Pioniers van het antiracisme: naar een nieuwe geschiedenis

Voor antiracismeactivisten in België is het belangrijk om te weten wie hen voorging in de strijd. Racistische machtsstructuren hebben echter gezorgd voor een gebrekkige en vooral selectieve geschiedschrijving. Daardoor werd de voortrekkersrol van mensen met een migratieachtergrond onzichtbaar gemaakt. In een panelgesprek bij antiracismeorganisatie Kif Kif in maart 2024 deelden onderzoekers inzichten over de bijdrage van die voortrekkers en spraken verschillende generaties activisten over hun antiracistische werk, de pioniers die hen inspireerden en het belang van het ‘ontzwijgen’ van die geschiedenis. 

‘Overal rondom ons klonk het de afgelopen jaren dat er een nieuwe golf van antiracisme zou zijn’, vertelt onderzoeker Ilke Adam van het Brussels Interdisciplinary Research Centre on Migration and Minorities (BIRMM, VUB) aan het begin van de gespreksavond. Antropoloog Philomena Essed schreef over een tweede golf, Mitchell Esajas van The Black Archives in Nederland sprak over een derde golf. In Frankrijk had men het over antiracisme 2.0. ‘Dat riep de vraag op: Als dit een nieuwe golf is, wat was dan het oude antiracisme? Toen we daarover begonnen na te denken, bleek dat die geschiedenis in België nog niet geschreven is.’ 

Samen met politicoloog Fatima Zibouh en sociaal antropoloog Bambi Ceuppens begon Adam in 2022 daarop met het onderzoeksproject ‘Pioniers van het antiracisme in België’. Het doel: jonge antiracismeactivisten beter informeren over de mensen die hen in België voorgingen en het brede publiek laten zien dat geracialiseerde mensen en zelforganisaties van begin af aan voorop liepen in de antiracistische strijd. ‘Veel jongeren die vandaag strijden tegen racisme hebben Afro-Amerikaanse voorbeelden, maar het is ook goed om de lokale geschiedenis te kennen’, licht Adam toe. ‘De modale Vlaming denkt bij de geschiedenis van antiracisme dan weer vaak aan onder meer de betogingen en campagnes van Hand in Hand en de strijd tegen extreemrechts. Dat die bekendere beweging werd voorafgegaan door een lange, moeizame en vooral verzwegen strijd van zelforganisaties in België is minder gekend.’ 

Tijdens hun onderzoek over die strijd kwamen Adam, Ceuppens en Zibouh tot drie belangrijke vaststellingen. Ten eerste, mensen van kleur namen van begin af aan de leiding in het antiracisme in België. Dat leiderschap is dus niet nieuw, maar wel onzichtbaar gemaakt in de geschiedschrijving. Ten tweede lag de focus van het antiracistische activisme reeds in de begindagen op structureel en institutioneel racisme. Zo werd de strijd tegen onder meer racisme in het onderwijs, discriminatie op de arbeidsmarkt en politiegeweld in de periode 1950-2000 al volop gevoerd. Ten derde was het dekoloniale perspectief ook toen al aanwezig in de Belgische antiracismebeweging. 

Racisme op de agenda

Hoe komt het dat de rol van mensen van kleur en zelforganisaties in de Belgische antiracismegeschiedenis zo onderbelicht is gebleven? Volgens Stijn Carpentier, onderzoeker aan KADOC-KU Leuven, heeft dat onder meer te maken met het feit dat de problemen die ze aan de kaak stelden, door invloedrijke, gevestigde middenveldorganisaties in Vlaanderen en Brussel nauwelijks werden opgevolgd. Hij doet onderzoek naar de connecties tussen dat middenveld en de Marokkaanse en Turkse gemeenschappen die tussen 1960 en 1990 via arbeidsmigratie naar België kwamen. 

Hoewel er vanuit vakbonden, de katholieke kerk, maar ook culturele en politieke organisaties een zekere solidariteit bestond met de uitgebuite en onderdrukte gastarbeiders én hoewel ze ook erkenden dat er in de Belgische samenleving ‘negatieve sentimenten’ bestonden tegenover mensen met een migratieachtergrond, beschouwden ze dat niet als een gevolg van racisme. In plaats daarvan bekeken ze de maatschappelijke uitsluiting enkel vanuit een sociaaleconomisch perspectief: de Belgische bevolking zou een probleem hebben met migranten omdat zij – tegen slechtere arbeidsvoorwaarden – hun jobs ‘inpikten’. 

‘In de solidariteitsacties die vanuit het middenveld werden georganiseerd, bijvoorbeeld tijdens de mijnstakingen aan het begin van de jaren 1970, lag de focus op het idee dat arbeidsmigratie een slavernijsysteem was. Belgische organisaties toonden hun solidariteit door dat socio-economische systeem in vraag te stellen’, vertelt Carpentier. ‘Het dominante discours was dus dat Marokkaanse en Turkse gastarbeiders economisch en sociaal in de val waren gelokt. Maar wat ontbrak er telkens in dat discours? Het idee dat discriminatie ook op basis van ras of afkomst kon gebeuren.’ 

Nochtans wisten de middenveldorganisaties wel degelijk wat racisme was, blijkt uit het onderzoek van Carpentier. Hij analyseerde circa vijfhonderd edities van Kerk en Leven uit de periode 1964-1974 en zocht uit op welke manier begrippen als ‘racisme’, ‘vreemdelingenhaat’ en ‘xenofobie’ gebruikt werden. Daaruit blijkt dat racisme werd gezien als een probleem dat zich in andere landen afspeelde: in de Verenigde Staten, onder het apartheidsregime in Zuid-Afrika, in koloniale regimes – maar niet als iets dat in België voorkwam. Hier werd het maatschappelijke probleem gekaderd als xenofobie, als een negatief sentiment ten opzichte van vreemdelingen die, volgens de tegenstanders, ‘onze’ economie verstoorden, slecht gehuisvest waren en steden onveilig maakten.

‘Het besef dat racisme een sociaal probleem op zich is, groeide maar heel traag in België. Het waren uiteindelijk de zelforganisaties die dat inzicht bij de grote middenveldorganisaties ingang deden vinden.'

‘Het besef dat racisme een sociaal probleem op zich is, groeide maar heel traag in België. Het waren uiteindelijk de zelforganisaties die dat inzicht bij de grote middenveldorganisaties ingang deden vinden. De voormalige gastarbeiders, die zich eind jaren 1970 en begin jaren 1980 volop aan het verenigen waren, klommen bijvoorbeeld op binnen de vakbonden, verzetten zich daar tegen het racisme en vroegen om solidariteit met hun strijd.’

Dat emancipatieproces duurde tot het einde van de jaren 1980. ‘Het was een verhaal van duwen en trekken, van afstoting, van kleine successen, maar ook van grote mislukkingen, omdat de openheid bij de middenveldorganisaties eerder beperkt was.’ Zwarte Zondag, 24 november 1991, lijkt een keerpunt. ‘In de nasleep ervan werd Hand in Hand opgericht, bouwden vakbonden meer en meer een werking rond antiracisme uit en ook de kerk ging mee in het verhaal. Voor een groot deel – en dat vond nog niet zijn weg naar de geschiedenisboeken – is dat de verdienste van de zelforganisaties en hun voorbereidende werk in het Vlaamse middenveld in de jaren 1980’, concludeert Carpentier.

Strijden om erkenning

Ayşe Işçi, gepensioneerd leerkracht en vanaf de oprichting in 1981 betrokken bij de Democratische Culturele Volksvereniging (Demokratik Halk Kültür Dernegi of DHKD), die onder meer opkomt voor de rechten van Turkse Gentenaars, ondervond die strijd om erkenning van zelforganisaties aan den lijve. ‘Antiracisme was het eerste artikel in onze statuten. Emancipatie, maar ook de participatie van migranten in verschillende structurele organen was voor ons heel belangrijk.’ Als zelforganisatie vocht DHKD zowel tegen racisme als voor erkenning door de overheid en het middenveld. ‘Als er bijvoorbeeld een subsidie was waarvoor we in aanmerking kwamen, moesten we ons veel meer bewijzen dan de “Vlaamse” organisaties.’

Ook Suzanne Monkasa, medeoprichter van de Belgische afdeling van de Raad van de Afrikaanse Gemeenschappen in Europa en actief bij het Platform van Vrouwen van de Congolese Diaspora in België, stootte op institutionele drempels bij haar antiracistische werk. Maar door hun volharding wisten Monkasa en haar collega’s de weerstand tegen hun lobbywerk ook om te zetten in iets positiefs. ‘Na de Europese top in Tampere in 1999, waar de ministers van verschillende lidstaten afspraken maakten over gelijke toegang tot de arbeidsmarkt voor migranten, zijn wij gaan lobbyen bij de verschillende regio’s in België. Een Vlaams minister gaf op een gegeven moment aan: “Ik ben moe van al jullie gereclameer. Jullie hebben het altijd maar over jullie organisaties, maar waar zijn die organisaties? Hoeveel mensen vertegenwoordigen jullie eigenlijk?”’ Maar de minister stelde wel een budget ter beschikking en gaf zes maanden de tijd om een overkoepelende structuur op poten te zetten en zo over een aanspreekpunt te beschikken. ‘Ik heb toen een stuurgroep opgericht met mensen uit verschillende landen van herkomst, zoals Congo, Turkije, Italië en Marokko.’ Die vormde een van de bouwstenen die uiteindelijk leidden tot de oprichting van het Minderhedenforum.

‘Door en voor ons’

Dat er ook nu veel weerstand is tegen antiracistisch activisme, ondervindt de huidige generatie activisten. Eric Cyuzuzo is actief binnen Black History Month en is medeoprichter van Som•m•e Of Us, een Brussels collectief van zwarte culturele curatoren en community space organizers. Eerder dan binnen de gevestigde instituties een plaats op te eisen, kiezen ze ervoor om een eigen, nieuwe plek te creëren. ‘Die keuze heeft te maken met ons parcours’, vertelt Cyuzuzo. 

‘Twee van de drie oprichters van Som•m•e Of Us, Bettina Guigui en ikzelf, ontmoetten elkaar in juni 2020, toen we deel uitmaakten van een groep die min of meer noodgedwongen de Black Lives Matter-supportprotesten overnamen. Er zaten bijna geen zwarte organisaties in het bestuur en we moesten de protesten echt meer grassroots maken en er bijvoorbeeld voor zorgen dat ook mensen zonder papieren en sekswerkers vertegenwoordigd waren. Het was ook belangrijk dat de eisen beter afgestemd werden op wat zwarte mensen onmiddellijk nodig hadden. De nadruk moest niet liggen op standbeelden, we hadden papieren, veiligheid en de afschaffing van racistische systemen nodig.’

‘We zijn natuurlijk dankbaar voor de weg die activisten voor ons hebben afgelegd, maar we willen zelf niet op die manier werken. We zochten naar manieren om naast grote manifestaties ook kleinere evenementen te organiseren die echt voor ons zijn, waar we over onszelf kunnen praten en waar we al die discussies niet meer zo hoeven te voeren.’

Het viel Cyuzuzo op dat veel van de collectieven die toen bij de protesten betrokken waren, een bepaald niveau van institutionalisering wensten te bereiken. ‘We zijn natuurlijk dankbaar voor de weg die activisten voor ons hebben afgelegd, maar we willen zelf niet op die manier werken. We zochten naar manieren om naast grote manifestaties ook kleinere evenementen te organiseren die echt voor ons zijn, waar we over onszelf kunnen praten en waar we al die discussies niet meer zo hoeven te voeren.’

Cyuzuzo vertelt dat het antiracisme van Som•m•e Of Us zich nu voornamelijk richt op de strijd tegen de effecten van racisme, in plaats van het racistische systeem zelf. ‘We organiseren feesten voor zwarte queer mensen, gemeenschappelijke maaltijden waar we onze eigen levens bespreken, bijeenkomsten over female genital mutilation binnen onze gemeenschappen… Kortom, day-to-day-activiteiten met plaats voor getuigenissen. En echt door en voor ons. Het is een vorm van antiracisme die op onszelf is gefocust en niet op “hoe maken we de hele wereld minder racistisch?”’

Politiserend werken

Francesco Muroni is jeugdopbouwwerker en vakbondsafgevaardigde bij vzw Uit de Marge. Daarnaast is hij als activist actief op het snijvlak van de klimaat- en de sociale strijd en is hij nauw betrokken bij de Italiaanse gemeenschap in Genk. ‘Het eerste wat ik deed toen ik bij Uit de Marge ging werken, was nagaan wie mijn bondgenoten en die van mijn jongeren zijn en onderzoeken hoe ik de problemen die ik zie, op de politieke agenda kan krijgen. En als dat niet lukt: hoe kunnen we de beleidsmakers uit hun comfortzone halen met acties of politiserend werk?’

Muroni stelt echter vast dat het vinden van bondgenoten in de antiracistische strijd steeds moeilijker wordt. De opkomst en normalisering van extreemrechts in België spelen daarin een rol, maar ook de invloed van het fascisme in Italië. ‘Sommige mensen en organisaties binnen de Italiaanse gemeenschap in Vlaanderen plaatsen zich de laatste tijd meer op de achtergrond, zeker sinds de aanstelling van Giorgia Meloni als premier van Italië. Haar tentakels reiken tot bij bepaalde verenigingen in België die rechtstreeks middelen krijgen vanuit Italië. Daar kwam ik achter toen we na haar verkiezingsoverwinning een protestactie organiseerden in Genk. Bepaalde organisaties durfden geen positie innemen tegen het fascisme uit angst middelen te verliezen.’

‘Tegelijkertijd dragen we ook een koloniaal verleden met ons mee in Italië. De bewustwording daarvan moet nog groeien, zeker bij de oude generatie. Dus ook binnen onze gemeenschap is er nog veel werk. Dit alles kost enorm veel tijd en energie’, besluit Muroni.

Archieven en macht 

Hoe zorgen we ervoor dat die doorleefde kennis en ervaringen van antiracismeactivisten levend en beschikbaar blijven voor volgende generaties? In 2021 had Black History Month archivering als thema, vertelt Eric Cyuzuzo. ‘We hebben toen een evenement georganiseerd samen met Black Achievement Month en beseften al snel dat zelfs binnen de zwarte archiveringsprojecten niet alle groepen voldoende zichtbaar zijn. Het gaat altijd om de eerste zwarte persoon binnen de witte instellingen: de eerste zwarte persoon op de universiteit, de eerste zwarte man die dit of dat deed. Binnen die projecten is er mede daardoor een onevenwicht wat betreft bijvoorbeeld klasse, gender en seksuele oriëntatie.’

Dat is de reden waarom Som•m•e of Us bewust bezig is met het documenteren van de eigen activiteiten. ‘Wanneer we bijvoorbeeld een zwart queer feest organiseren, vragen we iedereen of we foto’s mogen nemen. Omdat we nergens historische foto’s van dergelijke feesten vinden, zijn we immers in onze beleving de eerste generatie die zoiets organiseert. Onze bedoeling is dat zwarte queer jongeren die in de toekomst iets met nightlife willen doen, niet moeten denken dat ze van nul af aan moeten beginnen.’

Suzanne Monkasa geeft aan dat zij ervaringen vaker mondeling deelt met de nieuwe generatie. ‘We doen dat bijvoorbeeld tijdens een evenement als Grand-père raconte, dus grootvader – of grootmoeder – vertelt. We brengen dan kinderen samen en vertellen wat hier en nu belangrijk is, maar ook hoe dat vroeger was. Maar schriftelijk doen wij dat dus minder.’

‘Wij komen van culturen die heel mondeling zijn. Orale cultuur is belangrijk en ik denk dat wij daarbij ook onze eigen vorm van archiveren naar voren mogen schuiven. We moeten een eigen narratief creëren over hoe, wat en wie we archiveren.’

Politiek wetenschapper Latifah Abdou, moderator van de gespreksavond, pikt daarop in en stelt dat het daarom belangrijk is om de vorm van archiveren in vraag te stellen. Zelf deed ze onderzoek naar de politiek van archivering en schreef ze een masterscriptie getiteld WHERE ARE THE BLACK WOMEN? NOT IN THE ARCHIVES: The politics of archiving and recentering the narratives of Black women. ‘Wanneer we zeggen dat archiveren per definitie gaat om het geschreven woord, zetten we een koloniale mindset verder, waarbij kennis schriftelijk is’, legt Abdou uit. ‘Wij komen van culturen die heel mondeling zijn. Orale cultuur is belangrijk en ik denk dat wij daarbij ook onze eigen vorm van archiveren naar voren mogen schuiven. We moeten een eigen narratief creëren over hoe, wat en wie we archiveren.’

Francesco Muroni benadrukt de verantwoordelijkheid van het onderwijs bij het overbrengen van kennis over de geschiedenis van het antiracisme en het kolonialisme. ‘Helaas heb ik over het algemeen het gevoel dat ons onderwijs daarin faalt.’ Ook Ayşe Işçi wijst op de taak van (hoge)scholen en universiteiten: ‘Ik denk dat het belangrijk is dat academici zich bewust worden van de rol die migrantenorganisaties en -activisten hebben gespeeld binnen de maatschappelijke bewegingen.’ Maar, voegt Işçi toe, ‘ik ben er ook van overtuigd dat het aan archiefinstellingen is om de migranten te benaderen. Niet om hen eens ergens in de marge te vermelden, maar om hen oprecht te vragen wat er allemaal gebeurd is. Soms lees je wel eens iets over de rol van migranten, maar dat is allemaal zo fragmentarisch. En dat doet me pijn… want er schuilde eigenlijk een hele beweging, een groot werk achter.’

Het panelgesprek over antiracisme en het belang van archivering, waarvan deze bijdrage een weerslag biedt, vond plaats op 14 maart 2024. Het kaderde binnen het BIRMM-onderzoeksproject ‘Pioniers van het antiracisme in België’ en werd mee georganiseerd door Kif Kif, Amsab-ISG en KADOC-KU Leuven.

Dit artikel verscheen eerder in Koorts, het erfgoedmagazine van KADOC-KU Leuven.
Foto's: © Stef Arends

Ook interessant: bij KADOC-KU Leuven loopt momenteel de expo Fragmentations. Recomposing archives / challenging perceptions van Kif Kif contributor Farida Zaouad, nog te bezichtigen tot en met 9 februari 2025.



Over de auteur:

Stef Arends is eindredacteur bij Kif Kif. Eerder werkte hij drie jaar als journalist bij de vaste redactie van de onderzoekswebsite Apache.be. Hij wil met zijn journalistieke werk opkomen voor mensenrechten en een gelijke samenleving. Stef is te bereiken via [email protected] en +31646950236.