees, maar herkennen het niet van zodra het oversteekt, sluiten de poorten van ons fort, de ogen, de oren, om het verdrinken niet te horen, zwemmen op onze reizen maar gaan niet meer tot de bodem, kopen nieuwe F16’s terwijl we Aylan Kurdi bannen uit ons geheugen; worden aangezet om niet de mens in de vluchteling te zien maar de sans papier die profiteert, onze vrouwen betast en net als de migrant en de islam de schuld krijgt van een falend beleid en de ongelijke verdeling van werk en geld: zie daar, de ideale bliksemafleider.

 

  1. Het recht op gelijke behandeling is juridisch verankerd, toch tonen talloze rapporten aan dat discriminatie welig tiert. Wij eisen: geen holle slogans, maar concrete maatregelen, zoals praktijktesten mét sancties op de arbeids- en woningmarkt.
  2. Wij eisen: een degelijke vluchtelingenopvang die de mensenrechten respecteert, zoals vastgelegd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en de Conventies van Geneve. Daarin is geen ruimte voor vluchtelingendeals met ondemocratische regimes. Leg de mensenrechten niet naast je neer wanneer het je niet uitkomt: dit is geen à la carte verhaal, maar all-in.
  3. Wij eisen: de afschaffing van het verbod op levensbeschouwelijke tekens: het hoofddoekenverbod is niet alleen een inperking van de godsdienstvrijheid, maar ook een belemmering voor de toegang van veel vrouwen tot werk en onderwijs.
  4. Wij eisen dat: de nieuwe vreemdelingenwet een halt wordt toegeroepen. Die wet maakt het mogelijk om mensen op basis van een vermoeden het land uit te zetten, zonder proces. Die ongelijke behandeling is een rechtstaat onwaardig.
  5. Wij eisen: dat paal en perk wordt gesteld aan etnische profilering, buitensporig geweld, en discriminerend gedrag door de politie. Politie, uw vriend? Voorlopig nog niet.
  6. Wij eisen: dekolonisering van de publieke ruimte en het onderwijs. Na de onafhankelijkheid van Congo heeft ons land te weinig aandacht geschonken aan gewetenswerk over de kolonisering en de gigantische schade die hiermee is aangericht. Die donkere bladzijde uit ons verleden: laat ons daar eens goed naar kijken.

Tot slot, voor al wie je straks vraagt, zou je niet wat minder kwaad zijn, wat meer lachen? Antwoord dan met de woorden van Maya Angelou:

“You should be angry. Use that anger, yes. You write it. You paint it. You dance it. You march it. You vote it. You do everything about it.



Over de auteur:

Yousra Benfquih is mensenrechtenjuriste en doctoraal onderzoekster aan de Universiteit Antwerpen (Recht & Ontwikkeling).