Ik ben van Congolees-Belgische afkomst. Hoewel ik in België ben geboren en getogen, heb ik niet altijd een gevoel van erbij te horen ervaren. Dit gebrek voelde ik vooral tijdens mijn schooljaren, meer bepaald in het hoger onderwijs. Witte medestudenten spraken mij vaak in het Engels aan en gaven me complimenten over ‘hoe goed en mooi mijn Nederlands is’. Ik kreeg te maken met stereotiepe beeldvorming van zwarte mensen en racistisch taalgebruik door zowel medestudenten als professoren.
Ik had het gevoel dat ik, of zwarte mensen als groep, anders werden behandeld op basis van ras, etniciteit of huidskleur, maar ik vond het moeilijk om deze ervaringen te benoemen. Want wat is er mis met een compliment over mijn Nederlands? De persoon bedoelde het goed, toch? En wat is er erg aan een professor die het n-woord gebruikt, zolang het niet op mij gericht is? De professor gaf toch aan niet te weten dat het een racistische belediging was? Ik worstelde met het plaatsen van deze ervaringen vanwege hun subtiele en minimaliserende aard, maar de impact was duidelijk: ik voelde dat ik er niet altijd bij hoorde.
Internationale literatuur toont aan dat studenten van Afrikaanse afkomst de etnisch-culturele minderheidsgroep vormen die het vaakst geconfronteerd wordt met raciale microagressies. Toch is er weinig bekend over de impact van raciale microagressies op deze groep studenten binnen Vlaamse hogeronderwijsinstellingen.
Tijdens een van mijn literatuurstudies over racisme en discriminatie stuitte ik op het concept ‘raciale microagressies’. Internationale literatuur toont aan dat studenten van Afrikaanse afkomst de etnisch-culturele minderheidsgroep vormen die het vaakst geconfronteerd wordt met raciale microagressies. Toch is er weinig bekend over de impact van raciale microagressies op deze groep studenten binnen Vlaamse hogeronderwijsinstellingen. Gezien het aandeel mensen van Sub-Sahara Afrikaanse afkomst in zowel de Belgische bevolking als het Vlaamse hoger onderwijs, vond ik het van belang om te onderzoeken of andere studenten met een Sub-Sahara Afrikaanse afkomst soortgelijke ervaringen hebben en hoe zij daarmee omgaan. Om dit te onderzoeken, voerde ik interviews uit.
Raciale microagressies zorgen voor negatieve gevoelens
De resultaten van mijn onderzoek suggereren dat raciale microagressies, meer bepaald micro-beledigingen en micro-invalidaties, vaak voorkomen in het hoger onderwijs. Hierbij kwamen respectievelijk de subcategorieën ‘behandeld worden als tweederangsburger’ en ‘raciale microagressies in de omgeving’ het meest voor. Een voorbeeld van ‘behandeld worden als tweederangsburger’ was de verbazing van anderen over het feit dat een student een bepaalde opleiding (van hoge status) volgde. Een voorbeeld van ‘raciale microagressies in de omgeving’ was een totaal gebrek aan of slechts een kort overzicht van diverse en inclusieve thema’s in het onderwijsmateriaal, evenals de ondervertegenwoordiging van mensen van kleur binnen het hoger onderwijs. De raciale microagressies werden gesteld door zowel onderwijspersoneel als medestudenten en kwamen zowel individueel als in groepsverband voor.
De bevindingen geven verder aan dat raciale microagressies zorgen voor verschillende negatieve gevoelens, zoals ontgoocheling, verontwaardiging, frustratie en emotionele vermoeidheid. De participanten gingen op verschillende manieren om met raciale microagressies, zoals het streven naar diversiteit en inclusie, beroep doen op sociale steun, raciale microagressies aankaarten, vermijding en de drang om het tegendeel te bewijzen.
Daarnaast werd vastgesteld dat raciale microagressies ook voorkomen in andere schoolperiodes (zowel in het kleuteronderwijs, basis- als secundair onderwijs) en in verschillende contexten (zoals studentenjobs, sportverenigingen, op straat of bij het uitgaan). Bovendien kunnen raciale microagressies intersectioneel zijn. Participanten gaven soms aan niet met zekerheid te kunnen zeggen dat ze raciale microagressies hadden meegemaakt, omdat ze in die situaties het gevoel hadden dat mogelijk andere deelidentiteiten, zoals seksuele geaardheid, gender, leeftijd en sociale klasse, een rol speelden.
Behoefte aan interventies in het hoger onderwijs
Uit deze bevindingen kan worden geconcludeerd dat de psychosociale impact van raciale microagressies groter kan zijn dan de term ‘raciale microagressies’ zelf suggereert. De bevindingen wijzen ook op de behoefte aan interventies binnen het hoger onderwijs, zoals een aanmeldingspunt voor incidenten of het bevorderen van diversiteit en inclusie in het onderwijsmateriaal en in het onderwijsteam, die kunnen bijdragen aan het verminderen van raciale microagressies en het verbeteren van het algemene welzijn en de academische prestaties van de studenten.
Wie graag inzage heeft in de masterproef 'De psychosociale beleving van raciale microagressies door studenten uit het Vlaamse hoger onderwijs met een Sub-Sahara Afrikaanse afkomst’ kan contact opnemen met Tania Nyanguile.
Over de auteur:
Tania Nyanguile is afgestudeerd als klinisch psycholoog aan de Vrije Universiteit Brussel (VUB). Naast haar academische achtergrond richt ze zich op het bespreekbaar maken van taboes en maatschappelijke kwesties, en ze doet dit via haar podcast Vulnera.