De mainstream islam heeft natuurlijk goede redenen om niet enthousiast te zijn over de salafisten.
Nu Europa steeds meer een kolonie van Duitsland wordt, is het interessant te zien hoe dat land met zijn 4,5 miljoen burgers met islamitische achtergrond omgaat. De islamconferentie in Berlijn verduidelijkte dat: die omgang is betuttelend, agressief en paranoïde.
Vakantie. Ik stopte een handboek Arabisch in mijn reistas, want sudoku’s zijn me te moeilijk, en een stapeltje essayistische boeken, bovenop ‘The New Religious Intolerance’ van Martha Nussbaum en de bundel ‘Grenzen aan tolerantie?’
Ik had al eens gesnuffeld in die bundel: achteraan zag ik islamofoob gedram van Wim van Rooy, vooraan las ik wijze woorden van Ludo Abicht, die de verlichtingswaarden als norm stelt en een Amerikaans-liberale visie op de vrije meningsuiting voorstaat: alles moet gezegd kunnen worden, met uitsluiting van oproepen tot geweld.
Ter bestemming zag ik Duitse kranten. Ze hadden het uitgebreid over de islamconferentie in Berlijn en over het salafisme. De vraag van het boek – hoe het zit met de grenzen van de tolerantie – leek me volop actueel. Terwijl de zeewind langs het raam gierde en de regen ertegen pletste, probeerde ik te begrijpen wat er in Duitsland nu weer aan de gang was.
De laatste kruisvaarder
Net voor de islamconferentie op donderdag 19 april verklaarde de parlementsfractieleider van de christen-democraten, Volker Kauder (CDU) aan een lokale krant: ‘De islam maakt geen deel uit van onze traditie en identiteit in Duitsland en hoort dus niet bij Duitsland.’ En tegelijk beweerde hij ‘Moslims horen wel degelijk tot Duitsland. Ze genieten uiteraard de volle rechten als staatsburger.’
De vorige Bondspresident, Christian Wulff, had zoals bekend het standpunt ingenomen dat de islam tot Duitsland behoort, een stellingname die op verzoening en integratie aanstuurde. Dat was dan weer een reactie op de doodverklaringen van integratie en multiculturalisme.
Het agressieve standpunt van Volker Kauder werd op spot en hoon onthaald: de SPD-fractieleider noemde hem ‘de laatste kruisvaarder van de CDU’, en de Frankfurter Rundschau zei dat hij geen Duits kent, hoewel hij de voorbije jaren altijd geëist heeft dat ‘buitenlanders’ goed Duits zouden leren. Hoe kan je immers zeggen dat moslims deel uitmaken van Duitsland, maar de islam niet?
De verantwoordelijke voor integratie van de federale regering, Maria Böhmer, distantieerde zich van de woorden van Kauder, haar partijgenoot.
Minister van kaping
De minister van binnenlandse zaken en veiligheid, Hans-Peter Friedrich van de zusterpartij CSU van de CDU, zit in dezelfde hoek als Kauder. Hij was zijn ambtstermijn ook begonnen met de uitspraak dat de islam niet tot de Duitse traditie behoort. Op de islamconferentie wilde hij geen commentaar geven op Kauders woorden. Maar hij probeerde met succes de agenda van de conferentie om te buigen. ‘Islamconferentie distantieert zich van salafisten’, titelde de website van de federale regering.
De mainstream islam heeft natuurlijk goede redenen om niet enthousiast te zijn over de salafisten. Ten eerste pretenderen die de ware islam te vertegenwoordigen, en zien ze andere stromingen als dwalingen. Ten tweede hebben ze een negatief imago als ‘radicaal’: afwijzend tegenover het democratische staatsbestel en met affiniteit tot geweld. En ten derde vormen ze met hun gratis koranactie ernstige concurrentie op de religieuze markt. Ondanks hun bescheiden aantal kregen ze de voorbije weken immers een enorme media-aandacht.
Toch lijkt de manier waarop de minister de agenda en het zwaartepunt van de conferentie heeft omgebogen op een kaping. Salafisme stond niet op de agenda, en de deelnemers waren het ook niet in alle opzichten eens met de visie van Friedrich. Die formuleerde op het einde in zijn eentje conclusies, en niet samen met woordvoerders van de islam, zoals gebruikelijk.
Mannen aan de macht
De islamconferentie zelf heeft geen goede naam meer. Ze is ooit goed gestart, maar nu wordt ze beschreven als een lastige, verplichte oefening is, en eigenlijk op sterven na dood. Ze is alleen nog maar folklore, zegt een ex-lid, Mely Kiyak in de Frankfurter Rundschau van 20 april. Zij vindt dat de conferentie geen rendement heeft, maar wel stereotypen in stand houdt. Neem nu het thema van de rolpatronen in het moslimmilieu, een hoofdthema van de jongste aflevering. Alle vertegenwoordigers van de religieuze gemeenschappen zijn mannen!
Minister Friedrich, zegt Kiyak, behoort tot een partij die de vrouwen met een kinderzorgpremie aan de haard wil binden, terwijl ondertussen verwacht wordt dat de moslima’s zich emanciperen. En altijd weer moet er over het stereotype idee van de meppende moslimman gediscussieerd worden. Terwijl het racisme niet aan bod komt.
De islamologe Armina Omerika nam net voor het begin van de islamconferentie ontslag. Ze had eerder al aanvaringen gehad met minister Friedrich, na diens uitspraak over de islam die niet tot Duitsland behoort. Ze had hem verzocht dat terug te nemen, maar dat had de minister geweigerd.
De druppel die de emmer deed overlopen was in dit geval een incident over een recent rapport over attitudes van moslims in Duitsland. Een gedifferentieerd onderzoek, dat door het boulevardblad Bild sensationeel vereenvoudigd werd: ‘Studie bewijst: Een moslim op vijf in Duitsland wil zich niet integreren’.
In het ZDF-journaal werd aan minister Friedrich gevraagd hoe Bild aan dat rapport geraakt was, nog voor het officieel verspreid werd? De minister antwoordde: ‘Ja, dat weet ik niet, moet u aan Bild vragen, waar ze dat vandaan hebben. Van mij niet.’ In het parlement verklaarde de staatssecretaris voor binnenlandse zaken: ‘Er is op geen enkele wijze een overhandiging van deze studie door het Ministerie van Binnenlandse Zaken aan de media geweest.’
Maar uiteindelijk bleek dat de persdienst van het ministerie al voor de publicatie van de studie een exemplaar aan Bild bezorgd had, zogenaamd om een interview met de minister voor te bereiden.
Sevim Dagdelen van de partij Die Linke die via een parlementaire vraag de juiste toedracht aan het licht bracht, noemde Friedrich een ‘leugenminister’.
Bild verzorgt de beeldvorming van de islam ook door filmpjes over lynchpartijen en stenigingen door moslims online ter beschikking te stellen. Die ‘shock-video’s’ spreken meteen ook het sadistisch voyeurisme van het publiek aan.
Minister slecht geïntegreerd
Armina Omerika kant zich tegen de inconsequente houding van de regering: ‘Van de ene kant worden de fundamentalistische salafisten terecht bekritiseerd. Tegelijk noemt de minister van binnenlandse zaken Saoedi-Arabië, dat het salafisme wereldwijd ondersteunt, een belangrijke strategische veiligheidspartner van Duitsland en rechtvaardigt daarmee de levering van tanks aan een staat die bekend staat om zijn schendingen van de mensenrechten.’
De Tageszeitung bracht Omerika’s ontslag onder de titel ‘Friedrich slecht geïntegreerd’, en sloeg daarmee de spijker op de kop. Is de minister (en is Merkels CDU) eigenlijk wel geïntegreerd in het multiculturele Duitsland met zijn 4,5 miljoen inwoners met moslimachtergrond? Of überhaupt integreerbaar?
Moslimparanoia
Andere punten van kritiek op de islamconferentie zijn dat de staat eenzijdig bepaalt wie er mag meedoen, waarover gepraat wordt en wie subsidies krijgt. Dit soort staatsbemoeienis met de godsdienst staat haaks op het idee van de scheiding van kerk en staat.
Het ergst daarbij is misschien wel dat de staat geobsedeerd is door het thema veiligheid. Daarmee is dan niet bedoeld: beveiliging van moslims tegen agressie, inclusief moord. Maar wel de islam als veiligheidsrisico, zeg maar als broeihaard voor terrorisme. ‘Chronische moslimparanoia’ noemt commentator Yasin Bas dat.
Hij legt uit: ‘Bovendien wijst veel erop dat uit de islamconferentie een soort veiligheidsconferentie geworden is, wat zich dan ook in juni 2011 met het bijeenroepen van een “preventietop” aftekende. Daar werd besloten zogeheten “preventiepartnerships met mosliminstellingen” op te richten, die ook tot het niveau van de bondslanden en de gemeenten zouden worden uitgebreid.’
Deze samenwerking van veiligheidsdiensten met alle mogelijke instellingen die zich met moslims bezighouden, resulteert in ‘een totale controle van de publieke en de privésfeer”, vindt Bas.
De hetze die door CDU- en CSU-politici is opgestart tegen de salafisten, nadat die al zowat een half jaar lang zonder problemen gratis korans verspreidden, heeft vermoedelijk electorale achtergronden. In Nordrhein-Westfalen, waar de salafisten heel actief zijn, zijn immers verkiezingen op komst. Het aanwakkeren van de moslimparanoia door van de salafisten een groot probleem te maken, is een manier om rechtse reflexen bij de niet-moslimbevolking te creëren. Maar tegelijk is de aanval op de salafisten ook een handig voorwendsel om de ideologische controle op alle moslims op te voeren.
Discussie over geweld
En de salafisten zelf? Als zij de wet zouden overtreden, is de zaak eenvoudig: daartegen kan en moet dan met wettelijke middelen worden opgetreden. Er was een procedure wegens ‘hate speech’ opgestart tegen de verantwoordelijke van de gratis koranactie, Ibrahim Abou-Nagie, maar die zaak is geseponeerd. Een intimiderende video uit het salafistische milieu waarin journalisten die kritiek op de koranactie uitten, werden aangepakt, is voorwerp van een gerechtelijk onderzoek.
Die video is van het internet verdwenen. Er is nog wel een kopie (met onherkenbaar gemaakte persoonsgegevens) te bekijken. De scheldwoorden ‘apen’ en ‘varkens’ worden erin gebruikt en enkele journalisten die persoonlijke gegevens van salafisten in de media gebracht hebben, worden op dezelfde manier behandeld. Ook van anderen die zo te werk gaan, zullen de data openbaar gemaakt worden, zegt de videostem. ‘Dat is geen dreiging, dat is een waarschuwing in vreedzame zin aan jou.’
Inmiddels heeft die video een antwoord gekregen, dat uit anti-islamitische hoek lijkt te komen. (Maar er is ook al geopperd dat hij fake zou kunnen zijn, en door moslims zou kunnen zijn gemaakt.) Die zou qua intimidatie agressiever zijn, volgens de media toont hij een bebloed mes en spreekt van een bezoekje aan een met name genoemde salafist, wiens adres wordt meegedeeld.
Zijn de salafisten gewelddadig? De voorzitter van het Bundesamt für Verfassungsschutz, Heinz Fromm zei vorig jaar: "Niet elke salafist is een terrorist, maar haast alle terroristen die we kennen hadden contact met salafisten of zijn salafisten." Een uitspraak die minister Friedrich op de islamconferentie herhaalde. De meeste salafisten doen dus niets onwettigs, maar ze hebben ‘verkeerde’ ideeën of ‘verkeerde’ connecties.
Dissidente burgers pesten
Vanuit die vaststelling voert de overheid (lees: de staatsveiligheidsdiensten) een pestactie tegen de salafisten. Die klagen erover dat ze, door interventies van de overheid, niet meer mogen preken in de moskeeën, dat ze geen zalen meer kunnen huren, en dat ze geen toestemming krijgen voor manifestaties.
Hier zijn het de veiligheidsdiensten zelf die de democratie uithollen, want dergelijk pestgedrag tegen burgers kan natuurlijk niet in een democratie. Tegen wetsovertreding kan worden opgetreden, maar op grond van vage associaties en verdenkingen mensen gaan hinderen in hun activiteiten is totaal ongepast.
Tegenover de stelling van minister Friedrich dat de salafisten geen religie vertegenwoordigen, maar een ideologie, stelt een journalist van de Frankfurter Rundschau: ‘Voor salafisten moeten in een rechtsstaat dezelfde rechten gelden als voor andere religieuze groeperingen. Ook dezelfde beperkingen.’
Daar ben ik dan weer bij de vrijheid van meningsuiting en van godsdienst. In een democratie moet het toegestaan zijn kritiek te hebben op de democratie zelf en zelfs andere staatsmodellen voor te staan. Alleen oproepen tot geweld of stappen in die richting moeten kordaat worden gestopt. Maar dat mensen dromen van het kalifaat of de parlementaire democratie verwerpen, brengt de democratie geen schade toe. De klik- en peststaat die Duitsland aan het worden is, doet dat wel.
Martha C. Nussbaum, The New Religious Intolerance, Overcoming the Politics of Fear in an Anxious Age, Cambridge Mass. en Londen, 2012
Frank Fleerackers en Hans Verboven (red.), Grenzen aan tolerantie? Anatomie van de open samenleving, Kalmthout, 2011